Chords for Rowwen Hèze - November | NPO Radio 2
Tempo:
63.5 bpm
Chords used:
D
A
G
Bm
B
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[D] Het
[A] was twelve uur in [G] Venlo, [D] het hoort hier te naar Hoestengang.
[G] Toen iemand zei, hij [D] loob is mij, dis [Bm] herenacht niet [A] gedong.
[G] Ik keeg al aan [D] en ik schrok ervan, ga jo joren [A] niet gezien.
[D] Ze waren mooi, net zo mooi als toen, gaan ze in het begin.
Op het kerkplein in [G] november, zag ik al voor de eerste [D] keer.
[G] De wind die [D] wijde droog was, en ik zag het [A] gevoel.
[G] Ik zag mijn hand, alleen nog [D] hand, en ik dacht loop door, [A] loop door.
[D]
Onderweg heb ik me [G] zelf verteld, het was niet meer als een blaad [D] dat veld.
Maar een blaad dat veld, en een boekje dicht, alweer blijf dat we zo gezien.
[G] Overdag de zon, en s'nachts de mond, ik was ogen niet [A] weer ston.
[G] Ik dacht meer aan hem, dan aan [D] mijzelf, ik dacht dagen aan een [A] stuk.
[D] Wat is dit nou, [F#m] een mooie vrouw, dit is [A] weggegooid, geluk.
[D] En s'nachts in bed, sloop ik net, op de geelhoop een stuk bij mij.
In [G] bed is koud, [D] in kamer koud, en ik droom haar [A] dat staat.
Je zit zacht, [D] als doos, als vecht, en ik draai me hemel in.
[A] [D] In een werm, weer ik [G] werm, en droom die mooiste [D] zin.
[D]
[A] [B] [D]
[A] [D]
[A] [D]
Vul gedoe, te lang [G] gewacht, ging door, half [D] een kracht.
[G] Er blief niks meer [D] over van dit schip, het reef langzaam door [A] een stroom.
[G] Tot een puntje aan [D] de horizon, om in een oceaan zich te [A] roeren.
[D] Ik heb alles, overhoog gegroeid, het haven, dit waanboer.
Het was meerdes vroeg, in Venlo, hoogtiet, in mijn hoogste gong.
Je keek mij aan, en ik keek uw aan, van kiek hoe ze hier nou [A] stonden.
[G] Ik kreeg uw hand, en ik [D] laagde wat, uw gezicht, en [A] uw naam.
En [D] hoe gekeerd, hoe [G] hoogweg streept, toen de zon [A] aan de hemel [D] kwam.
[G] [A] [G]
[Bm] [A]
[D] [A] [D]
[G] [D]
[G] [A] [D]
[B]
[A] was twelve uur in [G] Venlo, [D] het hoort hier te naar Hoestengang.
[G] Toen iemand zei, hij [D] loob is mij, dis [Bm] herenacht niet [A] gedong.
[G] Ik keeg al aan [D] en ik schrok ervan, ga jo joren [A] niet gezien.
[D] Ze waren mooi, net zo mooi als toen, gaan ze in het begin.
Op het kerkplein in [G] november, zag ik al voor de eerste [D] keer.
[G] De wind die [D] wijde droog was, en ik zag het [A] gevoel.
[G] Ik zag mijn hand, alleen nog [D] hand, en ik dacht loop door, [A] loop door.
[D]
Onderweg heb ik me [G] zelf verteld, het was niet meer als een blaad [D] dat veld.
Maar een blaad dat veld, en een boekje dicht, alweer blijf dat we zo gezien.
[G] Overdag de zon, en s'nachts de mond, ik was ogen niet [A] weer ston.
[G] Ik dacht meer aan hem, dan aan [D] mijzelf, ik dacht dagen aan een [A] stuk.
[D] Wat is dit nou, [F#m] een mooie vrouw, dit is [A] weggegooid, geluk.
[D] En s'nachts in bed, sloop ik net, op de geelhoop een stuk bij mij.
In [G] bed is koud, [D] in kamer koud, en ik droom haar [A] dat staat.
Je zit zacht, [D] als doos, als vecht, en ik draai me hemel in.
[A] [D] In een werm, weer ik [G] werm, en droom die mooiste [D] zin.
[D]
[A] [B] [D]
[A] [D]
[A] [D]
Vul gedoe, te lang [G] gewacht, ging door, half [D] een kracht.
[G] Er blief niks meer [D] over van dit schip, het reef langzaam door [A] een stroom.
[G] Tot een puntje aan [D] de horizon, om in een oceaan zich te [A] roeren.
[D] Ik heb alles, overhoog gegroeid, het haven, dit waanboer.
Het was meerdes vroeg, in Venlo, hoogtiet, in mijn hoogste gong.
Je keek mij aan, en ik keek uw aan, van kiek hoe ze hier nou [A] stonden.
[G] Ik kreeg uw hand, en ik [D] laagde wat, uw gezicht, en [A] uw naam.
En [D] hoe gekeerd, hoe [G] hoogweg streept, toen de zon [A] aan de hemel [D] kwam.
[G] [A] [G]
[Bm] [A]
[D] [A] [D]
[G] [D]
[G] [A] [D]
[B]
Key:
D
A
G
Bm
B
D
A
G
_ _ _ _ _ [D] Het _
_ _ [A] _ _ _ _ was twelve uur in [G] Venlo, [D] het hoort hier te naar Hoestengang. _
[G] Toen iemand zei, hij [D] loob is mij, dis [Bm] herenacht niet [A] gedong.
[G] Ik keeg al aan [D] en ik schrok ervan, ga jo joren [A] niet gezien. _
[D] Ze waren mooi, net zo mooi als toen, gaan ze in het begin.
_ _ _ Op het kerkplein in [G] november, zag ik al voor de eerste [D] keer.
[G] De wind die [D] wijde droog was, en ik zag het [A] gevoel.
[G] Ik zag mijn hand, alleen nog [D] hand, en ik dacht loop door, [A] loop door.
_ [D]
Onderweg heb ik me [G] zelf verteld, het was niet meer als een blaad [D] dat veld. _
_ _ _ _ _ _ _ _
Maar een blaad dat veld, en een boekje dicht, alweer blijf dat we zo gezien.
_ [G] Overdag de zon, en s'nachts de mond, ik was ogen niet [A] weer ston.
[G] Ik dacht meer aan hem, dan aan [D] mijzelf, ik dacht dagen aan een [A] stuk.
[D] Wat is dit nou, [F#m] een mooie vrouw, dit is [A] weggegooid, geluk.
[D] _ En s'nachts in bed, sloop ik net, op de geelhoop een stuk bij mij.
In [G] bed is koud, [D] in kamer koud, en ik droom haar [A] dat staat.
Je zit zacht, [D] als doos, als vecht, en ik draai me hemel in.
[A] _ [D] In een werm, weer ik [G] werm, en droom die mooiste [D] zin. _ _ _
_ _ _ _ _ _ [D] _ _
[A] _ _ [B] _ _ _ _ [D] _ _
[A] _ _ _ _ [D] _ _ _ _
[A] _ _ [D] _ _ _ _ _ _
_ Vul gedoe, te lang [G] gewacht, ging door, half [D] een kracht.
[G] Er blief niks meer [D] over van dit schip, het reef langzaam door [A] een stroom.
[G] Tot een puntje aan [D] de horizon, om in een oceaan zich te [A] roeren.
[D] Ik heb alles, overhoog gegroeid, het haven, dit waanboer.
_ Het was meerdes vroeg, in Venlo, _ hoogtiet, in mijn hoogste gong.
_ Je keek mij aan, en ik keek uw aan, van kiek hoe ze hier nou [A] stonden.
[G] Ik kreeg uw hand, en ik [D] laagde wat, uw gezicht, en [A] uw naam.
En [D] hoe gekeerd, hoe [G] hoogweg streept, toen de zon [A] aan de hemel [D] kwam. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ [A] _ _ [G] _
_ _ [Bm] _ _ _ [A] _ _ _
_ [D] _ _ _ _ [A] _ _ [D] _
_ _ [G] _ [D] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [G] _ [A] _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ _ _ [B] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ was twelve uur in [G] Venlo, [D] het hoort hier te naar Hoestengang. _
[G] Toen iemand zei, hij [D] loob is mij, dis [Bm] herenacht niet [A] gedong.
[G] Ik keeg al aan [D] en ik schrok ervan, ga jo joren [A] niet gezien. _
[D] Ze waren mooi, net zo mooi als toen, gaan ze in het begin.
_ _ _ Op het kerkplein in [G] november, zag ik al voor de eerste [D] keer.
[G] De wind die [D] wijde droog was, en ik zag het [A] gevoel.
[G] Ik zag mijn hand, alleen nog [D] hand, en ik dacht loop door, [A] loop door.
_ [D]
Onderweg heb ik me [G] zelf verteld, het was niet meer als een blaad [D] dat veld. _
_ _ _ _ _ _ _ _
Maar een blaad dat veld, en een boekje dicht, alweer blijf dat we zo gezien.
_ [G] Overdag de zon, en s'nachts de mond, ik was ogen niet [A] weer ston.
[G] Ik dacht meer aan hem, dan aan [D] mijzelf, ik dacht dagen aan een [A] stuk.
[D] Wat is dit nou, [F#m] een mooie vrouw, dit is [A] weggegooid, geluk.
[D] _ En s'nachts in bed, sloop ik net, op de geelhoop een stuk bij mij.
In [G] bed is koud, [D] in kamer koud, en ik droom haar [A] dat staat.
Je zit zacht, [D] als doos, als vecht, en ik draai me hemel in.
[A] _ [D] In een werm, weer ik [G] werm, en droom die mooiste [D] zin. _ _ _
_ _ _ _ _ _ [D] _ _
[A] _ _ [B] _ _ _ _ [D] _ _
[A] _ _ _ _ [D] _ _ _ _
[A] _ _ [D] _ _ _ _ _ _
_ Vul gedoe, te lang [G] gewacht, ging door, half [D] een kracht.
[G] Er blief niks meer [D] over van dit schip, het reef langzaam door [A] een stroom.
[G] Tot een puntje aan [D] de horizon, om in een oceaan zich te [A] roeren.
[D] Ik heb alles, overhoog gegroeid, het haven, dit waanboer.
_ Het was meerdes vroeg, in Venlo, _ hoogtiet, in mijn hoogste gong.
_ Je keek mij aan, en ik keek uw aan, van kiek hoe ze hier nou [A] stonden.
[G] Ik kreeg uw hand, en ik [D] laagde wat, uw gezicht, en [A] uw naam.
En [D] hoe gekeerd, hoe [G] hoogweg streept, toen de zon [A] aan de hemel [D] kwam. _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ [A] _ _ [G] _
_ _ [Bm] _ _ _ [A] _ _ _
_ [D] _ _ _ _ [A] _ _ [D] _
_ _ [G] _ [D] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [G] _ [A] _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ _ _ [B] _ _