Chords for Kabouter Plop - Het Ploplied
Tempo:
120.15 bpm
Chords used:
Eb
Bb
F
Ab
Cm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C] [F] [G]
[Em] Plopperde, plopperde, [N] plopper, blijven ze nu?
We zouden toch samen een liedje zingen?
Okie, okie!
Oh, Plopje, ik ben er klaar voor.
Laat ons er maar meteen aan beginnen.
Ah ja, want zingen en dansen, dat doe ik graag.
Ik ben als het ware de beste zanger en de beste danser van het hele Kabouterdorp.
Kijk maar.
Tja, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibida.
Stop!
[A] [G] [Gb] Dans jij maar wat [G] voorzichtiger trouwens, we [Ebm] kunnen nog niet dansen en zingen.
[C] [G] Klussede, klussede, kluss, waarom niet?
Lui en kwabbel moeten nog komen, hè.
[Em] Oh?
[N] Volk!
Ah, daar is Luitje al.
Ben je klaar om te dansen en te zingen?
Ik word daar zo moe van, van dansen en zingen.
[Gm]
Aha, [D] kwabbel is er ook.
Ja, en daar word ik ook zo moe van.
[G]
[N]
Ach, zeg, ik moet eens iets zeggen.
Ik heb al heel de dag geoefend, ja ja, echt waar.
En ik kan het al heel erg goed en ik zal nog eens iets zeggen, hè.
Kwabbel!
[C]
[G] Kwabbel.
[Gb] Oeps.
[Eb] Praat weer te veel, zeker?
[C] [G] Inderdaad, ja.
Trouwens, we [F] moeten nu beginnen.
Joehoehoehoehoe.
Zeg, Plopje, draai jij maar aan de slinger van de slingergramofoon.
Komt in orde.
Plopperde, plopperde, plop.
[Bb] Ik ben [Eb] Kabouter [Dm] Plop [Cm] en [F] samen met [Bb] mijn vrienden
kun je [Eb] me [Gm] altijd in mijn [C] platte [F] stoeltje vinden.
[Bb]
Mijn naam [Eb] is Kwabbel, [G] ik praat en praat [Cm] en praat.
En ik ben Lui, [Bb] ik slaap als [Cm] morgens vroeg tot [F] avonds laat.
[Bb] Ik hier [Eb] [F] begis, ik knutsel toch [Bb] zo graag.
Ik knutsel vlug [Eb] en als [Dm] je wil [Cm] dan [F] knutsel ik [Bb] ook [Eb] traag.
[Ab] [Eb] Hé, meefluiten!
[Ab] Fluiten?
[Cm] Ik word daar [F] zo [Bb] moe van, van [Eb] fluiten.
Dat is [Ab] nu niet belangrijk, [C] Luitje.
[Fm] Fluit maar.
[Bb] Doe luid [Eb] fluiten!
[Ab] Kom nu, jongen!
[Bb] Ja, goed [Eb] dan.
[Ab] [Eb]
[Ab] [Eb] [Fm] [Bb] [Eb] [F]
[Bb]
Ik hou [Eb] van [Bb] plopkoeken, [Eb] ik bak [F] er [Bb] alle dagen.
Wie er [Eb] van [Gm] proeven wil, die [C] moet er maar [F] naar vragen.
[Bb]
Ik hou [Eb] van dansen [G] en ook veel van [Cm] muziek.
[F] En ik neem graag [Bb] mijn vrienden beet, [Cm] dan lach ik bij [F] een kriek.
[Bb]
Onder mijn muts, [F] daar is het [Bb] lekker droog.
Maar als ik schrik, [Eb] dan [Bb] vliegen die twee dingen naar omhoog.
[Eb]
[Ab] [Eb]
Kwabbel, de [Ab] kapper, de [Cm] [F] [Bb] kapper, want ik zal eens iets [Eb] zeggen, hè?
Zeg jij [Ab] maar niets meer, Kwabbel.
[C] Je moet fluiten [Fm] net als alle andere [Bb]
[Eb] Kabouters.
Hé, zeg, [Ab] heb ik niet mooi [Bb] gefloten?
