Chords for Kabouter Plop - Ik ben Smal
Tempo:
125.05 bpm
Chords used:
C
F
G
Am
C#
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
La la lai, lai lai, la la lai, la la lai, la lai.
Zo lieve bloemetjes van me.
Als je dorst hebt, dan moet je drinken.
Oepsie
[Gm] poepsie.
Ik moet me snel eerst een beetje gaan mooi maken.
Goh, [N] ja.
Smalle de smalle de smalle, smalle de smalle de smalle.
Smalle is de mooiste, de mooiste van me bal.
Alle bal.
Klusse de klusse de klusse de klusse de klus.
Wat een mooie bloemen zeg.
Oeh.
Klusse de klusse de klusse de klus.
Een smal hout van me.
Een [G] smal hout niet van me.
Zeg.
Een smal hout van me.
Oeh, smal.
[C] Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] [C] smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
[C] Ik ben smal, smal, smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
[G] [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[C] Mooi, mooi.
Wie [Am] brengt er ongehoofd op hol?
[C] Smal, smal, smal.
Met wie maken wij veel ontspan?
Smal, smal, smal.
[F] [G] Wie het [C] met winst haart?
[E] Wie [Am] roept smalle de smal?
[Dm] Wie [Am] is er de sterf [D] op het [G] kapouterbal?
Oepsie, [F] oepsie, [Em] spiegeltje.
Spiegel [G] aan de wand.
Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Ik ben smal, [G]
[Am] smal, smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
Mooi, [Gm] mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze mooi.
Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[Dm] Mooi, [C] mooi.
[Am] Wie doet mijn hart sneller [F] smal?
[Em] Smal, smal, [Am] smal.
Wie is zielijk [Bm] als een [C] smal?
[B] Smal, [G#m] smal, smal.
[F] [G] Wie kan [C] zo mooi zijn?
[G] Wie [E] is er [Am] zo [Dm] schattig?
[Am] Wie is toch dat meisje [D] dat nu [G] naar me lacht?
Oepsie, [F] oepsie, spiegeltje.
[Em] Spiegel [F] aan de wand.
[G] Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
[Dm] Mooi, mooi.
[C] Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[G] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [C] smal.
Maar bovenal [F] is ze [G] mooi.
Mooi, mooi.
[C] [F#] Ik [C#] ben smal, [G#] smal, [C#] smal.
Maar bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi.
Mooi, mooi.
[C#] ik ben smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi, [G#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] is het [D#m] mooi, [F#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [C#] smal maar bovenal [F#] is het [G#] mooi, [F#] mooi [C#]
mooi
[N] Is Small Hot vana?
Sssst.
En Smaal helpt niet van mij.
Smaal houdt van mij.
Klus in de klus in de klus.
Ha, ha, ha, ha.
Smaal houdt van mij.
Chirp, chirp.
Mwah.
Ha, ha, ha.
Klus.
Oh, Smaal.
Oh.
Klus in de klus in de klus, Smaal.
Wat doe je nu?
Volgens de bloem hou jij van mij, hoor.
Smaal door de Smaal.
Klus.
Oh, hoe durf je mijn mooie bloem zo stuk te maken?
Klus.
Ik zal je Ah.
Nee, nee, nee.
Ah, nee.
Ja.
Zo lieve bloemetjes van me.
Als je dorst hebt, dan moet je drinken.
Oepsie
[Gm] poepsie.
Ik moet me snel eerst een beetje gaan mooi maken.
Goh, [N] ja.
Smalle de smalle de smalle, smalle de smalle de smalle.
Smalle is de mooiste, de mooiste van me bal.
Alle bal.
Klusse de klusse de klusse de klusse de klus.
Wat een mooie bloemen zeg.
Oeh.
Klusse de klusse de klusse de klus.
Een smal hout van me.
Een [G] smal hout niet van me.
Zeg.
Een smal hout van me.
Oeh, smal.
[C] Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] [C] smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
[C] Ik ben smal, smal, smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
[G] [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[C] Mooi, mooi.
Wie [Am] brengt er ongehoofd op hol?
[C] Smal, smal, smal.
Met wie maken wij veel ontspan?
Smal, smal, smal.
[F] [G] Wie het [C] met winst haart?
[E] Wie [Am] roept smalle de smal?
[Dm] Wie [Am] is er de sterf [D] op het [G] kapouterbal?
Oepsie, [F] oepsie, [Em] spiegeltje.
Spiegel [G] aan de wand.
Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Ik ben smal, [G]
[Am] smal, smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
Mooi, [Gm] mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze mooi.
Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[Dm] Mooi, [C] mooi.
[Am] Wie doet mijn hart sneller [F] smal?
[Em] Smal, smal, [Am] smal.
Wie is zielijk [Bm] als een [C] smal?
[B] Smal, [G#m] smal, smal.
[F] [G] Wie kan [C] zo mooi zijn?
[G] Wie [E] is er [Am] zo [Dm] schattig?
[Am] Wie is toch dat meisje [D] dat nu [G] naar me lacht?
Oepsie, [F] oepsie, spiegeltje.
[Em] Spiegel [F] aan de wand.
[G] Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
[Dm] Mooi, mooi.
[C] Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[G] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [C] smal.
Maar bovenal [F] is ze [G] mooi.
Mooi, mooi.
[C] [F#] Ik [C#] ben smal, [G#] smal, [C#] smal.
Maar bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi.
Mooi, mooi.
[C#] ik ben smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi, [G#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] is het [D#m] mooi, [F#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [C#] smal maar bovenal [F#] is het [G#] mooi, [F#] mooi [C#]
mooi
[N] Is Small Hot vana?
Sssst.
En Smaal helpt niet van mij.
Smaal houdt van mij.
Klus in de klus in de klus.
Ha, ha, ha, ha.
Smaal houdt van mij.
Chirp, chirp.
Mwah.
Ha, ha, ha.
Klus.
Oh, Smaal.
Oh.
Klus in de klus in de klus, Smaal.
Wat doe je nu?
Volgens de bloem hou jij van mij, hoor.
Smaal door de Smaal.
Klus.
Oh, hoe durf je mijn mooie bloem zo stuk te maken?
Klus.
Ik zal je Ah.
Nee, nee, nee.
Ah, nee.
Ja.
Key:
C
F
G
Am
C#
C
F
G
La la lai, _ lai lai, la la lai, la la lai, la _ _ lai.
Zo lieve bloemetjes van me.
Als je dorst hebt, dan moet je drinken. _ _ _ _
_ Oepsie _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Gm] _ _ poepsie. _ _
Ik moet me snel eerst een beetje gaan mooi maken.
Goh, [N] ja.
Smalle de smalle de smalle, smalle de smalle de smalle.
Smalle is de mooiste, de mooiste van me bal.
Alle bal.
_ _ Klusse de klusse de klusse de klusse de klus.
_ Wat een mooie bloemen zeg.
_ Oeh.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ Klusse _ de klusse de klusse de klus. _ _ _ _
_ Een smal hout van me. _ _
Een _ _ _ [G] smal hout niet _ van me.
Zeg. _ _ _
Een smal hout van me. _
Oeh, smal.
[C] Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] [C] smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
_ _ _ [C] Ik ben smal, smal, smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
_ _ [G] _ _ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[C] Mooi, mooi.
_ Wie [Am] brengt er ongehoofd op hol?
[C] Smal, smal, smal.
Met wie maken wij veel ontspan?
Smal, smal, smal.
[F] [G] Wie het [C] met winst haart?
[E] Wie [Am] roept smalle de smal?
[Dm] Wie [Am] is er de sterf [D] op het [G] kapouterbal?
Oepsie, [F] oepsie, [Em] spiegeltje.
Spiegel [G] aan de wand.
Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
_ [C] Ik ben smal, [G] _
[Am] smal, smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
Mooi, [Gm] mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze mooi.
Mooi, mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[Dm] Mooi, [C] mooi.
_ [Am] Wie doet mijn hart sneller [F] smal?
[Em] Smal, smal, [Am] smal.
Wie is zielijk [Bm] als een [C] smal?
[B] Smal, [G#m] smal, smal.
[F] [G] Wie kan [C] zo mooi zijn?
[G] Wie [E] is er [Am] zo [Dm] schattig?
[Am] Wie is toch dat meisje [D] dat nu [G] naar me lacht?
Oepsie, [F] oepsie, spiegeltje.
[Em] Spiegel [F] aan de wand.
[G] Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
[Dm] Mooi, mooi.
_ _ [C] Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[G] Mooi, mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [C] smal.
Maar bovenal [F] is ze [G] mooi.
Mooi, mooi.
[C] _ _ [F#] _ Ik [C#] ben smal, [G#] smal, [C#] smal.
Maar bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi.
Mooi, _ mooi.
[C#] ik ben smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi, [G#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] is het [D#m] mooi, [F#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [C#] smal maar bovenal [F#] is het [G#] mooi, [F#] mooi _ [C#]
mooi
[N] _ Is Small Hot vana? _
Sssst.
_ _ En Smaal helpt niet van mij. _ _ _ _ _
Smaal houdt van mij.
_ _ Klus in de klus in de klus.
Ha, ha, ha, ha.
Smaal houdt van mij.
Chirp, chirp.
Mwah.
Ha, ha, ha.
_ _ _ Klus. _
_ Oh, _ _ Smaal.
Oh. _ _ _ _ _ _
Klus in de klus in de klus, Smaal.
Wat doe je nu?
_ Volgens de bloem hou jij van mij, hoor.
Smaal door de Smaal.
Klus.
_ Oh, hoe durf je mijn mooie bloem zo stuk te maken? _
_ _ _ _ Klus. _
Ik zal je_ Ah.
Nee, nee, nee.
Ah, nee.
Ja. _ _ _ _ _ _
Zo lieve bloemetjes van me.
Als je dorst hebt, dan moet je drinken. _ _ _ _
_ Oepsie _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Gm] _ _ poepsie. _ _
Ik moet me snel eerst een beetje gaan mooi maken.
Goh, [N] ja.
Smalle de smalle de smalle, smalle de smalle de smalle.
Smalle is de mooiste, de mooiste van me bal.
Alle bal.
_ _ Klusse de klusse de klusse de klusse de klus.
_ Wat een mooie bloemen zeg.
_ Oeh.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ Klusse _ de klusse de klusse de klus. _ _ _ _
_ Een smal hout van me. _ _
Een _ _ _ [G] smal hout niet _ van me.
Zeg. _ _ _
Een smal hout van me. _
Oeh, smal.
[C] Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] [C] smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
_ _ _ [C] Ik ben smal, smal, smal.
Maar bovenal [F] ben ik mooi.
_ _ [G] _ _ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
[C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[C] Mooi, mooi.
_ Wie [Am] brengt er ongehoofd op hol?
[C] Smal, smal, smal.
Met wie maken wij veel ontspan?
Smal, smal, smal.
[F] [G] Wie het [C] met winst haart?
[E] Wie [Am] roept smalle de smal?
[Dm] Wie [Am] is er de sterf [D] op het [G] kapouterbal?
Oepsie, [F] oepsie, [Em] spiegeltje.
Spiegel [G] aan de wand.
Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [Em]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
_ [C] Ik ben smal, [G] _
[Am] smal, smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
Mooi, [Gm] mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze mooi.
Mooi, mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [G] mooi.
[Dm] Mooi, [C] mooi.
_ [Am] Wie doet mijn hart sneller [F] smal?
[Em] Smal, smal, [Am] smal.
Wie is zielijk [Bm] als een [C] smal?
[B] Smal, [G#m] smal, smal.
[F] [G] Wie kan [C] zo mooi zijn?
[G] Wie [E] is er [Am] zo [Dm] schattig?
[Am] Wie is toch dat meisje [D] dat nu [G] naar me lacht?
Oepsie, [F] oepsie, spiegeltje.
[Em] Spiegel [F] aan de wand.
[G] Oepsie, [F] oepsie.
Ik ben toch [C] de mooiste van het land.
Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik mooi.
[Dm] Mooi, mooi.
_ _ [C] Ik ben smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] ben ik [Dm] mooi.
[G] Mooi, mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [Am] smal.
Maar [C] bovenal [F] is ze [Dm] mooi.
[F] Mooi, mooi.
_ [C] Zeg.
Smal, [G]
smal, [C] smal.
Maar bovenal [F] is ze [G] mooi.
Mooi, mooi.
[C] _ _ [F#] _ Ik [C#] ben smal, [G#] smal, [C#] smal.
Maar bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi.
Mooi, _ mooi.
[C#] ik ben smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] ben ik [D#m] mooi, [G#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [A#m] smal maar [C#]
bovenal [F#] is het [D#m] mooi, [F#] mooi mooi
[C#] Zeg smal, [G#] smal, [C#] smal maar bovenal [F#] is het [G#] mooi, [F#] mooi _ [C#]
mooi
[N] _ Is Small Hot vana? _
Sssst.
_ _ En Smaal helpt niet van mij. _ _ _ _ _
Smaal houdt van mij.
_ _ Klus in de klus in de klus.
Ha, ha, ha, ha.
Smaal houdt van mij.
Chirp, chirp.
Mwah.
Ha, ha, ha.
_ _ _ Klus. _
_ Oh, _ _ Smaal.
Oh. _ _ _ _ _ _
Klus in de klus in de klus, Smaal.
Wat doe je nu?
_ Volgens de bloem hou jij van mij, hoor.
Smaal door de Smaal.
Klus.
_ Oh, hoe durf je mijn mooie bloem zo stuk te maken? _
_ _ _ _ Klus. _
Ik zal je_ Ah.
Nee, nee, nee.
Ah, nee.
Ja. _ _ _ _ _ _