Chords for Martine Bijl - Hoe zou ´t met Rosa zijn - 1978
Tempo:
108.35 bpm
Chords used:
D
G
A
E
C
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] [E] [Am] [D] [D#] Toen Arie met de [D] volders kwam, [G] van winter in [D] Tirol, toen [G] zei ik nee, [D] hoe [G] moet dat met bedrijven, [Am] met de [D] beesten?
[G] We zijn in twaalf jaren nog niet één keer weer [Dm] geweest.
[A] Ik heb nooit [Dm] geklaagd.
Ik vind het [A] goed, [D] in rode school.
[G] Maar [A] Arie had het allemaal [G] geregeld tot en [D] met middag.
[G] Het was een [D] verrassing en ik [G] wou ook niet gaan [D] zeuren.
[G] Maar ik dacht wel [A] bij [G] mezelf, er kan wel god weet [A] wat gebeuren.
[D] Ik liep er zo te tom [A] over dagen, [D] nachts in bed.
[E] Hoe moet dat [D] nou met Roza, [E] zei ik, en [D] met Annie twee?
En [Em] Arie zegt, ja lieve [A] kind, ze kunnen lastig [D] mee.
[C] Ze zijn in goede [G] handen.
[C] Toen was ik [B] uitgepraat.
[Am] Maar in de [Bm] trein naar [Em] Oostenrijk reed ik het altijd [D] kwaad.
[Am] En ik wou echt niet [D]
klagen.
Maar ik liep me af te vragen.
[G] Hoe zou het met [D] Roza zijn en [F#m] met [G]
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met Annie [G] twee?
Ik dacht [D] de hele dag [E] [G] maar aan de beesten.
Ik [D] liep te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rode School.
[C] En voor het zijn, zeg ik vast en [G] zeker nee.
Want aan [D] die male fratsen doe [G] ik nooit meer mee.
Dat [D] Oostenrijk was mooi [G] en het hotel was [D] keurig hoor.
[G] En Arie [D] ging meteen op pad [G] om skis en [D] zo te huren.
[G] Maar ik zag al door mensen met de [A] vreselijkste [F] kwetsuren.
[A] Ik dacht het zal [D] wel zo [F] horen.
[A] Maar ik begreep toch niet [D] waarvoor.
[G] We moesten [D] met de stoeltjes lift.
[G] Dat was een [D] griezelig ding.
[G] Je moest [D] naar boven.
[G] Het was niet te [D] belopen.
[G] Ik [D] zwijde wel naar Arie, maar [G] ik vond het [A] zo bezogen.
[D] Zo zinloos als die [Bm] man [A] waarin dat rare [D] stoelje hing.
[E] En [D] boven op het weitje, [E] daar had iedereen [D] plezier.
En ik [G] werd allemaal [A] treuriger en ik dacht, [D] wat doen we hier?
[C] Ik kwam [G] misschien van die bergen [Am] hoor.
Zo [B] prachtig als die zijn.
[C] Ze sluiten [Em] je zo vreselijk in.
[A] Ik [D] voelde me zo klein.
[A] En ik liep me alle [D] dagen vol zorgen af te vragen.
[G] Hoe zou ik met [D] Rosa zijn en [G] met Jacobijn?
Hoe zou [D] ik met Carla wezen en met [G] Annie twee?
Ik dacht [D] de hele dag [E] maar [G] aan dat beest.
[E] Ik liep [D] te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
Wat moeten moeren mensen op [G] die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast en zeker [G] nee.
Want aan [D] die malle vratten doe [G] ik nooit meer mee.
Dan was er een [D] excursie en [G] die hebben wij gedaan.
[D] De [G] laatste avond zijn [D] we met zo'n [G] Araslee gaan [D] rijden.
[G] Daar werden wij [D] romantisch van.
[G] Het was net als vroeger [D] tijden.
[F] [A] Lekker dicht bij [D] elkaar, [C#]
[A] bij het schijnsel [D] van de man.
[G] Maar later in een [D] café kregen we [G] schnapsen of [D] zoiets.
[G] En Eric drank er [D] veel te veel.
[G] Ik kon het zien.
[D] [G] Buiten [D] op de stoep is hij toen [G] vreselijk [A] uitgegleden.
[D] En bij de [Bm] dokter bleek dat hij zijn [A] arm gebroken had.
[D] [E] Toen ben ik [D] kwaad geworden.
[E] Dat was niet [D] mooi voor mij.
Maar ik was in [Em] gedachten [G] bij de [A] beesten.
[D] En ik zei [C] hoe moet dat [G] nou met melken [Am] straks?
[B] En Eric keek mij [C] aan en [E] zei [G] alleen
nou
[A] wordt het tijd dat wij [D] op huis gaan.
Verder bleef hij zwijgen.
[Am] Maar ik dacht [D] bij mijn [G] heren
Hoe zou het [D] met Rosa zijn en met [G]
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met [G] Annie twee?
Ik dacht [D] de hele dag maar [G] aan de beest.
Ik liep [D] te piekeren [A] bij alles [D] wat ik deed.
Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tyrol?
[D] Wij horen op de klompen [G] op het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast [G] en zeker nee.
Want aan [D] die malle vratsen doe [G] ik nooit meer mee.
[C] [G] [D] [G] [N]
[G] We zijn in twaalf jaren nog niet één keer weer [Dm] geweest.
[A] Ik heb nooit [Dm] geklaagd.
Ik vind het [A] goed, [D] in rode school.
[G] Maar [A] Arie had het allemaal [G] geregeld tot en [D] met middag.
[G] Het was een [D] verrassing en ik [G] wou ook niet gaan [D] zeuren.
[G] Maar ik dacht wel [A] bij [G] mezelf, er kan wel god weet [A] wat gebeuren.
[D] Ik liep er zo te tom [A] over dagen, [D] nachts in bed.
[E] Hoe moet dat [D] nou met Roza, [E] zei ik, en [D] met Annie twee?
En [Em] Arie zegt, ja lieve [A] kind, ze kunnen lastig [D] mee.
[C] Ze zijn in goede [G] handen.
[C] Toen was ik [B] uitgepraat.
[Am] Maar in de [Bm] trein naar [Em] Oostenrijk reed ik het altijd [D] kwaad.
[Am] En ik wou echt niet [D]
klagen.
Maar ik liep me af te vragen.
[G] Hoe zou het met [D] Roza zijn en [F#m] met [G]
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met Annie [G] twee?
Ik dacht [D] de hele dag [E] [G] maar aan de beesten.
Ik [D] liep te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rode School.
[C] En voor het zijn, zeg ik vast en [G] zeker nee.
Want aan [D] die male fratsen doe [G] ik nooit meer mee.
Dat [D] Oostenrijk was mooi [G] en het hotel was [D] keurig hoor.
[G] En Arie [D] ging meteen op pad [G] om skis en [D] zo te huren.
[G] Maar ik zag al door mensen met de [A] vreselijkste [F] kwetsuren.
[A] Ik dacht het zal [D] wel zo [F] horen.
[A] Maar ik begreep toch niet [D] waarvoor.
[G] We moesten [D] met de stoeltjes lift.
[G] Dat was een [D] griezelig ding.
[G] Je moest [D] naar boven.
[G] Het was niet te [D] belopen.
[G] Ik [D] zwijde wel naar Arie, maar [G] ik vond het [A] zo bezogen.
[D] Zo zinloos als die [Bm] man [A] waarin dat rare [D] stoelje hing.
[E] En [D] boven op het weitje, [E] daar had iedereen [D] plezier.
En ik [G] werd allemaal [A] treuriger en ik dacht, [D] wat doen we hier?
[C] Ik kwam [G] misschien van die bergen [Am] hoor.
Zo [B] prachtig als die zijn.
[C] Ze sluiten [Em] je zo vreselijk in.
[A] Ik [D] voelde me zo klein.
[A] En ik liep me alle [D] dagen vol zorgen af te vragen.
[G] Hoe zou ik met [D] Rosa zijn en [G] met Jacobijn?
Hoe zou [D] ik met Carla wezen en met [G] Annie twee?
Ik dacht [D] de hele dag [E] maar [G] aan dat beest.
[E] Ik liep [D] te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
Wat moeten moeren mensen op [G] die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast en zeker [G] nee.
Want aan [D] die malle vratten doe [G] ik nooit meer mee.
Dan was er een [D] excursie en [G] die hebben wij gedaan.
[D] De [G] laatste avond zijn [D] we met zo'n [G] Araslee gaan [D] rijden.
[G] Daar werden wij [D] romantisch van.
[G] Het was net als vroeger [D] tijden.
[F] [A] Lekker dicht bij [D] elkaar, [C#]
[A] bij het schijnsel [D] van de man.
[G] Maar later in een [D] café kregen we [G] schnapsen of [D] zoiets.
[G] En Eric drank er [D] veel te veel.
[G] Ik kon het zien.
[D] [G] Buiten [D] op de stoep is hij toen [G] vreselijk [A] uitgegleden.
[D] En bij de [Bm] dokter bleek dat hij zijn [A] arm gebroken had.
[D] [E] Toen ben ik [D] kwaad geworden.
[E] Dat was niet [D] mooi voor mij.
Maar ik was in [Em] gedachten [G] bij de [A] beesten.
[D] En ik zei [C] hoe moet dat [G] nou met melken [Am] straks?
[B] En Eric keek mij [C] aan en [E] zei [G] alleen
nou
[A] wordt het tijd dat wij [D] op huis gaan.
Verder bleef hij zwijgen.
[Am] Maar ik dacht [D] bij mijn [G] heren
Hoe zou het [D] met Rosa zijn en met [G]
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met [G] Annie twee?
Ik dacht [D] de hele dag maar [G] aan de beest.
Ik liep [D] te piekeren [A] bij alles [D] wat ik deed.
Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tyrol?
[D] Wij horen op de klompen [G] op het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast [G] en zeker nee.
Want aan [D] die malle vratsen doe [G] ik nooit meer mee.
[C] [G] [D] [G] [N]
Key:
D
G
A
E
C
D
G
A
[G] _ [E] _ [Am] _ [D] [D#] Toen Arie met de [D] volders kwam, [G] van winter in [D] Tirol, toen [G] zei ik nee, [D] hoe [G] moet dat met bedrijven, [Am] met de [D] beesten?
[G] We zijn in twaalf jaren nog niet één keer weer [Dm] geweest.
[A] Ik heb nooit [Dm] geklaagd.
Ik vind het [A] goed, [D] in rode school.
_ [G] Maar [A] Arie had het allemaal [G] geregeld tot en [D] met middag.
[G] Het was een [D] verrassing en ik [G] wou ook niet gaan [D] zeuren.
[G] Maar ik dacht wel [A] bij [G] mezelf, er kan wel god weet [A] wat gebeuren.
[D] Ik liep er zo te tom [A] over dagen, [D] nachts in bed.
[E] Hoe moet dat [D] nou met Roza, [E] zei ik, en [D] met Annie twee?
En [Em] Arie zegt, ja lieve [A] kind, ze kunnen lastig [D] mee.
[C] Ze zijn in goede [G] handen. _
[C] Toen was ik [B] uitgepraat.
_ [Am] Maar in de [Bm] trein naar [Em] Oostenrijk reed ik het altijd [D] kwaad.
[Am] En ik wou echt niet [D]
klagen.
Maar ik liep me af te vragen.
[G] Hoe zou het met [D] Roza zijn en [F#m] met [G] _
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met Annie [G] twee?
_ Ik dacht [D] de hele dag [E] [G] maar aan de beesten.
Ik [D] liep te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
_ Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rode School.
[C] En voor het zijn, zeg ik vast en [G] zeker nee.
_ Want aan [D] die male fratsen doe [G] ik nooit meer mee. _
Dat [D] Oostenrijk was mooi [G] en het hotel was [D] keurig hoor.
[G] En Arie [D] ging meteen op pad [G] om skis en [D] zo te huren.
[G] Maar ik zag al door mensen met de [A] vreselijkste [F] kwetsuren.
[A] Ik dacht het zal [D] wel zo [F] horen.
[A] Maar ik begreep toch niet [D] waarvoor.
[G] We moesten [D] met de stoeltjes lift.
[G] Dat was een [D] griezelig ding.
[G] Je moest [D] naar boven.
[G] Het was niet te [D] belopen.
[G] Ik [D] zwijde wel naar Arie, maar [G] ik vond het [A] zo bezogen.
[D] Zo zinloos als die [Bm] man [A] waarin dat rare [D] stoelje hing.
[E] En [D] boven op het weitje, [E] daar had iedereen [D] plezier.
En ik [G] werd allemaal [A] treuriger en ik dacht, [D] wat doen we hier?
[C] Ik kwam [G] misschien van die bergen [Am] hoor.
Zo [B] prachtig als die zijn.
[C] Ze sluiten [Em] je zo vreselijk in.
[A] Ik [D] voelde me zo klein.
[A] En ik liep me alle [D] dagen vol zorgen af te vragen.
_ [G] Hoe zou ik met [D] Rosa zijn en [G] met Jacobijn?
Hoe zou [D] ik met Carla wezen en met [G] Annie twee?
_ Ik dacht [D] de hele dag [E] maar [G] aan dat beest. _
[E] Ik liep [D] te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
_ _ Wat moeten moeren mensen op [G] die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast en zeker [G] nee.
Want aan [D] die malle vratten doe [G] ik nooit meer mee.
_ _ Dan was er een [D] excursie en [G] die hebben wij gedaan.
[D] De [G] laatste avond zijn [D] we met zo'n [G] Araslee gaan [D] rijden.
[G] Daar werden wij [D] romantisch van.
[G] Het was net als vroeger [D] tijden.
[F] [A] Lekker dicht bij [D] elkaar, [C#]
[A] bij het schijnsel [D] van de man.
[G] Maar later in een [D] café kregen we [G] schnapsen of [D] zoiets.
[G] En Eric drank er [D] veel te veel.
[G] Ik kon het zien.
[D] _ _ [G] Buiten [D] op de stoep is hij toen [G] vreselijk [A] uitgegleden.
[D] En bij de [Bm] dokter bleek dat hij zijn [A] arm gebroken had.
[D] _ [E] Toen ben ik [D] kwaad geworden.
[E] Dat was niet [D] mooi voor mij.
_ Maar ik was in [Em] gedachten [G] bij de [A] beesten.
[D] En ik zei [C] hoe moet dat [G] nou met melken [Am] straks?
[B] En Eric keek mij [C] aan en [E] zei [G] alleen_
_nou
[A] wordt het tijd dat wij [D] op huis gaan.
Verder bleef hij zwijgen.
[Am] Maar ik dacht [D] bij mijn _ [G] heren_
Hoe zou het [D] met Rosa zijn en met [G] _
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met [G] Annie twee?
_ Ik dacht [D] de hele dag maar [G] aan de beest.
Ik liep [D] te piekeren [A] bij alles [D] wat ik deed.
_ _ Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tyrol?
[D] Wij horen op de klompen [G] op het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast [G] en zeker nee.
_ Want aan [D] die malle vratsen doe [G] ik nooit meer mee.
_ [C] _ _ _ [G] _ [D] _ _ [G] _ _ [N] _ _
[G] We zijn in twaalf jaren nog niet één keer weer [Dm] geweest.
[A] Ik heb nooit [Dm] geklaagd.
Ik vind het [A] goed, [D] in rode school.
_ [G] Maar [A] Arie had het allemaal [G] geregeld tot en [D] met middag.
[G] Het was een [D] verrassing en ik [G] wou ook niet gaan [D] zeuren.
[G] Maar ik dacht wel [A] bij [G] mezelf, er kan wel god weet [A] wat gebeuren.
[D] Ik liep er zo te tom [A] over dagen, [D] nachts in bed.
[E] Hoe moet dat [D] nou met Roza, [E] zei ik, en [D] met Annie twee?
En [Em] Arie zegt, ja lieve [A] kind, ze kunnen lastig [D] mee.
[C] Ze zijn in goede [G] handen. _
[C] Toen was ik [B] uitgepraat.
_ [Am] Maar in de [Bm] trein naar [Em] Oostenrijk reed ik het altijd [D] kwaad.
[Am] En ik wou echt niet [D]
klagen.
Maar ik liep me af te vragen.
[G] Hoe zou het met [D] Roza zijn en [F#m] met [G] _
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met Annie [G] twee?
_ Ik dacht [D] de hele dag [E] [G] maar aan de beesten.
Ik [D] liep te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
_ Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rode School.
[C] En voor het zijn, zeg ik vast en [G] zeker nee.
_ Want aan [D] die male fratsen doe [G] ik nooit meer mee. _
Dat [D] Oostenrijk was mooi [G] en het hotel was [D] keurig hoor.
[G] En Arie [D] ging meteen op pad [G] om skis en [D] zo te huren.
[G] Maar ik zag al door mensen met de [A] vreselijkste [F] kwetsuren.
[A] Ik dacht het zal [D] wel zo [F] horen.
[A] Maar ik begreep toch niet [D] waarvoor.
[G] We moesten [D] met de stoeltjes lift.
[G] Dat was een [D] griezelig ding.
[G] Je moest [D] naar boven.
[G] Het was niet te [D] belopen.
[G] Ik [D] zwijde wel naar Arie, maar [G] ik vond het [A] zo bezogen.
[D] Zo zinloos als die [Bm] man [A] waarin dat rare [D] stoelje hing.
[E] En [D] boven op het weitje, [E] daar had iedereen [D] plezier.
En ik [G] werd allemaal [A] treuriger en ik dacht, [D] wat doen we hier?
[C] Ik kwam [G] misschien van die bergen [Am] hoor.
Zo [B] prachtig als die zijn.
[C] Ze sluiten [Em] je zo vreselijk in.
[A] Ik [D] voelde me zo klein.
[A] En ik liep me alle [D] dagen vol zorgen af te vragen.
_ [G] Hoe zou ik met [D] Rosa zijn en [G] met Jacobijn?
Hoe zou [D] ik met Carla wezen en met [G] Annie twee?
_ Ik dacht [D] de hele dag [E] maar [G] aan dat beest. _
[E] Ik liep [D] te [A] piekeren bij alles [D] wat ik deed.
_ _ Wat moeten moeren mensen op [G] die latten in Tirol?
[D] Wij horen op de klompen [G] in het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast en zeker [G] nee.
Want aan [D] die malle vratten doe [G] ik nooit meer mee.
_ _ Dan was er een [D] excursie en [G] die hebben wij gedaan.
[D] De [G] laatste avond zijn [D] we met zo'n [G] Araslee gaan [D] rijden.
[G] Daar werden wij [D] romantisch van.
[G] Het was net als vroeger [D] tijden.
[F] [A] Lekker dicht bij [D] elkaar, [C#]
[A] bij het schijnsel [D] van de man.
[G] Maar later in een [D] café kregen we [G] schnapsen of [D] zoiets.
[G] En Eric drank er [D] veel te veel.
[G] Ik kon het zien.
[D] _ _ [G] Buiten [D] op de stoep is hij toen [G] vreselijk [A] uitgegleden.
[D] En bij de [Bm] dokter bleek dat hij zijn [A] arm gebroken had.
[D] _ [E] Toen ben ik [D] kwaad geworden.
[E] Dat was niet [D] mooi voor mij.
_ Maar ik was in [Em] gedachten [G] bij de [A] beesten.
[D] En ik zei [C] hoe moet dat [G] nou met melken [Am] straks?
[B] En Eric keek mij [C] aan en [E] zei [G] alleen_
_nou
[A] wordt het tijd dat wij [D] op huis gaan.
Verder bleef hij zwijgen.
[Am] Maar ik dacht [D] bij mijn _ [G] heren_
Hoe zou het [D] met Rosa zijn en met [G] _
Jacoba?
Hoe zou [D] het met Carla wezen en met [G] Annie twee?
_ Ik dacht [D] de hele dag maar [G] aan de beest.
Ik liep [D] te piekeren [A] bij alles [D] wat ik deed.
_ _ Wat moeten boeren mensen [G] op die latten in Tyrol?
[D] Wij horen op de klompen [G] op het land van Rodeschool.
[C] En voor het zijn zeg ik vast [G] en zeker nee.
_ Want aan [D] die malle vratsen doe [G] ik nooit meer mee.
_ [C] _ _ _ [G] _ [D] _ _ [G] _ _ [N] _ _