[Eb] Ja, dat is normaal, hè?
Ik ben als het ware de beste fluiter van heel het Kabouterdorp.
[Ab] [Eb] [Fm] [Bb] Ja, [Eb] zeg, je doet zoveel.
[Bb] Jij de beste fluiter.
Jij bent altijd een allerleukte fluiter.
Hou nu toch eens [F] op, jullie.
Ik moet nu beginnen zingen.
[Bb]
Als [Eb] jullie [Bb] zin hebben [Eb] om [F] op [Bb] bezoek te komen,
volg [Eb] dan de [Dm] weg die [Gm] je kan [C] zien tussen [F] de [Bb] bomen.
Dan [Eb] maak ik blokloos [G] en koeken [Cm] voor je klaar.
[F] En ik, ik [Bb] zal niet slapen, ja, [Cm] echt waar, [F] geloof me, maak.
[Bb]
Dan [Eb] gaan we [Bb] feesten, [F] dat wordt [Bb] buitengewoon,
want Blok draait [Eb] aan de [Bb] slinger van [Cm] de [F] [Bb] [Eb] slingergramofoon.
[Ab] [Eb] Klusserde, klusserde, klusserde, [Ab] klusserde, klus.
[Cm] [F] Luidje is [Bb] in slaap gevallen.
[Eb] Ik hoor het, [Ab] ja.
[C] [Fm] [Bb]
[Eb] Hé, [Ab] hé, zeg, [Bb] luid.
Oeh, [Eb] wat een moeder.
[Ab] [Eb] Hé, [Bb] hé, oeh, [Eb] hé, hallo.
[Ab] Ola is niet [Eb] wakker te [Fm] krijgen.
[Bb] Ja, [Eb] zeg, laat hem [Fm] al slapen.
Het liedje is [Bb] toch gedaan.
[Eb] [N]
[Em] Plopperde, plopperde, [N] plopper, blijven ze nu?
We zouden toch samen een liedje zingen?
Okie, okie!
Oh, Plopje, ik ben er klaar voor.
Laat ons er maar meteen aan beginnen.
Ah ja, want zingen en dansen, dat doe ik graag.
Ik ben als het ware de beste zanger en de beste danser van het hele Kabouterdorp.
Kijk maar.
Tja, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibidiba, tjibidibida.
Stop!
[A] [G] [Gb] Dans jij maar wat [G] voorzichtiger trouwens, we [Ebm] kunnen nog niet dansen en zingen.
[C] [G] Klussede, klussede, kluss, waarom niet?
Lui en kwabbel moeten nog komen, hè.
[Em] Oh?
[N] Volk!
Ah, daar is Luitje al.
Ben je klaar om te dansen en te zingen?
Ik word daar zo moe van, van dansen en zingen.
[Gm]
Aha, [D] kwabbel is er ook.
Ja, en daar word ik ook zo moe van.
[G]
[N]
Ach, zeg, ik moet eens iets zeggen.
Ik heb al heel de dag geoefend, ja ja, echt waar.
En ik kan het al heel erg goed en ik zal nog eens iets zeggen, hè.
Kwabbel!
[C]
[G] Kwabbel.
[Gb] Oeps.
[Eb] Praat weer te veel, zeker?
[C] [G] Inderdaad, ja.
Trouwens, we [F] moeten nu beginnen.
Joehoehoehoehoe.
Zeg, Plopje, draai jij maar aan de slinger van de slingergramofoon.
Komt in orde.
Plopperde, plopperde, plop.
[Bb] Ik ben [Eb] Kabouter [Dm] Plop [Cm] en [F] samen met [Bb] mijn vrienden
kun je [Eb] me [Gm] altijd in mijn [C] platte [F] stoeltje vinden.
[Bb]
Mijn naam [Eb] is Kwabbel, [G] ik praat en praat [Cm] en praat.
En ik ben Lui, [Bb] ik slaap als [Cm] morgens vroeg tot [F] avonds laat.
[Bb] Ik hier [Eb] [F] begis, ik knutsel toch [Bb] zo graag.
Ik knutsel vlug [Eb] en als [Dm] je wil [Cm] dan [F] knutsel ik [Bb] ook [Eb] traag.
[Ab] [Eb] Hé, meefluiten!
[Ab] Fluiten?
[Cm] Ik word daar [F] zo [Bb] moe van, van [Eb] fluiten.
Dat is [Ab] nu niet belangrijk, [C] Luitje.
[Fm] Fluit maar.
[Bb] Doe luid [Eb] fluiten!
[Ab] Kom nu, jongen!
[Bb] Ja, goed [Eb] dan.
[Ab] [Eb]
[Ab] [Eb] [Fm] [Bb] [Eb] [F]
[Bb]
Ik hou [Eb] van [Bb] plopkoeken, [Eb] ik bak [F] er [Bb] alle dagen.
Wie er [Eb] van [Gm] proeven wil, die [C] moet er maar [F] naar vragen.
[Bb]
Ik hou [Eb] van dansen [G] en ook veel van [Cm] muziek.
[F] En ik neem graag [Bb] mijn vrienden beet, [Cm] dan lach ik bij [F] een kriek.
[Bb]
Onder mijn muts, [F] daar is het [Bb] lekker droog.
Maar als ik schrik, [Eb] dan [Bb] vliegen die twee dingen naar omhoog.
[Eb]
[Ab] [Eb]
Kwabbel, de [Ab] kapper, de [Cm] [F] [Bb] kapper, want ik zal eens iets [Eb] zeggen, hè?
Zeg jij [Ab] maar niets meer, Kwabbel.
[C] Je moet fluiten [Fm] net als alle andere [Bb]
[Eb] Kabouters.
Hé, zeg, [Ab] heb ik niet mooi [Bb] gefloten?
[Eb] Ja, dat is normaal, hè?
Ik ben als het ware de beste fluiter van heel het Kabouterdorp.
[Ab] [Eb] [Fm] [Bb] Ja, [Eb] zeg, je doet zoveel.
[Bb] Jij de beste fluiter.
Jij bent altijd een allerleukte fluiter.
Hou nu toch eens [F] op, jullie.
Ik moet nu beginnen zingen.
[Bb]
Als [Eb] jullie [Bb] zin hebben [Eb] om [F] op [Bb] bezoek te komen,
volg [Eb] dan de [Dm] weg die [Gm] je kan [C] zien tussen [F] de [Bb] bomen.
Dan [Eb] maak ik blokloos [G] en koeken [Cm] voor je klaar.
[F] En ik, ik [Bb] zal niet slapen, ja, [Cm] echt waar, [F] geloof me, maak.
[Bb]
Dan [Eb] gaan we [Bb] feesten, [F] dat wordt [Bb] buitengewoon,
want Blok draait [Eb] aan de [Bb] slinger van [Cm] de [F] [Bb] [Eb] slingergramofoon.
[Ab] [Eb] Klusserde, klusserde, klusserde, [Ab] klusserde, klus.
[Cm] [F] Luidje is [Bb] in slaap gevallen.
[Eb] Ik hoor het, [Ab] ja.
[C] [Fm] [Bb]
[Eb] Hé, [Ab] hé, zeg, [Bb] luid.
Oeh, [Eb] wat een moeder.
[Ab] [Eb] Hé, [Bb] hé, oeh, [Eb] hé, hallo.
[Ab] Ola is niet [Eb] wakker te [Fm] krijgen.
[Bb] Ja, [Eb] zeg, laat hem [Fm] al slapen.
Het liedje is [Bb] toch gedaan.
[Eb] [N]
Key:
Eb
Bb
F
Ab
Cm
Eb
Bb
F
[C] _ _ _ _ _ _ [F] _ [G] _
_ [Em] _ _ Plopperde, plopperde, [N] plopper, blijven ze nu?
We zouden toch samen een liedje zingen?
_ _ Okie, okie!
Oh, Plopje, ik ben er klaar voor.
Laat ons er maar meteen aan beginnen.
Ah ja, want zingen en dansen, dat doe ik graag.
Ik ben als het ware de beste zanger en de beste danser van het hele Kabouterdorp.
Kijk maar.
Tja, tjibidibidiba, _ tjibidibidiba, _ _ tjibidibidiba, tjibidibidiba, _ tjibidibidiba, tjibidibida.
Stop!
_ [A] _ _ [G] [Gb] Dans jij maar wat [G] voorzichtiger trouwens, we [Ebm] kunnen nog niet dansen en zingen.
[C] [G] Klussede, klussede, kluss, waarom niet?
Lui en kwabbel moeten nog komen, hè.
[Em] Oh?
_ _ [N] Volk!
Ah, daar is Luitje al.
Ben je klaar om te dansen en te zingen?
_ Ik word daar zo moe van, van dansen en zingen.
_ [Gm] _ _
Aha, [D] kwabbel is er ook.
Ja, _ en daar word ik ook zo moe van.
_ _ _ [G] _
_ [N] _ _ _ _ _ _ _
Ach, zeg, ik moet eens iets zeggen.
Ik heb al heel de dag geoefend, ja ja, echt waar.
En ik kan het al heel erg goed en ik zal nog eens iets zeggen, hè.
Kwabbel!
[C] _
[G] Kwabbel.
[Gb] _ Oeps.
[Eb] Praat weer te veel, zeker?
[C] _ [G] Inderdaad, ja.
Trouwens, we [F] moeten nu beginnen.
_ Joehoehoehoehoe.
Zeg, Plopje, draai jij maar aan de slinger van de slingergramofoon.
Komt in orde.
_ _ _ _ _ _ _ _
Plopperde, plopperde, plop.
_ [Bb] Ik ben [Eb] Kabouter [Dm] Plop [Cm] en [F] samen met [Bb] mijn vrienden
kun je [Eb] me [Gm] altijd in mijn [C] platte [F] stoeltje vinden.
[Bb]
Mijn naam [Eb] is Kwabbel, [G] ik praat en praat [Cm] en praat.
En ik ben Lui, [Bb] ik slaap als [Cm] morgens vroeg tot [F] avonds laat.
[Bb] Ik hier [Eb] [F] begis, ik knutsel toch [Bb] zo graag.
Ik knutsel vlug [Eb] en als [Dm] je wil [Cm] dan [F] knutsel ik [Bb] ook [Eb] traag. _
_ [Ab] _ [Eb] Hé, _ meefluiten! _
[Ab] Fluiten?
[Cm] Ik word daar [F] zo [Bb] moe van, van [Eb] fluiten.
Dat is [Ab] nu niet belangrijk, [C] Luitje.
[Fm] Fluit maar.
[Bb] Doe luid [Eb] fluiten!
[Ab] Kom nu, jongen!
[Bb] Ja, goed [Eb] dan.
_ [Ab] _ [Eb] _ _ _ _ _ _
_ [Ab] _ [Eb] _ [Fm] _ [Bb] _ [Eb] _ _ [F] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [Bb]
Ik hou [Eb] van [Bb] plopkoeken, [Eb] ik bak [F] er [Bb] alle dagen.
Wie er [Eb] van [Gm] proeven wil, die [C] moet er maar [F] naar vragen.
[Bb]
Ik hou [Eb] van dansen [G] en ook veel van [Cm] muziek.
[F] En ik neem graag [Bb] mijn vrienden beet, [Cm] dan lach ik bij [F] een kriek.
_ [Bb]
Onder mijn muts, [F] daar is het [Bb] lekker droog.
Maar als ik schrik, [Eb] dan [Bb] vliegen die twee dingen naar omhoog.
[Eb] _
_ [Ab] _ [Eb] _ _ _ _ _
Kwabbel, de [Ab] kapper, de [Cm] _ _ [F] [Bb] kapper, want ik zal eens iets [Eb] zeggen, hè?
Zeg jij [Ab] maar niets meer, Kwabbel.
[C] Je moet fluiten [Fm] net als alle andere [Bb] _
[Eb] Kabouters.
Hé, zeg, [Ab] heb ik niet mooi [Bb] gefloten?
[Eb] Ja, dat is normaal, hè?
Ik ben als het ware de beste fluiter van heel het Kabouterdorp.
_ [Ab] _ [Eb] _ [Fm] [Bb] Ja, [Eb] zeg, je doet zoveel.
[Bb] Jij de beste fluiter.
Jij bent altijd een allerleukte fluiter.
_ Hou nu toch eens [F] op, jullie.
Ik moet nu beginnen zingen.
_ [Bb]
Als [Eb] jullie [Bb] zin hebben [Eb] om [F] op [Bb] bezoek te komen,
volg [Eb] dan de [Dm] weg die [Gm] je kan [C] zien tussen [F] de [Bb] bomen.
Dan [Eb] maak ik blokloos [G] en koeken [Cm] voor je klaar.
[F] En ik, ik [Bb] zal niet slapen, ja, [Cm] echt waar, [F] geloof me, maak.
[Bb]
Dan [Eb] gaan we [Bb] feesten, [F] dat wordt [Bb] buitengewoon,
want Blok draait [Eb] aan de [Bb] slinger van [Cm] de [F] _ [Bb] _ [Eb] slingergramofoon.
_ [Ab] _ [Eb] _ _ Klusserde, klusserde, klusserde, [Ab] klusserde, klus.
[Cm] _ [F] Luidje is [Bb] in slaap gevallen.
[Eb] Ik hoor het, [Ab] ja.
_ [C] _ _ [Fm] _ _ [Bb] _
_ [Eb] Hé, [Ab] hé, zeg, [Bb] luid.
Oeh, [Eb] wat een moeder.
[Ab] [Eb] Hé, [Bb] hé, oeh, [Eb] hé, hallo. _
[Ab] Ola is niet [Eb] wakker te [Fm] krijgen.
[Bb] Ja, [Eb] zeg, laat hem [Fm] al slapen.
Het liedje is [Bb] toch gedaan.
_ _ [Eb] _ _ _ _ _ [N] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Em] _ _ Plopperde, plopperde, [N] plopper, blijven ze nu?
We zouden toch samen een liedje zingen?
_ _ Okie, okie!
Oh, Plopje, ik ben er klaar voor.
Laat ons er maar meteen aan beginnen.
Ah ja, want zingen en dansen, dat doe ik graag.
Ik ben als het ware de beste zanger en de beste danser van het hele Kabouterdorp.
Kijk maar.
Tja, tjibidibidiba, _ tjibidibidiba, _ _ tjibidibidiba, tjibidibidiba, _ tjibidibidiba, tjibidibida.
Stop!
_ [A] _ _ [G] [Gb] Dans jij maar wat [G] voorzichtiger trouwens, we [Ebm] kunnen nog niet dansen en zingen.
[C] [G] Klussede, klussede, kluss, waarom niet?
Lui en kwabbel moeten nog komen, hè.
[Em] Oh?
_ _ [N] Volk!
Ah, daar is Luitje al.
Ben je klaar om te dansen en te zingen?
_ Ik word daar zo moe van, van dansen en zingen.
_ [Gm] _ _
Aha, [D] kwabbel is er ook.
Ja, _ en daar word ik ook zo moe van.
_ _ _ [G] _
_ [N] _ _ _ _ _ _ _
Ach, zeg, ik moet eens iets zeggen.
Ik heb al heel de dag geoefend, ja ja, echt waar.
En ik kan het al heel erg goed en ik zal nog eens iets zeggen, hè.
Kwabbel!
[C] _
[G] Kwabbel.
[Gb] _ Oeps.
[Eb] Praat weer te veel, zeker?
[C] _ [G] Inderdaad, ja.
Trouwens, we [F] moeten nu beginnen.
_ Joehoehoehoehoe.
Zeg, Plopje, draai jij maar aan de slinger van de slingergramofoon.
Komt in orde.
_ _ _ _ _ _ _ _
Plopperde, plopperde, plop.
_ [Bb] Ik ben [Eb] Kabouter [Dm] Plop [Cm] en [F] samen met [Bb] mijn vrienden
kun je [Eb] me [Gm] altijd in mijn [C] platte [F] stoeltje vinden.
[Bb]
Mijn naam [Eb] is Kwabbel, [G] ik praat en praat [Cm] en praat.
En ik ben Lui, [Bb] ik slaap als [Cm] morgens vroeg tot [F] avonds laat.
[Bb] Ik hier [Eb] [F] begis, ik knutsel toch [Bb] zo graag.
Ik knutsel vlug [Eb] en als [Dm] je wil [Cm] dan [F] knutsel ik [Bb] ook [Eb] traag. _
_ [Ab] _ [Eb] Hé, _ meefluiten! _
[Ab] Fluiten?
[Cm] Ik word daar [F] zo [Bb] moe van, van [Eb] fluiten.
Dat is [Ab] nu niet belangrijk, [C] Luitje.
[Fm] Fluit maar.
[Bb] Doe luid [Eb] fluiten!
[Ab] Kom nu, jongen!
[Bb] Ja, goed [Eb] dan.
_ [Ab] _ [Eb] _ _ _ _ _ _
_ [Ab] _ [Eb] _ [Fm] _ [Bb] _ [Eb] _ _ [F] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [Bb]
Ik hou [Eb] van [Bb] plopkoeken, [Eb] ik bak [F] er [Bb] alle dagen.
Wie er [Eb] van [Gm] proeven wil, die [C] moet er maar [F] naar vragen.
[Bb]
Ik hou [Eb] van dansen [G] en ook veel van [Cm] muziek.
[F] En ik neem graag [Bb] mijn vrienden beet, [Cm] dan lach ik bij [F] een kriek.
_ [Bb]
Onder mijn muts, [F] daar is het [Bb] lekker droog.
Maar als ik schrik, [Eb] dan [Bb] vliegen die twee dingen naar omhoog.
[Eb] _
_ [Ab] _ [Eb] _ _ _ _ _
Kwabbel, de [Ab] kapper, de [Cm] _ _ [F] [Bb] kapper, want ik zal eens iets [Eb] zeggen, hè?
Zeg jij [Ab] maar niets meer, Kwabbel.
[C] Je moet fluiten [Fm] net als alle andere [Bb] _
[Eb] Kabouters.
Hé, zeg, [Ab] heb ik niet mooi [Bb] gefloten?
[Eb] Ja, dat is normaal, hè?
Ik ben als het ware de beste fluiter van heel het Kabouterdorp.
_ [Ab] _ [Eb] _ [Fm] [Bb] Ja, [Eb] zeg, je doet zoveel.
[Bb] Jij de beste fluiter.
Jij bent altijd een allerleukte fluiter.
_ Hou nu toch eens [F] op, jullie.
Ik moet nu beginnen zingen.
_ [Bb]
Als [Eb] jullie [Bb] zin hebben [Eb] om [F] op [Bb] bezoek te komen,
volg [Eb] dan de [Dm] weg die [Gm] je kan [C] zien tussen [F] de [Bb] bomen.
Dan [Eb] maak ik blokloos [G] en koeken [Cm] voor je klaar.
[F] En ik, ik [Bb] zal niet slapen, ja, [Cm] echt waar, [F] geloof me, maak.
[Bb]
Dan [Eb] gaan we [Bb] feesten, [F] dat wordt [Bb] buitengewoon,
want Blok draait [Eb] aan de [Bb] slinger van [Cm] de [F] _ [Bb] _ [Eb] slingergramofoon.
_ [Ab] _ [Eb] _ _ Klusserde, klusserde, klusserde, [Ab] klusserde, klus.
[Cm] _ [F] Luidje is [Bb] in slaap gevallen.
[Eb] Ik hoor het, [Ab] ja.
_ [C] _ _ [Fm] _ _ [Bb] _
_ [Eb] Hé, [Ab] hé, zeg, [Bb] luid.
Oeh, [Eb] wat een moeder.
[Ab] [Eb] Hé, [Bb] hé, oeh, [Eb] hé, hallo. _
[Ab] Ola is niet [Eb] wakker te [Fm] krijgen.
[Bb] Ja, [Eb] zeg, laat hem [Fm] al slapen.
Het liedje is [Bb] toch gedaan.
_ _ [Eb] _ _ _ _ _ [N] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _