Chords for Kop In Het Zand - Kommil Foo

Tempo:
87.35 bpm
Chords used:

F

Bb

Cm

Gm

D

Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Show Tuner
Kop In Het Zand - Kommil Foo chords
Start Jamming...
[Cm]
[F] [Bb] [C] [D]
[Gm] [Cm]
[F] [Bb] [C]
[Gm] Hij is ongeveer 9 [Cm] jaar en speelt voetbal midden op straat.
Van [F] ochtends vroeg tot avonds laat oefenen.
Oefenen [Bb] tot het niet meer gaat en dan [C] opnieuw oefenen.
Want later [Gm] wordt hij prof.
Het hele land vol lof over zijn [Cm] traptechniek.
Zuiver, magnifiek, hij weet wat [F] hem te doen staat.
Oefenen in die [Bb] hete, stoffige straat.
Zonder [D] kleren, zonder schoenen, zonder [Gm] toekomst, zonder hoop.
Maar toch heeft hij [Cm] geluk.
Want de school is stuk.
Gebombardeerd, [F] nauwkeurig, beredeneerd, gedetailleerd, plat [Bb] gebombardeerd.
Niet alleen de school, [D] de hele stad.
Wat [Gm] ooit zijn land was is nu een hel van pijn en [Cm] as.
Plaats zat om te [F] oefenen, midden op straat.
[Bb] [D] Hij [G] heeft een bal gemaakt van [Gm] lappen.
[Cm] Schijnbeweging, hakje en dan [F] ongenadig binnentrappen.
Als Ronaldinho zijn grote held.
[Bb] Hij wil zijn zoals hij, een god [D] op het veld, [Gm] zwemmen in het geld.
Dan koopt hij een auto voor zijn [Eb] pa, een ijskast [Cm] voor zijn ma.
Vooral zijn [F] broers en zussen een huis met een zwembad.
Voor zichzelf.
[D]
[Gm] Een Ferrari.
[Cm] Een rode.
[F] [Bb] En een witte.
[D] Met airco tegen de [Gm] hitte.
Oefenen dus.
Wat is dat [Cm] geluid?
Een hoog snerpend gefluit.
[F] Mensen vallen plat op de grond.
Schreeuwen met open [Bb] mond, de handen vol de oren.
Hij denkt, [D] ik moet nog één keer [Gm] scoren.
Ik swiet hem er nog één keer in, nog één keer [Cm] met een knal.
[F] [Bb] [D]
[G] Hij wordt wakker van de woorden.
[Cm] O' garme die kleine.
[F] Hij kijkt in het rond.
Drie meter verder ligt een [Bb] been op de grond.
Is het [D] zijn?
[Em] Met mij?
Goed.
[Am] Goed?
Goed, ja, goed.
Goed.
Goed, ja, [C] goed.
Om te juichen?
Niet om te juichen.
Nee, [D] nee, maar wel gewoon.
Goed.
[Em] [E] Om over naar huis te schrijven?
Niet om over naar [Am] huis te schrijven, maar wel gewoon.
Goed, ja, goed.
[C] Niks aan de hand.
[E] Kop in het zand.
[Gm] [Cm]
[A] [Bb] [C]
[Am] Man, man, man, zegt ze, wat een [E] verhaal.
[Eb] Negen jaar en dan dat, een droom [F] die uit elkaar spat.
We zitten tijd na tijd in ons restaurant, zoals elke [D] vrijdag.
We zijn vaste [G] klant.
Ik zeg, het leven is [E] een kleurt.
Zij zegt [Eb] niks, maar ze zucht.
Arme jongen, een been [F] kwijt en wat dan?
Dat sta je wankel.
Geen [Bb] sprankelhoop op de toekomst.
[D] Een lijf [E] op twee krukken.
Twee krukken die elke droom de kop indrukken.
[Eb] Overgeleverd aan de nukken van elke passant.
[F] Gestrand in immobiliteit.
Man, man, een been [Bb] kwijt.
[C]
[G] De ober vraagt, wat mag het zijn?
Zij [Eb] bestelt de pasta, ik de wijn en dan stilte.
[F] [Bb] Ze vraagt en?
Ik [C] zeg wat?
Ze zegt dat, [Gm] wat ga je eraan doen?
Ik zeg aan doen aan wat?
Ze zegt dan dat [Cm] verhaal van de jongen.
Ik zeg aan dat verhaal van de jongen, die [F] jongen met dat been.
Tien tegen één dat het te laat is.
[Bb] Apathisch, zegt ze, [C] dat ben jij.
[Gm] Zo'n verhaal, zo dramatisch.
En het enige wat jij kan zeggen is dat het te [Cm] laat is.
De ober brengt de pasta, dan de wijn.
[F] We klinken, we drinken.
Gezellig samen zijn en [Bb] stilte.
[C]
[F] Ik zeg [Gm] kom, we gaan niet strijden.
Ze [Eb] zegt dat is nu typisch jij, conflict vermijden.
Zeker [F] geen gezichtsverlies leiden.
Ik zeg ho schat, rustig aan.
Laten we [C] kalm en beheerst nog een fles achterover [Gm] slaan.
Want op één been kan een mens niet staan.
[Cm] Tzien is [F] een klootzak, schreef ze, smeerlap.
Ik zeg een grap, schat, dat was een grap.
Goeie grap, [D] zegt ze, ken er ook één.
Ze [Gm] geeft me een klap in het [Am] gezicht.
Goed gericht, ik word [Eb] beticht van lafheid.
Opwelle van het feit [F] dat ik altijd aan de kant van het sterkste leger strijd.
Kwetsbaarheid, zegt ze, [D] gewoon eens ergens voor gaan.
Je [Gm] man durven staan.
Maar nee, zegt ze, zo ben jij niet.
[Eb] Jij bent iemand die telkens weer voor elke [F] verleiding bezwijkt.
Die om het kruud te zeggen, zijn [Bb] eigen leven ontwijkt.
De wolf [G] nooit recht in de [Gm] ogen kijkt.
En ik, ik zwijg en luister.
[Cm] Ik tast in het duister.
Wat heb ik in godsnaam [F] misdaan?
Waar komt dit zo plots vandaan?
[Bb] Ze klaagt steen en been.
Ik krijg alles over me heen.
[Gm] Alle verwijten, alle frustratie.
Alle [Cm] opgeklopte pijn.
En als klap op de [F] vuurpijl.
Haar glas rode wijn.
[Bb] [Gm] Te ver, denk ik.
Dit gaat te ver.
Ik moet iets [Cm] doen, dringend.
Iets moedigs, iets bols.
[F] Een genadeloos hartslak op [Fm] tafel, verdomme.
[Bb] Maar zij houdt zich van de domme.
Wat scheelt de [Gm] schat?
Is er wat?
Ja, roep ik.
Zoiets doe je niet.
Oh nee, zegt ze, [Cm] wat denk je van dit?
Ze staat op, monpelt.
Dit had ik [F] mezelf beloofd.
En gooit haar bord pasta over mijn hoofd.
[D] Iedereen [Gm] kijkt, het hele restaurant.
En ik verbrand [Cm] tot in de derde graad.
Ik brul het uit, ik zie geen fluit.
Mijn [F] ogen blind, ik ga volledig door het lint.
[Bb] Kom hier als je durft, Teef.
Ik [Gm] voel een hand op mijn schouder en denk.
Waar haalt ze het [Cm] lef?
En voor ik het besef, haal ik uit.
Keihard, helaas.
[F] In het gezicht van de [Bb] chef.
Van de baas.
Die stond te koken.
Kwam behulpzaam [Gm] aangelopen.
Heeft nu zijn neus gebroken.
Zijn wraak is [Cm] vreed.
Hij pakt mijn armbeet.
[F] Draait hem uit de kom.
Wit heet van woede.
Ik gil het [Bb] uit.
Wankel door de [C] keet.
Struikel.
Val [Gm] over een tafel.
Met een wafel recht in het bord.
Zoek [Cm] van een vrouw.
Die gilt op haar beurt.
Haar man.
[F] Op zijn beurt.
Wit heet.
Denkt.
Geen [Bb] tijd verspild.
Ik word als een [D] pluipen opgetild.
[Gm] En vlieg tot mijn eigen verbazing.
Kwaas door de [Cm] ruit.
Het etablissement uit.
Val twee hoog naar [F] beneden.
Word onmiddellijk aangereden door [Bb] een tram.
Beschadiging van de hersenstam.
De [Gm] rest van mijn leven lam.
Lopen op twee krukken.
Dat [Cm] zou eventueel nog moeten lukken.
[F] [Bb]
[G] [Cm]
[F] [Bb] [A]
[Gm] Vanwege de kerk.
[Cm] De kerk is vaag.
[F] Ik wrijf de tomatensaus uit mijn [Bb] ogen.
Hervind moeizaam mijn [G] gezichtsvermogen.
En zie haar nog net weggaan.
[Cm] Voor altijd weggaan.
Ik wil nog [F] roepen.
Maar ik heb [Bb] geen been om op te staan.
[Gm] De oper komt naar buiten.
Hij [Cm] wil ondanks alles zijn duid.
Legt om te besluiten de rekening [F] neer.
Gaat het meneer?
[Bb] Meneer?
Meneer? Meneer?
Goed.
[Em] [Am] Goed.
[C] Niet om te juichen.
Goed.
[D] [A]
[Em] Niet om over een hersenschrijver te gaan.
[Am] Goed.
Goed.
[C]
Niks aan de hand.
[D] Kop in het zand.
[Gm]
Key:  
F
134211111
Bb
12341111
Cm
13421113
Gm
123111113
D
1321
F
134211111
Bb
12341111
Cm
13421113
Show All Diagrams
Chords
NotesBeta
Download PDF
Download Midi
Edit This Version
Hide Lyrics Hint
_ _ _ _ [Cm] _ _ _ _
[F] _ _ _ _ [Bb] _ _ [C] _ [D] _
_ [Gm] _ _ _ [Cm] _ _ _ _
[F] _ _ _ _ [Bb] _ _ [C] _ _
[Gm] _ Hij is ongeveer 9 [Cm] jaar en speelt voetbal midden op straat.
Van [F] ochtends vroeg tot avonds laat oefenen.
Oefenen [Bb] tot het niet meer gaat en dan [C] opnieuw oefenen.
Want later [Gm] wordt hij prof.
Het hele land vol lof over zijn [Cm] traptechniek.
Zuiver, magnifiek, hij weet wat [F] hem te doen staat.
Oefenen in die [Bb] hete, stoffige straat.
Zonder [D] kleren, zonder schoenen, zonder [Gm] toekomst, zonder hoop.
Maar toch heeft hij [Cm] geluk.
Want de school is stuk.
Gebombardeerd, [F] nauwkeurig, beredeneerd, gedetailleerd, plat [Bb] gebombardeerd.
Niet alleen de school, [D] de hele stad.
Wat [Gm] ooit zijn land was is nu een hel van pijn en [Cm] as.
Plaats zat om te [F] oefenen, midden op straat.
_ _ [Bb] _ _ _ [D] Hij [G] heeft een bal gemaakt van [Gm] lappen.
[Cm] Schijnbeweging, hakje en dan [F] ongenadig binnentrappen.
Als Ronaldinho zijn grote held.
[Bb] Hij wil zijn zoals hij, een god [D] op het veld, [Gm] zwemmen in het geld.
Dan koopt hij een auto voor zijn [Eb] pa, een ijskast [Cm] voor zijn ma.
Vooral zijn [F] broers en zussen een huis met een zwembad.
Voor zichzelf.
_ [D] _
[Gm] Een Ferrari.
_ _ [Cm] Een rode. _ _
[F] _ _ [Bb] En een witte.
_ [D] Met airco tegen de [Gm] hitte.
Oefenen dus.
Wat is dat [Cm] geluid?
Een hoog snerpend gefluit.
[F] Mensen vallen plat op de grond.
Schreeuwen met open [Bb] mond, de handen vol de oren.
Hij denkt, [D] ik moet nog één keer [Gm] scoren.
Ik swiet hem er nog één keer in, nog één keer [Cm] met een knal. _ _
[F] _ _ _ [Bb] _ _ _ [D] _
[G] Hij wordt wakker van de woorden.
[Cm] O' garme die kleine.
[F] Hij kijkt in het rond.
Drie meter verder ligt een [Bb] been op de grond.
Is het [D] zijn? _
[Em] Met mij?
Goed.
[Am] Goed?
Goed, ja, goed.
Goed.
Goed, ja, [C] goed.
Om te juichen?
Niet om te juichen.
Nee, [D] nee, maar wel gewoon.
Goed. _
[Em] [E] Om over naar huis te schrijven?
Niet om over naar [Am] huis te schrijven, maar wel gewoon.
Goed, ja, goed.
[C] _ Niks aan de hand.
_ [E] Kop in het zand.
[Gm] _ _ _ [Cm] _ _ _ _
[A] _ _ _ _ [Bb] _ _ [C] _ _
[Am] _ Man, man, man, zegt ze, wat een [E] verhaal.
[Eb] Negen jaar en dan dat, een droom [F] die uit elkaar spat.
We zitten tijd na tijd in ons restaurant, zoals elke [D] vrijdag.
We zijn vaste [G] klant.
Ik zeg, het leven is [E] een kleurt.
Zij zegt [Eb] niks, maar ze zucht.
Arme jongen, een been [F] kwijt en wat dan?
Dat sta je wankel.
Geen [Bb] sprankelhoop op de toekomst.
[D] Een lijf [E] op twee krukken.
Twee krukken die elke droom de kop indrukken.
[Eb] Overgeleverd aan de nukken van elke passant.
[F] Gestrand in immobiliteit.
Man, man, een been [Bb] kwijt.
_ [C] _
[G] De ober vraagt, wat mag het zijn?
Zij [Eb] bestelt de pasta, ik de wijn en dan stilte.
[F] _ _ _ [Bb] Ze vraagt en?
Ik [C] zeg wat?
Ze zegt dat, [Gm] wat ga je eraan doen?
Ik zeg aan doen aan wat?
Ze zegt dan dat [Cm] verhaal van de jongen.
Ik zeg aan dat verhaal van de jongen, die [F] jongen met dat been.
Tien tegen één dat het te laat is.
[Bb] Apathisch, zegt ze, [C] dat ben jij.
[Gm] Zo'n verhaal, zo dramatisch.
En het enige wat jij kan zeggen is dat het te [Cm] laat is.
De ober brengt de pasta, dan de wijn.
[F] We klinken, we drinken.
Gezellig samen zijn en [Bb] stilte.
[C] _
[F] Ik zeg [Gm] kom, we gaan niet strijden.
Ze [Eb] zegt dat is nu typisch jij, conflict vermijden.
Zeker [F] geen gezichtsverlies leiden.
Ik zeg ho schat, rustig aan.
Laten we [C] kalm en beheerst nog een fles achterover [Gm] slaan.
Want op één been kan een mens niet staan.
[Cm] _ _ Tzien is [F] een klootzak, schreef ze, smeerlap.
Ik zeg een grap, schat, dat was een grap.
Goeie grap, [D] zegt ze, ken er ook één.
Ze [Gm] geeft me een klap in het [Am] gezicht.
Goed gericht, ik word [Eb] beticht van lafheid.
Opwelle van het feit [F] dat ik altijd aan de kant van het sterkste leger strijd.
Kwetsbaarheid, zegt ze, [D] gewoon eens ergens voor gaan.
Je [Gm] man durven staan.
Maar nee, zegt ze, zo ben jij niet.
[Eb] Jij bent iemand die telkens weer voor elke [F] verleiding bezwijkt.
Die om het kruud te zeggen, zijn [Bb] eigen leven ontwijkt.
De wolf [G] nooit recht in de [Gm] ogen kijkt.
En ik, ik zwijg en luister.
[Cm] Ik tast in het duister.
Wat heb ik in godsnaam [F] misdaan?
Waar komt dit zo plots vandaan?
[Bb] Ze klaagt steen en been.
Ik krijg alles over me heen.
[Gm] Alle verwijten, alle frustratie.
Alle [Cm] opgeklopte pijn.
En als klap op de [F] vuurpijl.
Haar glas rode wijn.
_ [Bb] _ _ _ [Gm] Te ver, denk ik.
Dit gaat te ver.
Ik moet iets [Cm] doen, dringend.
Iets moedigs, iets bols.
[F] Een genadeloos hartslak op [Fm] tafel, verdomme.
[Bb] Maar zij houdt zich van de domme.
Wat scheelt de [Gm] schat?
Is er wat?
Ja, roep ik.
Zoiets doe je niet.
Oh nee, zegt ze, [Cm] wat denk je van dit?
Ze staat op, monpelt.
Dit had ik [F] mezelf beloofd.
En gooit haar bord pasta over mijn hoofd.
[D] Iedereen [Gm] kijkt, het hele restaurant.
En ik verbrand [Cm] tot in de derde graad.
Ik brul het uit, ik zie geen fluit.
Mijn [F] ogen blind, ik ga volledig door het lint.
[Bb] Kom hier als je durft, Teef.
Ik [Gm] voel een hand op mijn schouder en denk.
Waar haalt ze het [Cm] lef?
En voor ik het besef, haal ik uit.
Keihard, helaas.
[F] In het gezicht van de [Bb] chef.
Van de baas.
Die stond te koken.
Kwam behulpzaam [Gm] aangelopen.
Heeft nu zijn neus gebroken.
Zijn wraak is [Cm] vreed.
Hij pakt mijn armbeet.
[F] Draait hem uit de kom.
Wit heet van woede.
Ik gil het [Bb] uit.
Wankel door de [C] keet.
Struikel.
Val [Gm] over een tafel.
Met een wafel recht in het bord.
Zoek [Cm] van een vrouw.
Die gilt op haar beurt.
Haar man.
[F] Op zijn beurt.
Wit heet.
Denkt.
Geen [Bb] tijd verspild.
Ik word als een [D] pluipen opgetild.
[Gm] En vlieg tot mijn eigen verbazing.
Kwaas door de [Cm] ruit.
Het etablissement uit.
Val twee hoog naar [F] beneden.
Word onmiddellijk aangereden door [Bb] een tram.
Beschadiging van de hersenstam.
De [Gm] rest van mijn leven lam.
Lopen op twee krukken.
Dat [Cm] zou eventueel nog moeten lukken. _ _
[F] _ _ _ _ [Bb] _ _ _ _
[G] _ _ _ _ [Cm] _ _ _ _
[F] _ _ _ _ [Bb] _ _ [A] _ _
[Gm] Vanwege de kerk.
[Cm] De kerk is vaag. _
[F] Ik wrijf de tomatensaus uit mijn [Bb] ogen.
Hervind moeizaam mijn [G] gezichtsvermogen.
En zie haar nog net weggaan.
[Cm] Voor altijd weggaan.
Ik wil nog [F] roepen.
Maar ik heb [Bb] geen been om op te staan. _
[Gm] De oper komt naar buiten.
Hij [Cm] wil ondanks alles zijn duid.
Legt om te besluiten de rekening [F] neer.
Gaat het meneer?
_ [Bb] Meneer?
Meneer? Meneer?
Goed.
[Em] _ _ _ _ [Am] _ Goed.
[C] Niet om te juichen.
Goed.
_ [D] _ _ [A] _
[Em] Niet om over een hersenschrijver te gaan.
[Am] Goed.
_ Goed.
[C] _
Niks aan de hand.
[D] _ Kop in het zand.
[Gm] _

You may also like to play

3:05
DIANA ROSS MY OLD PIANO