T Zoutvat Chords by Laïs
Tempo:
141.55 bpm
Chords used:
A
F#m
G
D
Dm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Dm] Ik wil verhalen in dit lied hoe Pier met Trijn ging trouwen.
Het huwelijk was maar pas geschiet of moest hij al berouwen.
De eerste dag was het al gelachen, men zag daar niets aan fluiten.
En Pier en Trijn heel vrolijk zijn bij bassen en bij luiten.
Jan gaf kiekens in het kot en Dries gaf [N] hun een verken.
Marie die gaf een koffiepot, een schip om mee te werken.
Jan de Mooi gaf hun een koeien en Jeff gaf hun een tangen.
En Pier de Wal gaf hun een vouw om muisjes mee te vangen.
Pier toen de bruiloft was gedaan begon te commanderen.
Waar dat de meubels zouden staan en ging het huis uitkeren.
Trijn die zei wat doe jij mij, dat zijn geen mans affaire.
Laat mij dus mijn fatsoe maar doen gelijk ik zal [A] begeren.
Pier hing het zoutvouw in de schouw en Trijn begon te kijven.
En zei dat zij dat niet te mouwen en het daar niet zou blijven.
Trijn nam het af en Pier die gaf haar twee goeie souffletten.
En zei, geprij wat zult jij mij hier met te komen zetten.
Trijn half duivel in zo'n kwaad riep uit moet ik dat leiden.
[F] Indien jij mij nog eens onslaat zal ik u ook niet mijden.
Blijf stil jij zult de wil van mijn gebed ontvangen.
Ik draag de broek in deze hoek daar zal het zoutvat hangen.
Trijn trok haar man toen voor het [Gm] gerecht en deed er stond hem [N] dagen.
Dat hij moest komen voor het recht om hem daar af te vragen.
Of een man gebieden kan of hij kan commanderen.
[F#m] Waar hangen moet het keukengoed [A] ze gingen procederen.
Ze [F#] procedeerde lange [G] tijd daar werd zoveel gelopen.
[D] Doordat ze waren [F#m] alles kwijt men moest [Em] alles verkopen.
De hele braas al harder was het zoutvatpot te pangen.
[D] Daarbij de koei van [E] Jannemoei en het vat met [G] koperen banden.
[N]
[A]
Het huwelijk was maar pas geschiet of moest hij al berouwen.
De eerste dag was het al gelachen, men zag daar niets aan fluiten.
En Pier en Trijn heel vrolijk zijn bij bassen en bij luiten.
Jan gaf kiekens in het kot en Dries gaf [N] hun een verken.
Marie die gaf een koffiepot, een schip om mee te werken.
Jan de Mooi gaf hun een koeien en Jeff gaf hun een tangen.
En Pier de Wal gaf hun een vouw om muisjes mee te vangen.
Pier toen de bruiloft was gedaan begon te commanderen.
Waar dat de meubels zouden staan en ging het huis uitkeren.
Trijn die zei wat doe jij mij, dat zijn geen mans affaire.
Laat mij dus mijn fatsoe maar doen gelijk ik zal [A] begeren.
Pier hing het zoutvouw in de schouw en Trijn begon te kijven.
En zei dat zij dat niet te mouwen en het daar niet zou blijven.
Trijn nam het af en Pier die gaf haar twee goeie souffletten.
En zei, geprij wat zult jij mij hier met te komen zetten.
Trijn half duivel in zo'n kwaad riep uit moet ik dat leiden.
[F] Indien jij mij nog eens onslaat zal ik u ook niet mijden.
Blijf stil jij zult de wil van mijn gebed ontvangen.
Ik draag de broek in deze hoek daar zal het zoutvat hangen.
Trijn trok haar man toen voor het [Gm] gerecht en deed er stond hem [N] dagen.
Dat hij moest komen voor het recht om hem daar af te vragen.
Of een man gebieden kan of hij kan commanderen.
[F#m] Waar hangen moet het keukengoed [A] ze gingen procederen.
Ze [F#] procedeerde lange [G] tijd daar werd zoveel gelopen.
[D] Doordat ze waren [F#m] alles kwijt men moest [Em] alles verkopen.
De hele braas al harder was het zoutvatpot te pangen.
[D] Daarbij de koei van [E] Jannemoei en het vat met [G] koperen banden.
[N]
[A]
Key:
A
F#m
G
D
Dm
A
F#m
G
[Dm] _ _ Ik wil verhalen in dit lied hoe Pier met Trijn ging trouwen.
Het huwelijk was maar pas geschiet of moest hij al berouwen.
De eerste dag was het al gelachen, men zag daar niets aan fluiten.
En Pier en Trijn heel vrolijk zijn bij bassen en bij luiten. _ _
Jan gaf kiekens in het kot en Dries gaf [N] hun een verken.
Marie die gaf een koffiepot, een schip om mee te werken.
Jan de Mooi gaf hun een koeien en Jeff gaf hun een tangen.
En Pier de Wal gaf hun een vouw om muisjes mee te vangen.
_ Pier toen de bruiloft was gedaan begon te _ commanderen.
Waar dat de meubels zouden staan en ging het huis uitkeren.
Trijn die zei wat doe jij mij, dat zijn geen mans affaire.
Laat mij dus mijn fatsoe maar doen gelijk ik zal [A] begeren.
_ Pier hing het zoutvouw in de schouw en Trijn begon te kijven.
En zei dat zij dat niet te mouwen en het daar niet zou blijven.
Trijn nam het af en Pier die gaf haar twee goeie _ souffletten.
En zei, geprij wat zult jij mij hier met te komen zetten. _
Trijn half duivel in zo'n kwaad riep uit moet ik dat leiden.
[F] Indien jij mij nog eens onslaat zal ik u ook niet mijden.
Blijf stil jij zult de wil van mijn gebed ontvangen.
Ik draag de broek in deze hoek daar zal het zoutvat hangen.
_ Trijn trok haar man toen voor het [Gm] gerecht en deed er stond hem [N] dagen.
Dat hij moest komen voor het recht om hem daar af te vragen.
Of een man gebieden kan of hij kan _ commanderen.
[F#m] Waar hangen moet het keukengoed [A] ze gingen _ procederen.
_ Ze [F#] procedeerde lange [G] tijd daar werd zoveel gelopen.
[D] Doordat ze waren [F#m] alles kwijt men moest [Em] alles verkopen.
De hele braas al harder was het zoutvatpot te pangen.
[D] Daarbij de koei van [E] Jannemoei en het vat met [G] koperen banden. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [N] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [A] _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
Het huwelijk was maar pas geschiet of moest hij al berouwen.
De eerste dag was het al gelachen, men zag daar niets aan fluiten.
En Pier en Trijn heel vrolijk zijn bij bassen en bij luiten. _ _
Jan gaf kiekens in het kot en Dries gaf [N] hun een verken.
Marie die gaf een koffiepot, een schip om mee te werken.
Jan de Mooi gaf hun een koeien en Jeff gaf hun een tangen.
En Pier de Wal gaf hun een vouw om muisjes mee te vangen.
_ Pier toen de bruiloft was gedaan begon te _ commanderen.
Waar dat de meubels zouden staan en ging het huis uitkeren.
Trijn die zei wat doe jij mij, dat zijn geen mans affaire.
Laat mij dus mijn fatsoe maar doen gelijk ik zal [A] begeren.
_ Pier hing het zoutvouw in de schouw en Trijn begon te kijven.
En zei dat zij dat niet te mouwen en het daar niet zou blijven.
Trijn nam het af en Pier die gaf haar twee goeie _ souffletten.
En zei, geprij wat zult jij mij hier met te komen zetten. _
Trijn half duivel in zo'n kwaad riep uit moet ik dat leiden.
[F] Indien jij mij nog eens onslaat zal ik u ook niet mijden.
Blijf stil jij zult de wil van mijn gebed ontvangen.
Ik draag de broek in deze hoek daar zal het zoutvat hangen.
_ Trijn trok haar man toen voor het [Gm] gerecht en deed er stond hem [N] dagen.
Dat hij moest komen voor het recht om hem daar af te vragen.
Of een man gebieden kan of hij kan _ commanderen.
[F#m] Waar hangen moet het keukengoed [A] ze gingen _ procederen.
_ Ze [F#] procedeerde lange [G] tijd daar werd zoveel gelopen.
[D] Doordat ze waren [F#m] alles kwijt men moest [Em] alles verkopen.
De hele braas al harder was het zoutvatpot te pangen.
[D] Daarbij de koei van [E] Jannemoei en het vat met [G] koperen banden. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [N] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [A] _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _