Chords for De Hûnekop - De Papegaai
Tempo:
118.9 bpm
Chords used:
A
E
D
Bm
F#
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Bm] [A]
[Bm] [A]
Ik ben Fie op een warme zimmersnijd, ik weet bijna niet hoe ze in de [E] kanker zijn gebreed en ik stopte nog even.
Fie, [A] het gaat fijn.
Ik ging naar Fie, die zat nu aan de bar, en de barman zei dat hij een [E] bier gevaren had, en jonk aan mij, zei ik, kerel, mijn [A] papa kijk!
Fie, zijn de meeste ze hier een jonge?
Deze papa kijk heeft me echt een [E] mooie show en ik denk dat ik fantastisch gek ben, maar ik speel [A] dat pultje mooi mee.
Dus ik zei op serieus, het hoorloof vrije ik, een paar joel [E] van de gast, een [A] nijdeik.
Ze zei zo, zo, zo, zo papa kijk, zo peruzen, [E] nijdeik en een wijsbekankte zanger uit Polen [A]-Jast.
Jouw me dien haan, [E] jouw me dien herf, [D] wast u het dus met mij?
[E] Hier [A] is mijn haan, hier [E] is mijn herf, jouw me me steen omdij.
[A]
Lang wie [F#] het kost, [D] het is juist te [F#] rad om te dij, [B] ik vind het leuk, [A] zien wij, [E] in een [A]
nijdeik.
Nien, nien, een papagaai die zachtje mogel.
Nou?
Ik had al verrast, dit is nu weer een iskrijt siep, [E] maar dan zuiver en dat met een papagaai, het is [A] onder de bad.
Ik zei wat, geen verpijs nog meer, wat boeken van Bruggen op aanserie, zei ik, een heele vries, kijk dat polderdrien, zie je uit met de waard.
Zei zo, zo, zo, zo papagaai, zo verbedooster, een witje braai [E] en een wijsbekankte zanger uit [A] Polen-Jast.
Let je me in, [E] vriezen, vriezen, let je me [A] in.
Bloedasset en stevig vriezen, [E] je mag steen.
Je [A] mag roepen, raar, ze valt, ik [D] krijg al spinnen, dan valt het, [A] laat je me in, [E] vriezen, vriezen, [A] laat je me in.
Nou, verbedooster, wat zeg je?
Al die papagaai die is [E] geniaal, ik jou die vierpankjes nog niet [A] vergeten.
Dat was eigenlijk verkeerd.
En ik dacht, dat was toch maar [E] nooit, want zo zien we dat papagaai, [A] dat is niet vergeten.
Maar dan laat ik hem zingen voor een groot publiek, dat is machtig mooi, nou, wat ik [E] smaar ik, en ik juich om de zin, en ik zei, wacht, [A] dan wacht.
Dat roten, witte, volle slaat, die pikt me in het ei, en ik hierop [E] draai, en ik bedoel, wacht, ik schuim uit [A] Polen-Jast.
Ze [C] vrijden [G] vooral, [D] vooral mijn heren, [A] ze [C] vrijden vooral, [G] maar ik wil niet aan [D] de heren.
En ik zei, goed, jij kunt mij, je bent van mij, ik krijg mijn pank, wat je wilt, heller.
[A] Maar ik kwam net waar, en toen zag ik daar voor het café, een orenmontje, en hij [E] bij mij, en ik eerder met wievende montjes [A] zwemmen terug.
En ik dacht bij mezelf, dit is niet ver, maar toch op een of andere [E] manier, want ik krijg mij, door een kerel, [A] en een papagaai.
Ik ben kwijt uit, door [E] een kerel en een papagaai.
Ik ben goed uit, door een kerel [E] en een papagaai.
Ja, [A] ik moet net lopen, maar [D] ik zal met u droeg, ik ben [E] kwijt uit, door een kerel [A] en een papagaai.
Ik ben kwijt uit, door een [E] kerel en een [A] papagaai.
[Bm] [A]
Ik ben Fie op een warme zimmersnijd, ik weet bijna niet hoe ze in de [E] kanker zijn gebreed en ik stopte nog even.
Fie, [A] het gaat fijn.
Ik ging naar Fie, die zat nu aan de bar, en de barman zei dat hij een [E] bier gevaren had, en jonk aan mij, zei ik, kerel, mijn [A] papa kijk!
Fie, zijn de meeste ze hier een jonge?
Deze papa kijk heeft me echt een [E] mooie show en ik denk dat ik fantastisch gek ben, maar ik speel [A] dat pultje mooi mee.
Dus ik zei op serieus, het hoorloof vrije ik, een paar joel [E] van de gast, een [A] nijdeik.
Ze zei zo, zo, zo, zo papa kijk, zo peruzen, [E] nijdeik en een wijsbekankte zanger uit Polen [A]-Jast.
Jouw me dien haan, [E] jouw me dien herf, [D] wast u het dus met mij?
[E] Hier [A] is mijn haan, hier [E] is mijn herf, jouw me me steen omdij.
[A]
Lang wie [F#] het kost, [D] het is juist te [F#] rad om te dij, [B] ik vind het leuk, [A] zien wij, [E] in een [A]
nijdeik.
Nien, nien, een papagaai die zachtje mogel.
Nou?
Ik had al verrast, dit is nu weer een iskrijt siep, [E] maar dan zuiver en dat met een papagaai, het is [A] onder de bad.
Ik zei wat, geen verpijs nog meer, wat boeken van Bruggen op aanserie, zei ik, een heele vries, kijk dat polderdrien, zie je uit met de waard.
Zei zo, zo, zo, zo papagaai, zo verbedooster, een witje braai [E] en een wijsbekankte zanger uit [A] Polen-Jast.
Let je me in, [E] vriezen, vriezen, let je me [A] in.
Bloedasset en stevig vriezen, [E] je mag steen.
Je [A] mag roepen, raar, ze valt, ik [D] krijg al spinnen, dan valt het, [A] laat je me in, [E] vriezen, vriezen, [A] laat je me in.
Nou, verbedooster, wat zeg je?
Al die papagaai die is [E] geniaal, ik jou die vierpankjes nog niet [A] vergeten.
Dat was eigenlijk verkeerd.
En ik dacht, dat was toch maar [E] nooit, want zo zien we dat papagaai, [A] dat is niet vergeten.
Maar dan laat ik hem zingen voor een groot publiek, dat is machtig mooi, nou, wat ik [E] smaar ik, en ik juich om de zin, en ik zei, wacht, [A] dan wacht.
Dat roten, witte, volle slaat, die pikt me in het ei, en ik hierop [E] draai, en ik bedoel, wacht, ik schuim uit [A] Polen-Jast.
Ze [C] vrijden [G] vooral, [D] vooral mijn heren, [A] ze [C] vrijden vooral, [G] maar ik wil niet aan [D] de heren.
En ik zei, goed, jij kunt mij, je bent van mij, ik krijg mijn pank, wat je wilt, heller.
[A] Maar ik kwam net waar, en toen zag ik daar voor het café, een orenmontje, en hij [E] bij mij, en ik eerder met wievende montjes [A] zwemmen terug.
En ik dacht bij mezelf, dit is niet ver, maar toch op een of andere [E] manier, want ik krijg mij, door een kerel, [A] en een papagaai.
Ik ben kwijt uit, door [E] een kerel en een papagaai.
Ik ben goed uit, door een kerel [E] en een papagaai.
Ja, [A] ik moet net lopen, maar [D] ik zal met u droeg, ik ben [E] kwijt uit, door een kerel [A] en een papagaai.
Ik ben kwijt uit, door een [E] kerel en een [A] papagaai.
Key:
A
E
D
Bm
F#
A
E
D
_ _ _ [Bm] _ _ [A] _ _ _
_ _ _ [Bm] _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Ik ben Fie op een warme zimmersnijd, ik weet bijna niet hoe ze in de [E] kanker zijn gebreed en ik stopte nog even.
Fie, [A] het gaat fijn. _
Ik ging naar Fie, die zat nu aan de bar, en de barman zei dat hij een [E] bier gevaren had, en jonk aan mij, zei ik, kerel, mijn [A] papa kijk! _ _
Fie, zijn de meeste ze hier een jonge?
Deze papa kijk heeft me echt een [E] mooie show en ik denk dat ik fantastisch gek ben, maar ik speel [A] dat pultje mooi mee.
Dus ik zei op serieus, het hoorloof vrije ik, een paar joel [E] van de gast, _ een [A] nijdeik.
Ze zei zo, zo, zo, zo papa kijk, zo peruzen, [E] nijdeik en een wijsbekankte zanger uit Polen [A]-Jast. _
Jouw me dien haan, [E] jouw me dien herf, [D] wast u het dus met mij?
[E] Hier [A] is mijn haan, hier [E] is mijn herf, jouw me me steen omdij.
[A] _
Lang wie [F#] het kost, [D] het is juist te [F#] rad om te dij, [B] ik vind het leuk, [A] zien _ wij, _ [E] _ _ _ _ in een [A]
nijdeik.
_ _ _ _ Nien, nien, een papagaai die zachtje mogel.
Nou?
_ Ik had al verrast, dit is nu weer een iskrijt siep, [E] maar dan zuiver en dat met een papagaai, het is [A] onder de bad.
_ Ik zei wat, geen verpijs nog meer, wat boeken van Bruggen op aanserie, zei ik, een heele vries, kijk dat polderdrien, zie je uit met de waard.
Zei zo, zo, zo, zo papagaai, zo verbedooster, een witje braai [E] en een wijsbekankte zanger uit [A] Polen-Jast.
_ Let je me in, [E] vriezen, vriezen, let je me [A] _ in.
_ Bloedasset en stevig vriezen, [E] je mag steen.
_ Je [A] mag roepen, raar, ze valt, ik [D] krijg al spinnen, dan valt het, [A] laat je me in, [E] vriezen, vriezen, [A] laat je me in.
_ _ Nou, verbedooster, wat zeg je? _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ Al die papagaai die is [E] geniaal, ik jou die vierpankjes nog niet [A] vergeten.
_ Dat was eigenlijk verkeerd.
En ik dacht, dat was toch maar [E] nooit, want zo zien we dat papagaai, [A] dat is niet vergeten.
_ Maar dan laat ik hem zingen voor een groot publiek, dat is machtig mooi, nou, wat ik [E] smaar ik, en ik juich om de zin, en ik zei, wacht, [A] dan wacht.
Dat _ _ roten, witte, volle slaat, die pikt me in het ei, en ik hierop [E] draai, en ik bedoel, wacht, ik schuim uit [A] Polen-Jast. _
_ Ze [C] vrijden [G] vooral, [D] vooral mijn heren, [A] ze [C] vrijden vooral, [G] maar ik wil _ niet aan [D] de heren.
En ik zei, goed, jij kunt mij, je bent van mij, ik krijg mijn pank, wat je wilt, heller. _ _
_ [A] _ Maar ik kwam net waar, _ _ en toen zag ik daar voor het café, een orenmontje, en hij [E] bij mij, en ik eerder met wievende montjes [A] zwemmen terug. _
En ik dacht bij mezelf, dit is niet ver, maar toch op een of andere [E] manier, want ik krijg mij, door een kerel, [A] en een papagaai.
Ik ben kwijt uit, door [E] een kerel en een papagaai. _
Ik ben goed uit, door een kerel [E] en een papagaai.
Ja, [A] ik moet net lopen, maar [D] ik zal met u droeg, ik ben [E] kwijt uit, door een kerel [A] en een papagaai. _
Ik ben kwijt uit, door een [E] kerel en een _ [A] _ _ papagaai. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [Bm] _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Ik ben Fie op een warme zimmersnijd, ik weet bijna niet hoe ze in de [E] kanker zijn gebreed en ik stopte nog even.
Fie, [A] het gaat fijn. _
Ik ging naar Fie, die zat nu aan de bar, en de barman zei dat hij een [E] bier gevaren had, en jonk aan mij, zei ik, kerel, mijn [A] papa kijk! _ _
Fie, zijn de meeste ze hier een jonge?
Deze papa kijk heeft me echt een [E] mooie show en ik denk dat ik fantastisch gek ben, maar ik speel [A] dat pultje mooi mee.
Dus ik zei op serieus, het hoorloof vrije ik, een paar joel [E] van de gast, _ een [A] nijdeik.
Ze zei zo, zo, zo, zo papa kijk, zo peruzen, [E] nijdeik en een wijsbekankte zanger uit Polen [A]-Jast. _
Jouw me dien haan, [E] jouw me dien herf, [D] wast u het dus met mij?
[E] Hier [A] is mijn haan, hier [E] is mijn herf, jouw me me steen omdij.
[A] _
Lang wie [F#] het kost, [D] het is juist te [F#] rad om te dij, [B] ik vind het leuk, [A] zien _ wij, _ [E] _ _ _ _ in een [A]
nijdeik.
_ _ _ _ Nien, nien, een papagaai die zachtje mogel.
Nou?
_ Ik had al verrast, dit is nu weer een iskrijt siep, [E] maar dan zuiver en dat met een papagaai, het is [A] onder de bad.
_ Ik zei wat, geen verpijs nog meer, wat boeken van Bruggen op aanserie, zei ik, een heele vries, kijk dat polderdrien, zie je uit met de waard.
Zei zo, zo, zo, zo papagaai, zo verbedooster, een witje braai [E] en een wijsbekankte zanger uit [A] Polen-Jast.
_ Let je me in, [E] vriezen, vriezen, let je me [A] _ in.
_ Bloedasset en stevig vriezen, [E] je mag steen.
_ Je [A] mag roepen, raar, ze valt, ik [D] krijg al spinnen, dan valt het, [A] laat je me in, [E] vriezen, vriezen, [A] laat je me in.
_ _ Nou, verbedooster, wat zeg je? _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ Al die papagaai die is [E] geniaal, ik jou die vierpankjes nog niet [A] vergeten.
_ Dat was eigenlijk verkeerd.
En ik dacht, dat was toch maar [E] nooit, want zo zien we dat papagaai, [A] dat is niet vergeten.
_ Maar dan laat ik hem zingen voor een groot publiek, dat is machtig mooi, nou, wat ik [E] smaar ik, en ik juich om de zin, en ik zei, wacht, [A] dan wacht.
Dat _ _ roten, witte, volle slaat, die pikt me in het ei, en ik hierop [E] draai, en ik bedoel, wacht, ik schuim uit [A] Polen-Jast. _
_ Ze [C] vrijden [G] vooral, [D] vooral mijn heren, [A] ze [C] vrijden vooral, [G] maar ik wil _ niet aan [D] de heren.
En ik zei, goed, jij kunt mij, je bent van mij, ik krijg mijn pank, wat je wilt, heller. _ _
_ [A] _ Maar ik kwam net waar, _ _ en toen zag ik daar voor het café, een orenmontje, en hij [E] bij mij, en ik eerder met wievende montjes [A] zwemmen terug. _
En ik dacht bij mezelf, dit is niet ver, maar toch op een of andere [E] manier, want ik krijg mij, door een kerel, [A] en een papagaai.
Ik ben kwijt uit, door [E] een kerel en een papagaai. _
Ik ben goed uit, door een kerel [E] en een papagaai.
Ja, [A] ik moet net lopen, maar [D] ik zal met u droeg, ik ben [E] kwijt uit, door een kerel [A] en een papagaai. _
Ik ben kwijt uit, door een [E] kerel en een _ [A] _ _ papagaai. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _