Chords for Rowwen Hèze en Guus Meeuwis - Bestel Mar [Live]
Tempo:
81.6 bpm
Chords used:
F
C
Dm
Fm
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Dank u wel.
Het is zomigen en het is warm, het is pure overmacht.
Termoed met zomigen.
Bestel maar!
[F] [C]
[F] [C]
[Dm] [F]
U kunt mij voorgestellen [C] wie u in gezicht hebt waaien.
Gisteren een uur lang te kijken naar [F] uw school.
Niks te progen, [C] niks te zien, niks te beleven.
Voet voor veiling allemaal wat [F] zin is doen.
En met de handen even het ijs erop te [C] sloten.
Alles donkerlaag, broed, [F] gordijnen dicht.
En als je [C] brengt de kanoes naar het bed.
Schiet zachtjes in de vecht en even [F] lossen.
1, 2, 3, 4, bestel [C] maar, bestel maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog [C] even en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
[C] Wil [F]
[C] [F]
je koffie aan de [C] tammer en maar laten.
De klok die kunt rooien, niet [F] zien, je hengt te hoeren.
Van alle bieren waar de [C] stiekem aan bezat.
Het wil nou echt een holle [F] centien weg te gaan.
Je pakt op heel gewend om [C] knippen te betalen.
Kunt er net nog zo'n [F] beliebing ofzo.
Stel u aan, dan zoekt u toch [C] naar jij en mijn man.
Wie denkt er nou zo goed aan, [F] nou is de lood.
Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik [F] niet kan lopen.
Nog even en dan [C] begin ik.
Met jouw wekking langs [F] de brot.
[C] [F]
[C] [F]
[C] [Fm]
[E] [F] [Cm] [F]
[Fm] [F]
[F]
[C] [F] [C]
[F]
[C] [F]
[N]
[F] Het
[G] [F] wil terug dat de [C] bejaars erop kunnen binnen.
Maar dat maakt [F] goed niet zo.
Je kan pizza [C] taart en petta kunnen winnen.
De tegenstelder [F] zien we toch goed.
En zo ver we later [C] op beleven.
Mensen komen dan en binnen [F] mensen gaan.
Als het nog gaat, zullen [C] we wel weer een karre schepen.
Zolang het bier en de [F] café maar blijven staan.
Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog even [C] en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
[C] [F] [C]
[F] [B]
[Dm] [F]
[N]
Het is zomigen en het is warm, het is pure overmacht.
Termoed met zomigen.
Bestel maar!
[F] [C]
[F] [C]
[Dm] [F]
U kunt mij voorgestellen [C] wie u in gezicht hebt waaien.
Gisteren een uur lang te kijken naar [F] uw school.
Niks te progen, [C] niks te zien, niks te beleven.
Voet voor veiling allemaal wat [F] zin is doen.
En met de handen even het ijs erop te [C] sloten.
Alles donkerlaag, broed, [F] gordijnen dicht.
En als je [C] brengt de kanoes naar het bed.
Schiet zachtjes in de vecht en even [F] lossen.
1, 2, 3, 4, bestel [C] maar, bestel maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog [C] even en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
[C] Wil [F]
[C] [F]
je koffie aan de [C] tammer en maar laten.
De klok die kunt rooien, niet [F] zien, je hengt te hoeren.
Van alle bieren waar de [C] stiekem aan bezat.
Het wil nou echt een holle [F] centien weg te gaan.
Je pakt op heel gewend om [C] knippen te betalen.
Kunt er net nog zo'n [F] beliebing ofzo.
Stel u aan, dan zoekt u toch [C] naar jij en mijn man.
Wie denkt er nou zo goed aan, [F] nou is de lood.
Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik [F] niet kan lopen.
Nog even en dan [C] begin ik.
Met jouw wekking langs [F] de brot.
[C] [F]
[C] [F]
[C] [Fm]
[E] [F] [Cm] [F]
[Fm] [F]
[F]
[C] [F] [C]
[F]
[C] [F]
[N]
[F] Het
[G] [F] wil terug dat de [C] bejaars erop kunnen binnen.
Maar dat maakt [F] goed niet zo.
Je kan pizza [C] taart en petta kunnen winnen.
De tegenstelder [F] zien we toch goed.
En zo ver we later [C] op beleven.
Mensen komen dan en binnen [F] mensen gaan.
Als het nog gaat, zullen [C] we wel weer een karre schepen.
Zolang het bier en de [F] café maar blijven staan.
Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog even [C] en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
[C] [F] [C]
[F] [B]
[Dm] [F]
[N]
Key:
F
C
Dm
Fm
E
F
C
Dm
_ _ _ _ Dank u wel. _
Het is zomigen en het is warm, het is pure overmacht.
Termoed met zomigen.
Bestel maar!
_ [F] _ _ [C] _ _ _
_ _ [F] _ _ _ _ [C] _ _
_ _ [Dm] _ _ [F] _ _ _ _
U kunt mij voorgestellen [C] wie u in gezicht hebt waaien.
Gisteren een uur lang te kijken naar [F] uw school.
Niks te progen, [C] niks te zien, niks te beleven.
Voet voor veiling allemaal wat [F] zin is doen.
En met de handen even het ijs erop te [C] sloten.
Alles donkerlaag, broed, [F] gordijnen dicht.
En als je [C] brengt de kanoes naar het bed.
Schiet zachtjes in de vecht en even [F] lossen.
_ _ 1, 2, 3, 4, bestel [C] maar, bestel maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog [C] even en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
[C] Wil _ _ _ _ [F] _ _ _
_ [C] _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ je koffie aan de [C] tammer en maar laten.
De klok die kunt rooien, niet [F] zien, je hengt te hoeren.
Van alle bieren waar de [C] stiekem aan bezat.
Het wil nou echt een holle [F] centien weg te gaan.
Je pakt op heel gewend om [C] knippen te betalen.
Kunt er net nog zo'n [F] beliebing ofzo.
Stel u aan, dan zoekt u toch [C] naar jij en mijn man.
Wie denkt er nou zo goed aan, [F] nou is de lood. _ _
Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik [F] niet kan lopen.
Nog even en dan [C] begin ik.
Met jouw wekking langs [F] de brot. _
_ [C] _ _ _ _ _ [F] _ _
_ [C] _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ _ _ _ [C] _ [Fm] _
[E] _ [F] _ _ [Cm] _ [F] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [Fm] _ [F] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [C] _ [F] _ _ _ [C] _
[F] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ [F] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ [F] _ _ Het _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[G] _ [F] _ _ wil terug dat de [C] bejaars erop kunnen binnen.
Maar dat maakt [F] goed niet zo.
Je kan pizza [C] taart en petta kunnen winnen.
De tegenstelder [F] zien we toch goed.
En zo ver we later [C] op beleven.
Mensen komen dan en binnen [F] mensen gaan.
Als het nog gaat, zullen [C] we wel weer een karre schepen.
Zolang het bier en de [F] café maar blijven staan.
_ _ _ Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog even [C] en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
_ [C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _ [C] _ _
_ _ [F] _ _ _ _ _ [B] _
[Dm] _ _ [F] _ _ _ _ _ _
[N] _ _ _ _ _ _ _ _
Het is zomigen en het is warm, het is pure overmacht.
Termoed met zomigen.
Bestel maar!
_ [F] _ _ [C] _ _ _
_ _ [F] _ _ _ _ [C] _ _
_ _ [Dm] _ _ [F] _ _ _ _
U kunt mij voorgestellen [C] wie u in gezicht hebt waaien.
Gisteren een uur lang te kijken naar [F] uw school.
Niks te progen, [C] niks te zien, niks te beleven.
Voet voor veiling allemaal wat [F] zin is doen.
En met de handen even het ijs erop te [C] sloten.
Alles donkerlaag, broed, [F] gordijnen dicht.
En als je [C] brengt de kanoes naar het bed.
Schiet zachtjes in de vecht en even [F] lossen.
_ _ 1, 2, 3, 4, bestel [C] maar, bestel maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog [C] even en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
[C] Wil _ _ _ _ [F] _ _ _
_ [C] _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ je koffie aan de [C] tammer en maar laten.
De klok die kunt rooien, niet [F] zien, je hengt te hoeren.
Van alle bieren waar de [C] stiekem aan bezat.
Het wil nou echt een holle [F] centien weg te gaan.
Je pakt op heel gewend om [C] knippen te betalen.
Kunt er net nog zo'n [F] beliebing ofzo.
Stel u aan, dan zoekt u toch [C] naar jij en mijn man.
Wie denkt er nou zo goed aan, [F] nou is de lood. _ _
Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik [F] niet kan lopen.
Nog even en dan [C] begin ik.
Met jouw wekking langs [F] de brot. _
_ [C] _ _ _ _ _ [F] _ _
_ [C] _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ _ _ _ [C] _ [Fm] _
[E] _ [F] _ _ [Cm] _ [F] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [Fm] _ [F] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [F] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [C] _ [F] _ _ _ [C] _
[F] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[C] _ _ [F] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [N] _
_ _ _ [F] _ _ Het _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[G] _ [F] _ _ wil terug dat de [C] bejaars erop kunnen binnen.
Maar dat maakt [F] goed niet zo.
Je kan pizza [C] taart en petta kunnen winnen.
De tegenstelder [F] zien we toch goed.
En zo ver we later [C] op beleven.
Mensen komen dan en binnen [F] mensen gaan.
Als het nog gaat, zullen [C] we wel weer een karre schepen.
Zolang het bier en de [F] café maar blijven staan.
_ _ _ Bestel maar, bestel [C] maar, bestel maar.
U weet dat ik niet [F] kan lopen.
Nog even [C] en dan begin ik.
Met jouw wekking [F] langs de brot.
_ [C] _ _ _ _ [F] _ _ _ _ [C] _ _
_ _ [F] _ _ _ _ _ [B] _
[Dm] _ _ [F] _ _ _ _ _ _
[N] _ _ _ _ _ _ _ _