Chords for Frits Rademacher - Limburg mie landj.
Tempo:
72.75 bpm
Chords used:
C
G
F
Am
Dm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C] [Dm] [G]
[C] [Dm] [G] Diks [C] kom ik nog terug, al [G] is dat nog jaren,
Hoe speelde mijn vriend jou en hoe [C] ben geboren,
Hoe moderend limbers [F] vertelt zulke sloos,
Die [Am] ik dan er nog, nog eens op zich [G]
moos.
[C] De taal die ze leerde, die [F] goof ze mij met,
En [Am] die me vanzelf dan [D] nog nooit [G] meer vergift.
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [D] mijn [G] Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, [F] of hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon.
[Eb] [Dm]
[G] [C] [D] [G]
En zie [C] ik die tuin, en [G] leer jou weer blijen,
Als de haverden terven het [C] korgen het kruien,
Die weien vol [E] blumjes, zowie des [F] meze,
Dan is het de [Am] spruikske, wat Limburg [G] hoort beurt.
[C] En zenge de veugel dan [F] ook nog een wies,
Dan benst u voor [Am] mij een [G] aardsparadies.
Al [C] is ik in zich geen dunne [F]
geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want hoor [C] ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn Limburg, doe [Dm] [G] spinstoch de [C] kroon.
[Dm]
[C] [D] [G]
[C] En tref ik zowel [A] die trouwe [G] gezichten,
Ook mijn ervuur, niet [C] zo op de spichten,
Dan zeug ik de pleetsjes, waar kruiger [F] herkom,
[E] Daar [Am] onder de bunke, waar het [G] wenske mens stond.
[C] En diek naar de hemel, zo helder, [F] zo blauw,
Wie lijft [Am] Limburgs land, [D] die vreugheer [G] ik niet hou.
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd [C] ik van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
[C] Doe Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon.
[N]
[C] [Dm] [G] Diks [C] kom ik nog terug, al [G] is dat nog jaren,
Hoe speelde mijn vriend jou en hoe [C] ben geboren,
Hoe moderend limbers [F] vertelt zulke sloos,
Die [Am] ik dan er nog, nog eens op zich [G]
moos.
[C] De taal die ze leerde, die [F] goof ze mij met,
En [Am] die me vanzelf dan [D] nog nooit [G] meer vergift.
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [D] mijn [G] Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, [F] of hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon.
[Eb] [Dm]
[G] [C] [D] [G]
En zie [C] ik die tuin, en [G] leer jou weer blijen,
Als de haverden terven het [C] korgen het kruien,
Die weien vol [E] blumjes, zowie des [F] meze,
Dan is het de [Am] spruikske, wat Limburg [G] hoort beurt.
[C] En zenge de veugel dan [F] ook nog een wies,
Dan benst u voor [Am] mij een [G] aardsparadies.
Al [C] is ik in zich geen dunne [F]
geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want hoor [C] ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn Limburg, doe [Dm] [G] spinstoch de [C] kroon.
[Dm]
[C] [D] [G]
[C] En tref ik zowel [A] die trouwe [G] gezichten,
Ook mijn ervuur, niet [C] zo op de spichten,
Dan zeug ik de pleetsjes, waar kruiger [F] herkom,
[E] Daar [Am] onder de bunke, waar het [G] wenske mens stond.
[C] En diek naar de hemel, zo helder, [F] zo blauw,
Wie lijft [Am] Limburgs land, [D] die vreugheer [G] ik niet hou.
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd [C] ik van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
[C] Doe Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon.
[N]
Key:
C
G
F
Am
Dm
C
G
F
_ _ [C] _ _ _ [Dm] _ _ [G] _
_ _ [C] _ [Dm] _ _ [G] _ Diks [C] kom ik nog terug, al [G] is dat nog jaren,
Hoe speelde mijn vriend jou en hoe [C] ben geboren,
Hoe moderend limbers [F] vertelt zulke sloos,
Die [Am] ik dan er nog, nog eens op zich [G] _
moos.
[C] De taal die ze leerde, die [F] goof ze mij met,
En [Am] die me vanzelf dan [D] nog nooit [G] meer vergift. _
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [D] mijn [G] Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, [F] of hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon. _
_ _ [Eb] _ _ _ _ [Dm] _ _
[G] _ _ _ [C] _ [D] _ _ [G] _
En zie [C] ik die tuin, en [G] leer jou weer _ blijen,
Als de haverden terven het [C] korgen het kruien,
Die weien vol [E] blumjes, zowie des [F] meze,
Dan is het de [Am] spruikske, wat Limburg [G] hoort beurt.
[C] En zenge de veugel dan [F] ook nog een wies,
Dan benst u voor [Am] mij een [G] aardsparadies. _
_ Al [C] is ik in zich geen dunne [F]
geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want hoor [C] ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn _ Limburg, doe [Dm] _ [G] spinstoch de [C] _ kroon.
_ _ _ _ _ _ [Dm] _ _
_ _ [C] _ _ [D] _ _ [G] _
[C] En tref ik zowel [A] die trouwe [G] gezichten,
Ook mijn ervuur, niet [C] zo op de spichten,
Dan zeug ik de pleetsjes, waar kruiger [F] herkom,
[E] Daar [Am] onder de bunke, waar het [G] wenske mens stond.
_ [C] En diek naar de hemel, zo helder, [F] zo blauw,
Wie lijft [Am] Limburgs land, [D] die vreugheer [G] ik niet hou. _ _
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd [C] ik van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
[C] Doe Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon. _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ [C] _ [Dm] _ _ [G] _ Diks [C] kom ik nog terug, al [G] is dat nog jaren,
Hoe speelde mijn vriend jou en hoe [C] ben geboren,
Hoe moderend limbers [F] vertelt zulke sloos,
Die [Am] ik dan er nog, nog eens op zich [G] _
moos.
[C] De taal die ze leerde, die [F] goof ze mij met,
En [Am] die me vanzelf dan [D] nog nooit [G] meer vergift. _
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [D] mijn [G] Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, [F] of hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon. _
_ _ [Eb] _ _ _ _ [Dm] _ _
[G] _ _ _ [C] _ [D] _ _ [G] _
En zie [C] ik die tuin, en [G] leer jou weer _ blijen,
Als de haverden terven het [C] korgen het kruien,
Die weien vol [E] blumjes, zowie des [F] meze,
Dan is het de [Am] spruikske, wat Limburg [G] hoort beurt.
[C] En zenge de veugel dan [F] ook nog een wies,
Dan benst u voor [Am] mij een [G] aardsparadies. _
_ Al [C] is ik in zich geen dunne [F]
geestrijd,
Toch houd ik [C] van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want hoor [C] ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
Doe [C] Limburg, mijn _ Limburg, doe [Dm] _ [G] spinstoch de [C] _ kroon.
_ _ _ _ _ _ [Dm] _ _
_ _ [C] _ _ [D] _ _ [G] _
[C] En tref ik zowel [A] die trouwe [G] gezichten,
Ook mijn ervuur, niet [C] zo op de spichten,
Dan zeug ik de pleetsjes, waar kruiger [F] herkom,
[E] Daar [Am] onder de bunke, waar het [G] wenske mens stond.
_ [C] En diek naar de hemel, zo helder, [F] zo blauw,
Wie lijft [Am] Limburgs land, [D] die vreugheer [G] ik niet hou. _ _
Al [C] is ik in zich geen dunne [F] geestrijd,
Toch houd [C] ik van dij, [G] mijn Limburg, mijn land,
Want [C] hoor ik ook gewoon, of [F] hoor ik ook gewoon,
[C] Doe Limburg, mijn Limburg, doe [G] spinstoch [C] de kroon. _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _