Chords for Jack Poels en Tren van Enckevort - November
Tempo:
127.9 bpm
Chords used:
D
G
A
Bm
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] [D]
Het was twelf uur in [F#m] Venlo, [G]
[D] het woord die de naoeste won.
[G] Toen iemand zei [D] hij loob is mijn, des heer [Bm] nacht niet [A] gedoen.
[G] Ik kegel aan en ik schrok ervan, hij o'n jaren [Bm] niet gezien.
[A]
Je [D] waren het mooi, net zo [G] mooi [D] als toen Johans in het luchtje.
Op het kerkplein in november, [G]
[D] zag ik ook [A] voor de eerste [D] keer.
[G] De wind in wijde droog en ik [Bm] zag het [A] gevoel.
[G] Ik zag mijn hand daar in o'n hand en ik dacht loob, loob, [A] loob.
[D] Onderweg heb ik mezelf [G] verteld, [D] het was niet meer als een blaad dat fel.
[G]
[D]
Maar een blaad dat fel en een broekje [G] dicht, [D] maar wat bleef [E] dat was zo [D] gezicht.
[E] [G] Van vandaag de [F#m] zon [D] en s'nacht de mooi, ik was o'n ogen [Bm] niet weer stil.
[A] Ik [G] dacht meer aan Oda [D] dan aan mezelf, ik dacht [Bm] dagen aan een stuk.
[A] [D] Wat is dit nou, mooie [G] vrouw, dit [D] is weggegooid.
[A] [D]
Gelukkig is na z'n dag, sloop ik [G] net, komt [D] de geel [E] op bezoek de neem.
[D] [G] Mijn bed is kaal, mijn [D] kamer kaal en ik droom [Bm] harder [A] staan.
En [G] geen ziet zak, [D] als doos, als vak en ik [Bm] draai me omhoog in.
[A]
[D] En in OER, weer ik [G] wil [D] en droom, [Em] mijn mooiste [D] zin.
[G] [D]
[G]
[D] [Bm]
[D]
[A] [G]
[D]
[Bm] [A]
[D]
[G]
[A] [D]
Te veel geducht en lang [G] gewaagd, ik [D] ging door [A] op halve [D] kracht.
Er bleef [G] niks meer over van dit schip, het dreef langzaam [Bm] tot een [A] stip.
Van [G] een puntje aan de [D] horizon, al ben ik een [Bm] oceaan zo groot.
[A]
Ik heb alles [D] overbord [G] gegooid, [D] een haven [G] die kwam door.
Het was meergens vroeg, in Venlo, [G]
[D] hoogtietem naar Oostergom.
[G] Ik keek mij aan en [D] ik keek al aan, van Kiego's [Bm] heer nou [A] stonk.
[G] Ik beeg al aan en [D] ik laagde al aan, hoe gezicht [Bm] en hoe [A]
naam [D] en hoe gekeek.
Hoor, wat [G] ik streek, [D] toen de
Het was twelf uur in [F#m] Venlo, [G]
[D] het woord die de naoeste won.
[G] Toen iemand zei [D] hij loob is mijn, des heer [Bm] nacht niet [A] gedoen.
[G] Ik kegel aan en ik schrok ervan, hij o'n jaren [Bm] niet gezien.
[A]
Je [D] waren het mooi, net zo [G] mooi [D] als toen Johans in het luchtje.
Op het kerkplein in november, [G]
[D] zag ik ook [A] voor de eerste [D] keer.
[G] De wind in wijde droog en ik [Bm] zag het [A] gevoel.
[G] Ik zag mijn hand daar in o'n hand en ik dacht loob, loob, [A] loob.
[D] Onderweg heb ik mezelf [G] verteld, [D] het was niet meer als een blaad dat fel.
[G]
[D]
Maar een blaad dat fel en een broekje [G] dicht, [D] maar wat bleef [E] dat was zo [D] gezicht.
[E] [G] Van vandaag de [F#m] zon [D] en s'nacht de mooi, ik was o'n ogen [Bm] niet weer stil.
[A] Ik [G] dacht meer aan Oda [D] dan aan mezelf, ik dacht [Bm] dagen aan een stuk.
[A] [D] Wat is dit nou, mooie [G] vrouw, dit [D] is weggegooid.
[A] [D]
Gelukkig is na z'n dag, sloop ik [G] net, komt [D] de geel [E] op bezoek de neem.
[D] [G] Mijn bed is kaal, mijn [D] kamer kaal en ik droom [Bm] harder [A] staan.
En [G] geen ziet zak, [D] als doos, als vak en ik [Bm] draai me omhoog in.
[A]
[D] En in OER, weer ik [G] wil [D] en droom, [Em] mijn mooiste [D] zin.
[G] [D]
[G]
[D] [Bm]
[D]
[A] [G]
[D]
[Bm] [A]
[D]
[G]
[A] [D]
Te veel geducht en lang [G] gewaagd, ik [D] ging door [A] op halve [D] kracht.
Er bleef [G] niks meer over van dit schip, het dreef langzaam [Bm] tot een [A] stip.
Van [G] een puntje aan de [D] horizon, al ben ik een [Bm] oceaan zo groot.
[A]
Ik heb alles [D] overbord [G] gegooid, [D] een haven [G] die kwam door.
Het was meergens vroeg, in Venlo, [G]
[D] hoogtietem naar Oostergom.
[G] Ik keek mij aan en [D] ik keek al aan, van Kiego's [Bm] heer nou [A] stonk.
[G] Ik beeg al aan en [D] ik laagde al aan, hoe gezicht [Bm] en hoe [A]
naam [D] en hoe gekeek.
Hoor, wat [G] ik streek, [D] toen de
Key:
D
G
A
Bm
E
D
G
A
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ [D] _
_ _ _ _ _ _
_ Het was twelf uur in [F#m] Venlo, [G] _
[D] het woord die de naoeste won.
_ _ [G] Toen iemand zei [D] hij loob is mijn, _ des heer [Bm] nacht niet [A] gedoen. _
_ _ [G] Ik kegel aan en ik schrok ervan, hij o'n jaren [Bm] niet gezien.
[A] _ _
_ Je [D] waren het mooi, _ net zo [G] mooi [D] als toen Johans in het luchtje. _
_ Op het kerkplein in november, [G] _
[D] zag ik ook [A] voor de eerste [D] keer.
_ _ [G] De wind in wijde droog _ en ik [Bm] zag het [A] gevoel. _
_ [G] Ik zag mijn hand daar in o'n hand en ik dacht loob, loob, [A] loob. _
_ _ [D] Onderweg heb ik mezelf [G] verteld, [D] het was niet meer als een blaad dat fel. _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ [G] _ _
[D] _ _ _ _ _ _
_ _ _ Maar een blaad dat fel _ en een broekje [G] dicht, [D] maar wat bleef [E] dat was zo [D] gezicht.
_ _ [E] _ [G] Van vandaag de [F#m] zon [D] en s'nacht de mooi, ik was o'n ogen [Bm] niet weer stil.
[A] _ Ik [G] dacht meer aan Oda [D] dan aan mezelf, ik dacht [Bm] dagen aan een stuk.
[A] _ _ _ [D] Wat is dit nou, _ mooie [G] vrouw, dit [D] is weggegooid.
[A] _ _ [D] _
_ Gelukkig _ is na z'n dag, _ sloop ik [G] net, komt [D] de geel [E] op bezoek de neem.
[D] _ _ _ [G] Mijn bed is kaal, mijn [D] kamer kaal en ik droom [Bm] harder [A] staan.
_ _ En [G] geen ziet zak, [D] als doos, als vak en ik [Bm] draai me omhoog in.
[A] _
_ _ [D] En in OER, _ _ weer ik [G] wil [D] en droom, [Em] mijn mooiste [D] zin.
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
[G] _ _ [D] _ _ _ _
_ _ _ _ _ [G] _
_ _ [D] _ _ _ [Bm] _
_ _ [D] _ _ _ _
[A] _ _ _ _ [G] _ _
_ _ [D] _ _ _ _
_ _ _ [Bm] _ _ [A] _
_ _ _ _ [D] _ _
_ _ _ _ [G] _ _
_ _ _ _ [A] _ [D] _
_ _ Te veel geducht en lang _ [G] gewaagd, ik [D] ging door [A] op halve [D] kracht. _
_ Er bleef [G] niks meer over van dit schip, het dreef langzaam [Bm] tot een [A] stip. _
Van [G] een puntje aan de [D] horizon, _ al ben ik een [Bm] oceaan zo groot.
[A] _ _
Ik heb alles _ _ [D] overbord [G] gegooid, [D] een haven [G] die kwam door. _ _
_ _ Het was meergens vroeg, in Venlo, [G] _ _
[D] _ hoogtietem naar Oostergom.
_ _ [G] Ik keek mij aan en [D] ik keek al aan, _ van Kiego's [Bm] heer nou [A] stonk. _
_ _ [G] Ik beeg al aan en [D] ik laagde al aan, hoe gezicht [Bm] en hoe [A] _
naam [D] en hoe gekeek. _
_ Hoor, wat [G] ik streek, [D] toen de
_ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ [D] _
_ _ _ _ _ _
_ Het was twelf uur in [F#m] Venlo, [G] _
[D] het woord die de naoeste won.
_ _ [G] Toen iemand zei [D] hij loob is mijn, _ des heer [Bm] nacht niet [A] gedoen. _
_ _ [G] Ik kegel aan en ik schrok ervan, hij o'n jaren [Bm] niet gezien.
[A] _ _
_ Je [D] waren het mooi, _ net zo [G] mooi [D] als toen Johans in het luchtje. _
_ Op het kerkplein in november, [G] _
[D] zag ik ook [A] voor de eerste [D] keer.
_ _ [G] De wind in wijde droog _ en ik [Bm] zag het [A] gevoel. _
_ [G] Ik zag mijn hand daar in o'n hand en ik dacht loob, loob, [A] loob. _
_ _ [D] Onderweg heb ik mezelf [G] verteld, [D] het was niet meer als een blaad dat fel. _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ [G] _ _
[D] _ _ _ _ _ _
_ _ _ Maar een blaad dat fel _ en een broekje [G] dicht, [D] maar wat bleef [E] dat was zo [D] gezicht.
_ _ [E] _ [G] Van vandaag de [F#m] zon [D] en s'nacht de mooi, ik was o'n ogen [Bm] niet weer stil.
[A] _ Ik [G] dacht meer aan Oda [D] dan aan mezelf, ik dacht [Bm] dagen aan een stuk.
[A] _ _ _ [D] Wat is dit nou, _ mooie [G] vrouw, dit [D] is weggegooid.
[A] _ _ [D] _
_ Gelukkig _ is na z'n dag, _ sloop ik [G] net, komt [D] de geel [E] op bezoek de neem.
[D] _ _ _ [G] Mijn bed is kaal, mijn [D] kamer kaal en ik droom [Bm] harder [A] staan.
_ _ En [G] geen ziet zak, [D] als doos, als vak en ik [Bm] draai me omhoog in.
[A] _
_ _ [D] En in OER, _ _ weer ik [G] wil [D] en droom, [Em] mijn mooiste [D] zin.
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _
[G] _ _ [D] _ _ _ _
_ _ _ _ _ [G] _
_ _ [D] _ _ _ [Bm] _
_ _ [D] _ _ _ _
[A] _ _ _ _ [G] _ _
_ _ [D] _ _ _ _
_ _ _ [Bm] _ _ [A] _
_ _ _ _ [D] _ _
_ _ _ _ [G] _ _
_ _ _ _ [A] _ [D] _
_ _ Te veel geducht en lang _ [G] gewaagd, ik [D] ging door [A] op halve [D] kracht. _
_ Er bleef [G] niks meer over van dit schip, het dreef langzaam [Bm] tot een [A] stip. _
Van [G] een puntje aan de [D] horizon, _ al ben ik een [Bm] oceaan zo groot.
[A] _ _
Ik heb alles _ _ [D] overbord [G] gegooid, [D] een haven [G] die kwam door. _ _
_ _ Het was meergens vroeg, in Venlo, [G] _ _
[D] _ hoogtietem naar Oostergom.
_ _ [G] Ik keek mij aan en [D] ik keek al aan, _ van Kiego's [Bm] heer nou [A] stonk. _
_ _ [G] Ik beeg al aan en [D] ik laagde al aan, hoe gezicht [Bm] en hoe [A] _
naam [D] en hoe gekeek. _
_ Hoor, wat [G] ik streek, [D] toen de