Chords for The Spitfires - 't Huusken An De Diek
Tempo:
95.95 bpm
Chords used:
F
C
Bb
Em
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F]
[C] [F]
[C] [F]
Ze woonden samen [C] in een huisje,
[Em]
[Bb] Zij was wat stief van [F] reumatie,
[Bb] Maar kon zich nog [F] aardig redden,
In [C] kleine huisjes aan de [F] diep.
De kinderen waren al [C] lang de deur uit,
[Em]
[Bb] Ze kwamen af en toe [F] nog aan,
[Bb] Hij had het altijd [F] overvrogen,
En soms [C] begrep hij [Am] er niks [F] van.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd wel weer [F] leed.
Zes woenden en een [C] oude sikke,
[Em] [Bb] Een zeug in [F] schottenstukjes land,
[Bb] Zo af en toe nog [F] deuren pufken,
Dan [Am] hielen opoek aan de [F] hand.
Zien hele lijven [C] puppig werken,
[Em] [Bb] En maar met zuiven [F] blaag en vuus,
[A] [Bb] Verdag en dauw [F] alweer de land op,
En pas [Am] een [Dm] melkens stiet [E] weer [F] thuis.
[C] Het is [F] nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Dm] wel [Em] weer [F] leed.
Maar op een zondag in [C] december,
[Em]
[Bb] Kreeg opa het zomer zo [F] benauwd,
[A]
[Bb] Zien dochter en je [F] moeders gaat toe,
Vandaag [Am] zit [C] eigenlijk niet [F] vertrouwd.
Dezelfde nacht is hij [C] gestorven,
[Em]
[Bb] Zelf niet veroord, hoe zo [F] begroot.
[Bb] Wellicht was het er aan [F] gezullen,
Die [C] weken [F] later was ze dood.
Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Gm] wel [Em] weer [F] leed.
Hoe doods heb je niet voor [C] het zeggen,
[Em] [Bb] Zie heel de meiden graag [F] geliefd,
[Bb] Gemoedelijk rusten ziet op [F] het kerkhof,
Vlak bij [Am] het huisje aan de [F] diep.
Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
[C] [F]
[C] [F]
[C] [F]
[C] [F]
Ze woonden samen [C] in een huisje,
[Em]
[Bb] Zij was wat stief van [F] reumatie,
[Bb] Maar kon zich nog [F] aardig redden,
In [C] kleine huisjes aan de [F] diep.
De kinderen waren al [C] lang de deur uit,
[Em]
[Bb] Ze kwamen af en toe [F] nog aan,
[Bb] Hij had het altijd [F] overvrogen,
En soms [C] begrep hij [Am] er niks [F] van.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd wel weer [F] leed.
Zes woenden en een [C] oude sikke,
[Em] [Bb] Een zeug in [F] schottenstukjes land,
[Bb] Zo af en toe nog [F] deuren pufken,
Dan [Am] hielen opoek aan de [F] hand.
Zien hele lijven [C] puppig werken,
[Em] [Bb] En maar met zuiven [F] blaag en vuus,
[A] [Bb] Verdag en dauw [F] alweer de land op,
En pas [Am] een [Dm] melkens stiet [E] weer [F] thuis.
[C] Het is [F] nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Dm] wel [Em] weer [F] leed.
Maar op een zondag in [C] december,
[Em]
[Bb] Kreeg opa het zomer zo [F] benauwd,
[A]
[Bb] Zien dochter en je [F] moeders gaat toe,
Vandaag [Am] zit [C] eigenlijk niet [F] vertrouwd.
Dezelfde nacht is hij [C] gestorven,
[Em]
[Bb] Zelf niet veroord, hoe zo [F] begroot.
[Bb] Wellicht was het er aan [F] gezullen,
Die [C] weken [F] later was ze dood.
Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Gm] wel [Em] weer [F] leed.
Hoe doods heb je niet voor [C] het zeggen,
[Em] [Bb] Zie heel de meiden graag [F] geliefd,
[Bb] Gemoedelijk rusten ziet op [F] het kerkhof,
Vlak bij [Am] het huisje aan de [F] diep.
Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
[C] [F]
[C] [F]
Key:
F
C
Bb
Em
Am
F
C
Bb
[F] _ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
Ze woonden samen [C] in een huisje,
_ [Em] _
[Bb] Zij was wat stief van [F] reumatie, _ _ _
[Bb] Maar kon zich nog [F] aardig redden,
In [C] kleine huisjes aan de [F] diep. _ _
De kinderen waren al [C] lang de deur uit,
_ [Em] _
[Bb] Ze kwamen af en toe [F] nog aan, _
[Bb] Hij had het altijd [F] overvrogen,
En soms [C] begrep hij [Am] er niks [F] van. _ _ _
_ _ Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd wel weer [F] _ leed.
_ Zes woenden en een [C] oude sikke,
_ [Em] _ [Bb] Een zeug in [F] schottenstukjes land,
_ _ [Bb] Zo af en toe nog [F] deuren pufken,
Dan [Am] hielen opoek aan de [F] hand.
_ _ Zien hele lijven [C] puppig werken,
_ [Em] _ [Bb] En maar met zuiven [F] blaag en vuus,
[A] _ [Bb] Verdag en dauw [F] alweer de land op,
En pas [Am] een [Dm] melkens stiet [E] weer [F] thuis.
_ _ _ _ [C] Het is [F] nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Dm] wel [Em] weer [F] leed. _ _
Maar op een zondag in [C] december,
_ [Em] _
[Bb] Kreeg opa het zomer zo [F] _ benauwd,
[A] _
[Bb] Zien dochter en je [F] moeders gaat toe,
Vandaag [Am] zit [C] eigenlijk niet _ [F] _ _ vertrouwd.
_ Dezelfde nacht is hij [C] gestorven,
_ [Em] _
[Bb] Zelf niet veroord, hoe zo [F] begroot. _ _
[Bb] Wellicht was het er aan [F] gezullen,
Die [C] weken [F] later was ze _ dood. _
_ _ Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Gm] wel [Em] weer [F] leed.
_ _ Hoe doods heb je niet voor [C] het zeggen,
_ [Em] _ [Bb] Zie heel de meiden graag [F] _ geliefd,
_ [Bb] _ Gemoedelijk rusten ziet op [F] het kerkhof,
Vlak bij [Am] het huisje aan de [F] _ diep.
_ _ _ Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
Ze woonden samen [C] in een huisje,
_ [Em] _
[Bb] Zij was wat stief van [F] reumatie, _ _ _
[Bb] Maar kon zich nog [F] aardig redden,
In [C] kleine huisjes aan de [F] diep. _ _
De kinderen waren al [C] lang de deur uit,
_ [Em] _
[Bb] Ze kwamen af en toe [F] nog aan, _
[Bb] Hij had het altijd [F] overvrogen,
En soms [C] begrep hij [Am] er niks [F] van. _ _ _
_ _ Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd wel weer [F] _ leed.
_ Zes woenden en een [C] oude sikke,
_ [Em] _ [Bb] Een zeug in [F] schottenstukjes land,
_ _ [Bb] Zo af en toe nog [F] deuren pufken,
Dan [Am] hielen opoek aan de [F] hand.
_ _ Zien hele lijven [C] puppig werken,
_ [Em] _ [Bb] En maar met zuiven [F] blaag en vuus,
[A] _ [Bb] Verdag en dauw [F] alweer de land op,
En pas [Am] een [Dm] melkens stiet [E] weer [F] thuis.
_ _ _ _ [C] Het is [F] nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Dm] wel [Em] weer [F] leed. _ _
Maar op een zondag in [C] december,
_ [Em] _
[Bb] Kreeg opa het zomer zo [F] _ benauwd,
[A] _
[Bb] Zien dochter en je [F] moeders gaat toe,
Vandaag [Am] zit [C] eigenlijk niet _ [F] _ _ vertrouwd.
_ Dezelfde nacht is hij [C] gestorven,
_ [Em] _
[Bb] Zelf niet veroord, hoe zo [F] begroot. _ _
[Bb] Wellicht was het er aan [F] gezullen,
Die [C] weken [F] later was ze _ dood. _
_ _ Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Gm] wel [Em] weer [F] leed.
_ _ Hoe doods heb je niet voor [C] het zeggen,
_ [Em] _ [Bb] Zie heel de meiden graag [F] _ geliefd,
_ [Bb] _ Gemoedelijk rusten ziet op [F] het kerkhof,
Vlak bij [Am] het huisje aan de [F] _ diep.
_ _ _ Het is nog nooit, nee, nooit zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed.
Het is nog nooit, nee, [Bb] nooit [F] zo donker geweest,
Of het [C] wat altijd [Em] wel weer [F] leed. _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _