In De C-Klasse Chords by Vader Abraham
Tempo:
86.5 bpm
Chords used:
A
D
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[D] [A]
[E] [A]
Als je oud bent, moet je in een heel groot huis, want je kinderen [D] die willen je [A] niet thuis.
Je [D] bent arm, daarom zit je in [A] klasse C.
Aan de voorkant is [E] klas A, daar [A] tel je mee.
Je krijgt een knariepiet en zondags een sigaar, en de kapper knipt in [D] één minuut je [A] haar.
Je kijkt [D] naar buiten en je ziet niet eens [A] de zon, want er staat een grote [E] vlak van [A] grijs beton.
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, maar [A] de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien.
Eén keer in de week dan lees je een mooi boek, met grote letters, [D] want je leesbril [A] is weer zoek.
[D] En dan zit je eenzaam met je [A] stilverdriet, hardop te denken aan wat jij eens achterliep.
Zondags komen kleine kinderen op school, en ze vragen opa, jij gaat toch niet dood?
[D] Ik verberg dan mijn gezicht in [A] krullend haar, van mijn kleinkind, en ik denk nog een paar jaar.
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
Als ik s'nacht soms wakker word van het kabaal, ja dat kan we zijn met veertig op een zaal.
En ik [D] staar dan naar het [A] donkerbruin plafond, vraag ik me af waarom mijn leven ooit begon.
Aan mijn handen zit het eeld nog van mijn jeugd, want het harde werken [D] dat was toch [A] een deugd.
[D] Arbeidadeld zei mijn [A] vader, die was wijs, waarom zit ik hier dan eenzaam, oud en grijs?
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
[D] In de C-klasse mag je [A] wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien.
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen.
[D]
[E] [A]
Als je oud bent, moet je in een heel groot huis, want je kinderen [D] die willen je [A] niet thuis.
Je [D] bent arm, daarom zit je in [A] klasse C.
Aan de voorkant is [E] klas A, daar [A] tel je mee.
Je krijgt een knariepiet en zondags een sigaar, en de kapper knipt in [D] één minuut je [A] haar.
Je kijkt [D] naar buiten en je ziet niet eens [A] de zon, want er staat een grote [E] vlak van [A] grijs beton.
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, maar [A] de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien.
Eén keer in de week dan lees je een mooi boek, met grote letters, [D] want je leesbril [A] is weer zoek.
[D] En dan zit je eenzaam met je [A] stilverdriet, hardop te denken aan wat jij eens achterliep.
Zondags komen kleine kinderen op school, en ze vragen opa, jij gaat toch niet dood?
[D] Ik verberg dan mijn gezicht in [A] krullend haar, van mijn kleinkind, en ik denk nog een paar jaar.
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
Als ik s'nacht soms wakker word van het kabaal, ja dat kan we zijn met veertig op een zaal.
En ik [D] staar dan naar het [A] donkerbruin plafond, vraag ik me af waarom mijn leven ooit begon.
Aan mijn handen zit het eeld nog van mijn jeugd, want het harde werken [D] dat was toch [A] een deugd.
[D] Arbeidadeld zei mijn [A] vader, die was wijs, waarom zit ik hier dan eenzaam, oud en grijs?
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
[D] In de C-klasse mag je [A] wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien.
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen.
[D]
Key:
A
D
E
A
D
E
A
D
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [D] _ _ _ _ [A] _ _ _
_ [E] _ _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ Als je oud bent, moet je in een heel groot huis, want je kinderen [D] die willen je [A] niet thuis.
Je [D] bent arm, daarom zit je in [A] klasse C.
Aan de voorkant is [E] klas A, daar [A] tel je mee.
Je _ _ _ krijgt een knariepiet en zondags een sigaar, en de kapper knipt in [D] één minuut je [A] haar.
Je kijkt [D] naar buiten en je ziet niet eens [A] de zon, _ want er staat een grote [E] vlak van [A] grijs beton.
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, maar [A] de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien. _
_ _ _ _ _ Eén keer in de week dan lees je een mooi boek, met grote letters, [D] want je leesbril [A] is weer zoek.
_ [D] En dan zit je eenzaam met je [A] stilverdriet, _ hardop te denken aan wat jij eens achterliep. _ _ _ _
_ Zondags komen kleine kinderen op school, _ en ze vragen opa, jij gaat toch niet dood?
[D] Ik verberg dan mijn gezicht in [A] krullend haar, van mijn kleinkind, en ik denk nog een paar jaar.
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
_ _ _ _ _ Als ik s'nacht soms wakker word van het kabaal, ja dat kan we zijn met veertig op een zaal.
En ik [D] staar dan naar het [A] donkerbruin plafond, _ vraag ik me af waarom mijn leven ooit begon. _ _ _ _
_ Aan mijn handen zit het eeld nog van mijn jeugd, want het harde werken [D] dat was toch [A] een deugd.
_ _ [D] Arbeidadeld zei mijn [A] vader, die was wijs, waarom zit ik hier dan eenzaam, oud en grijs?
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
_ [D] In de C-klasse mag je [A] wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien. _
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen. _ _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
_ [D] _ _ _ _ [A] _ _ _
_ [E] _ _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ Als je oud bent, moet je in een heel groot huis, want je kinderen [D] die willen je [A] niet thuis.
Je [D] bent arm, daarom zit je in [A] klasse C.
Aan de voorkant is [E] klas A, daar [A] tel je mee.
Je _ _ _ krijgt een knariepiet en zondags een sigaar, en de kapper knipt in [D] één minuut je [A] haar.
Je kijkt [D] naar buiten en je ziet niet eens [A] de zon, _ want er staat een grote [E] vlak van [A] grijs beton.
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, maar [A] de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien. _
_ _ _ _ _ Eén keer in de week dan lees je een mooi boek, met grote letters, [D] want je leesbril [A] is weer zoek.
_ [D] En dan zit je eenzaam met je [A] stilverdriet, _ hardop te denken aan wat jij eens achterliep. _ _ _ _
_ Zondags komen kleine kinderen op school, _ en ze vragen opa, jij gaat toch niet dood?
[D] Ik verberg dan mijn gezicht in [A] krullend haar, van mijn kleinkind, en ik denk nog een paar jaar.
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
_ _ _ _ _ Als ik s'nacht soms wakker word van het kabaal, ja dat kan we zijn met veertig op een zaal.
En ik [D] staar dan naar het [A] donkerbruin plafond, _ vraag ik me af waarom mijn leven ooit begon. _ _ _ _
_ Aan mijn handen zit het eeld nog van mijn jeugd, want het harde werken [D] dat was toch [A] een deugd.
_ _ [D] Arbeidadeld zei mijn [A] vader, die was wijs, waarom zit ik hier dan eenzaam, oud en grijs?
[D] In de C-klasse mag [A] je wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
[D] In de C-klasse mag [A] je nooit kleren passen, niet [E] eens je eigen wassen, je [A] zult wel zien.
_ [D] In de C-klasse mag je [A] wel klaverjassen, je [E] eigen piepersjassen, [A] maar de zon kun je niet zien.
In [D] de C-klasse mag je [A] nooit kleren passen, niet eens [E] je eigen wassen, je zult [A] wel zien. _
In [D] de C-klasse mag je wel [A] klaverjassen, je eigen [E] piepersjassen. _ _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
Facts about this song