Lit Jim Gean, Friezen Chords by Gurbe Douwstra
Tempo:
105.6 bpm
Chords used:
D
A
E
B
G
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[D] Wij vrije zijn smotten, [A] aans amper u [D] te bon.
[G] [D] We bin bekend als het volk van tuike, [A] tuike hon.
[D] U's ja is ja, u's nee is nee, en [G] atse vreje hoest mij dei.
[D] Maar koert wel minder en [A] das al better as [D] [G] gewon.
[D]
Hun vrije zal linnig, [A] rek het neene van [D] oerst [G] joen.
[D] Ek al brant er in hem nog san [A] hillig vu.
[D] Maar bin wie meer als mij huus treien,
[G] Bin wie net meer [Gm] stil te krijen,
[D] Lijt de massa [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
[D] Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je mat [A] steen.
Je [D] mat roep raas en boter krijgt [G] als weem net alt, alte.
Let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Na u twakken je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der voer.
Hier op donk huts de tocht der [A] tochten die gaat door.
[D] Maar wie vriezen wit de wetter, [G] is is sama rek met wetter.
[D] En dus [A] horen wie de kjessen [D] op het goor.
Maar jere wie en kroes [A] dan sissen, het [D] geet aan.
Verliezen al die nochtre vriezen, [A] haverstal.
Mij op [D] de kop een unartspetje en [G] die elke vezes [D] metje.
Stin de kampioenen [A] van het [D] oeverstal.
Let je hem geen, [F#m] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je [A] mat steen.
Je [D] maat rop, raze en bal te krijgt [G] als weem net alt, [D] alte.
Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
En bloot het winters [A] alle nachten op [D] een null.
Dan gauw niet joom op jere veen met [A] hele smul.
Niet ton [D] iets, rap een rentje, oe [G] wat de kontje had dat [D] ventje.
Je roem goud, nee [A] dit is echt een [D] flauwekul.
En al is u [A] spage fieve zon [D] te gier.
De holle reet niet blauw, hie [A] farbet zelfs het hier.
En giet [D] de weef de noer de banken, ken [G] u spage haast wel janken.
[D] Maar hie weef mij al door het [F#m] zeer, ja [D] sterrend weer.
Let je hem geen, vriezen, [F#m] vriezen, let je [D] hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, [A] je mat steen.
Je mat [D] roepen raas en bal te [G] krek, dat is bij hem net alte, alte.
[D] Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
[E] En in dat [B] stadion dat nij aarbe is [E] verneemd.
Je elke voetbalgek dacht zut zijn [B] dat ik te geen.
[E] Maak je amper meeske sjongen, [A] schroen molesha van de longen.
[E] Ben dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] jere veen?
Eerst dat het doort, je [B] veel te vries, hem [E] dan verwoen.
Klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roen.
En al [E] snapt geen spieler wat we roepen.
[A] Wie sjonge trok, [Am] wel maf af hoppen.
[E] Wie hore vol, [B] alde we nooit als [E] kampioen.
[A] [E] Let je hem geen, vriezen, [B]
vriezen, let [E] je hem geen.
Bloednet zitten, stevig vriezen, [B] je moet staan.
[F#m] Je [E] moet roper aas en bol [A] knekken als ben je oud, alte.
Let je [E] hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen.
[B] [E] Bloednet zitten, stevig [B] vriezen, je moet staan.
[F#m] Je moet [C#m] roper aas [E] en bol [A] kneken als ben je oud, alte.
[E] Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, [E] Let hem gaan
Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, Let [E] hem gaan
Let hem gaan, [B] Vrijsom, [E] Vrijsom, Let hem gaan
[G] [D] We bin bekend als het volk van tuike, [A] tuike hon.
[D] U's ja is ja, u's nee is nee, en [G] atse vreje hoest mij dei.
[D] Maar koert wel minder en [A] das al better as [D] [G] gewon.
[D]
Hun vrije zal linnig, [A] rek het neene van [D] oerst [G] joen.
[D] Ek al brant er in hem nog san [A] hillig vu.
[D] Maar bin wie meer als mij huus treien,
[G] Bin wie net meer [Gm] stil te krijen,
[D] Lijt de massa [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
[D] Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je mat [A] steen.
Je [D] mat roep raas en boter krijgt [G] als weem net alt, alte.
Let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Na u twakken je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der voer.
Hier op donk huts de tocht der [A] tochten die gaat door.
[D] Maar wie vriezen wit de wetter, [G] is is sama rek met wetter.
[D] En dus [A] horen wie de kjessen [D] op het goor.
Maar jere wie en kroes [A] dan sissen, het [D] geet aan.
Verliezen al die nochtre vriezen, [A] haverstal.
Mij op [D] de kop een unartspetje en [G] die elke vezes [D] metje.
Stin de kampioenen [A] van het [D] oeverstal.
Let je hem geen, [F#m] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je [A] mat steen.
Je [D] maat rop, raze en bal te krijgt [G] als weem net alt, [D] alte.
Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
En bloot het winters [A] alle nachten op [D] een null.
Dan gauw niet joom op jere veen met [A] hele smul.
Niet ton [D] iets, rap een rentje, oe [G] wat de kontje had dat [D] ventje.
Je roem goud, nee [A] dit is echt een [D] flauwekul.
En al is u [A] spage fieve zon [D] te gier.
De holle reet niet blauw, hie [A] farbet zelfs het hier.
En giet [D] de weef de noer de banken, ken [G] u spage haast wel janken.
[D] Maar hie weef mij al door het [F#m] zeer, ja [D] sterrend weer.
Let je hem geen, vriezen, [F#m] vriezen, let je [D] hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, [A] je mat steen.
Je mat [D] roepen raas en bal te [G] krek, dat is bij hem net alte, alte.
[D] Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
[E] En in dat [B] stadion dat nij aarbe is [E] verneemd.
Je elke voetbalgek dacht zut zijn [B] dat ik te geen.
[E] Maak je amper meeske sjongen, [A] schroen molesha van de longen.
[E] Ben dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] jere veen?
Eerst dat het doort, je [B] veel te vries, hem [E] dan verwoen.
Klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roen.
En al [E] snapt geen spieler wat we roepen.
[A] Wie sjonge trok, [Am] wel maf af hoppen.
[E] Wie hore vol, [B] alde we nooit als [E] kampioen.
[A] [E] Let je hem geen, vriezen, [B]
vriezen, let [E] je hem geen.
Bloednet zitten, stevig vriezen, [B] je moet staan.
[F#m] Je [E] moet roper aas en bol [A] knekken als ben je oud, alte.
Let je [E] hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen.
[B] [E] Bloednet zitten, stevig [B] vriezen, je moet staan.
[F#m] Je moet [C#m] roper aas [E] en bol [A] kneken als ben je oud, alte.
[E] Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, [E] Let hem gaan
Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, Let [E] hem gaan
Let hem gaan, [B] Vrijsom, [E] Vrijsom, Let hem gaan
Key:
D
A
E
B
G
D
A
E
[D] _ Wij vrije zijn smotten, [A] aans amper u [D] te bon.
_ [G] _ [D] _ We bin bekend als het volk van tuike, [A] tuike hon. _ _
[D] U's ja is ja, u's nee is nee, en [G] atse vreje hoest mij dei.
_ [D] Maar koert wel minder en [A] das al better as [D] [G] gewon.
_ [D] _
Hun vrije zal linnig, [A] rek het neene van [D] oerst [G] joen.
[D] _ Ek al brant er in hem nog san [A] hillig vu.
_ _ [D] Maar bin wie meer als mij huus treien,
[G] Bin wie net meer [Gm] stil te krijen,
[D] Lijt de massa [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
_ [D] _ _ Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je mat [A] steen. _
Je [D] mat roep raas en boter krijgt [G] als weem net alt, alte.
Let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Na u twakken je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der voer.
Hier op donk huts de tocht der [A] tochten die gaat door. _
[D] Maar wie vriezen wit de wetter, [G] is is sama rek met wetter.
[D] En dus [A] horen wie de kjessen [D] op het goor.
Maar jere wie en kroes [A] dan sissen, het [D] geet aan. _
_ Verliezen al die nochtre vriezen, [A] haverstal. _
Mij op [D] de kop een unartspetje en [G] die elke vezes [D] metje.
Stin de kampioenen [A] van het [D] oeverstal.
Let je hem geen, [F#m] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je [A] mat steen.
Je [D] maat rop, raze en bal te krijgt [G] als weem net alt, [D] alte.
Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
En bloot het winters [A] alle nachten op [D] een null. _
Dan gauw niet joom op jere veen met [A] hele smul. _
Niet ton [D] iets, rap een rentje, oe [G] wat de kontje had dat [D] ventje.
Je roem goud, nee [A] dit is echt een [D] flauwekul. _
En al is u [A] spage fieve zon [D] te gier. _
De holle reet niet blauw, hie [A] farbet zelfs het hier. _
En giet [D] de weef de noer de banken, ken [G] u spage haast wel janken.
[D] Maar hie weef mij al door het [F#m] zeer, ja [D] sterrend weer. _
Let je hem geen, vriezen, [F#m] vriezen, let je [D] hem geen. _
Wil net zitten stieve vriezen, [A] je mat steen.
Je mat [D] roepen raas en bal te [G] krek, dat is bij hem net alte, alte.
[D] Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen. _
_ [E] _ _ _ En in dat [B] stadion dat nij aarbe is [E] _ verneemd.
Je elke voetbalgek dacht zut zijn [B] dat ik te geen.
[E] Maak je amper meeske sjongen, [A] schroen molesha van de longen.
[E] Ben dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] jere veen?
_ Eerst dat het doort, je [B] veel te vries, hem [E] dan verwoen.
_ Klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roen.
En al [E] snapt geen spieler wat we roepen.
[A] Wie sjonge trok, [Am] wel maf af hoppen.
[E] Wie hore vol, [B] alde we nooit als [E] kampioen.
[A] _ [E] _ Let je hem geen, vriezen, [B]
vriezen, let [E] je hem geen.
_ _ Bloednet zitten, stevig vriezen, [B] je moet staan.
_ [F#m] Je [E] moet roper aas en bol [A] knekken als ben je oud, alte.
Let je [E] hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen. _ _ _
_ _ [B] _ _ [E] _ _ Bloednet zitten, stevig [B] vriezen, je moet staan.
[F#m] Je moet [C#m] roper aas [E] en bol [A] kneken als ben je oud, alte.
[E] Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, [E] Let hem gaan_
_ Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, Let [E] hem gaan_
Let hem gaan, [B] Vrijsom, [E] Vrijsom, Let hem gaan_ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [G] _ [D] _ We bin bekend als het volk van tuike, [A] tuike hon. _ _
[D] U's ja is ja, u's nee is nee, en [G] atse vreje hoest mij dei.
_ [D] Maar koert wel minder en [A] das al better as [D] [G] gewon.
_ [D] _
Hun vrije zal linnig, [A] rek het neene van [D] oerst [G] joen.
[D] _ Ek al brant er in hem nog san [A] hillig vu.
_ _ [D] Maar bin wie meer als mij huus treien,
[G] Bin wie net meer [Gm] stil te krijen,
[D] Lijt de massa [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
_ [D] _ _ Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je mat [A] steen. _
Je [D] mat roep raas en boter krijgt [G] als weem net alt, alte.
Let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Na u twakken je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der voer.
Hier op donk huts de tocht der [A] tochten die gaat door. _
[D] Maar wie vriezen wit de wetter, [G] is is sama rek met wetter.
[D] En dus [A] horen wie de kjessen [D] op het goor.
Maar jere wie en kroes [A] dan sissen, het [D] geet aan. _
_ Verliezen al die nochtre vriezen, [A] haverstal. _
Mij op [D] de kop een unartspetje en [G] die elke vezes [D] metje.
Stin de kampioenen [A] van het [D] oeverstal.
Let je hem geen, [F#m] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
Wil net zitten stieve vriezen, je [A] mat steen.
Je [D] maat rop, raze en bal te krijgt [G] als weem net alt, [D] alte.
Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen.
En bloot het winters [A] alle nachten op [D] een null. _
Dan gauw niet joom op jere veen met [A] hele smul. _
Niet ton [D] iets, rap een rentje, oe [G] wat de kontje had dat [D] ventje.
Je roem goud, nee [A] dit is echt een [D] flauwekul. _
En al is u [A] spage fieve zon [D] te gier. _
De holle reet niet blauw, hie [A] farbet zelfs het hier. _
En giet [D] de weef de noer de banken, ken [G] u spage haast wel janken.
[D] Maar hie weef mij al door het [F#m] zeer, ja [D] sterrend weer. _
Let je hem geen, vriezen, [F#m] vriezen, let je [D] hem geen. _
Wil net zitten stieve vriezen, [A] je mat steen.
Je mat [D] roepen raas en bal te [G] krek, dat is bij hem net alte, alte.
[D] Let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen. _
_ [E] _ _ _ En in dat [B] stadion dat nij aarbe is [E] _ verneemd.
Je elke voetbalgek dacht zut zijn [B] dat ik te geen.
[E] Maak je amper meeske sjongen, [A] schroen molesha van de longen.
[E] Ben dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] jere veen?
_ Eerst dat het doort, je [B] veel te vries, hem [E] dan verwoen.
_ Klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roen.
En al [E] snapt geen spieler wat we roepen.
[A] Wie sjonge trok, [Am] wel maf af hoppen.
[E] Wie hore vol, [B] alde we nooit als [E] kampioen.
[A] _ [E] _ Let je hem geen, vriezen, [B]
vriezen, let [E] je hem geen.
_ _ Bloednet zitten, stevig vriezen, [B] je moet staan.
_ [F#m] Je [E] moet roper aas en bol [A] knekken als ben je oud, alte.
Let je [E] hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen. _ _ _
_ _ [B] _ _ [E] _ _ Bloednet zitten, stevig [B] vriezen, je moet staan.
[F#m] Je moet [C#m] roper aas [E] en bol [A] kneken als ben je oud, alte.
[E] Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, [E] Let hem gaan_
_ Let hem gaan, [B] Vrijsom, Vrijsom, Let [E] hem gaan_
Let hem gaan, [B] Vrijsom, [E] Vrijsom, Let hem gaan_ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _