Chords for katastroof - Zwarte weduwe.flv
Tempo:
116.25 bpm
Chords used:
D
G
C
Em
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] [D]
[C] [D] [E]
[Em] Ik kwam in mijn stamcafé, [G] het was 9 uur of [D] 10.
Er zat een [C] mokke [D] dat ik nog nooit heeft [Em] gezien.
Hun splikken kruisten meer [D] dan eens mekaar.
Zij [C] had bruine ogen [D] van dat donkerzwart [E] lankaar.
Zij [Em] zat op het eerste gezicht [G] de hele [D] maal alleen.
In zwarte [C] kleren, [D] zwarte langenlonts van [Em] haar piel.
Ik dacht ik raad al mijn [G] moed, is bij me [D] koor.
Ik schoof in [C] haar richting, [D] onbewust en elk [Em] gevoor.
En ik begon met [G] afgezaagd [D] steun dat er is.
Wat doe je als jodo in een plek [Em] als deze?
Ik kwam ze spontaan en [G] nonchalant uit [D] mijn mand.
Maar [C] haar een blik [D] boorde mij helemaal in de [Em] grond.
Ik dacht ik heb het weer [G] [D] helemaal verbrot.
Ik ging [C] [D] eraf zoals ik me geen biertje slot.
Maar op het moment dat ik [G] wou verdwijnen naar [D] het wc.
Drok [C] zij heel even [D] op mijn ma en zei toen, hé.
Ga eens in een toffe [G] gas en zit jij [D] nog vrij.
[C] Als je kunt blijven [D] slapen doe je het dan [Em] bij mij.
Mijn Induwese [G] protesteerde zich [D] toch nij.
Maar ik was verkocht uit een diepe [G] dekkeltuin.
[D] Er
[E] stond een taxi al te [D] wachten voor de deur.
Ze [C] stapten in en ik [D] ging zitten even [E] naar.
En ik weet niet hoe [G] lang het er toch [D] is uitgedeurd.
Wij [C] stapten uit [D] in een maar [E] onbekende beurt.
Ze stak de sluitel [G] in een valt te [D] grote poort.
Ik ging [C] afslaan en [D] ze duwde mij [E] tevoor.
Ik dacht mag ik [G] eens een koolzijker naar [D] de drank.
Er [C] stonden allemaal [D] grontjes in [E] de gang.
Er stonden [Em]
allemaal [G] grontjes in een [D] zaal.
En ik bekeek ze, ik verwaai gewoon allemaal.
[Em] En ik moest denken [G] dat mijn kamer [D] interieur.
Dat [C] past dan eigenlijk [D] wel heel [Em] goed bij haar.
En zelfs de slotkamer [G] die was al uit me.
[D] Zijn [C] knuiskeletten van [D] de muur neven [Em] het pit.
Waar ze mij opkrok, [G] al haag en let's [D] make love.
Ze vroeg of het goed ging uit, ik [E] antwoordde en af.
[G] [D]
[G] [D] [E]
Ik heb in het vrije [G] het een en het ander [D] me gemokt.
Maar [C] dat schoonmokken [D] dat mij dom zat [E] me gelukt.
De mij bristijde [G] wat nog nooit had [D] kleer gespeld.
[G] En na een uur of [D] drie lag ik helemaal [E] uitgedeld.
Ik lag er lang uit [G] op het pit, [D] het was er warm.
En [C] zij krook nog [D] wat dichterbij in [Em] mijn arm.
Zo zei, ach jongen, [G] je hebt goed de [D] best gedaan.
[C] Maar al op naaspel, [D] verontsnapte [Em] gij niet aan.
Wat zal gebeuren, [G] verdekker ik haar [D] achter de vangst.
Zou [C] zij het bloed nooit [D] wijnen als [Em] iedere man.
Toch bij mijn eigen trok [G] mijn hartje stil [D] ging staan.
Hotter [C] zijn aardiger, [D] maar niet de roem [Em] te gaan.
En na dat doodzend, [G] het was misschien [D] mijn lot.
Hangt [C] mijn gebeelde [D] te verbleken in [Em] haar kot.
De zwarte wijdewe, [G] hij maakt de [D] stekken hard.
Misschien [C] al is [D] vervragen zij hun [Em] eerste stap.
Maar nooit heer, nou [G] moos, geef ik nog een [D] goeie rood.
Je hebt niet [C] gehoord hoe dat [D] mij het de vengt [Em] te goud.
En dat schoonwagen niet [G] ontbloed van [D] gevoor.
[C] Betrouwt maar nooit [D] geen greep, mijn lank in donker [G] oor.
[D] [Em]
[C] [D] [E]
[Em] Ik kwam in mijn stamcafé, [G] het was 9 uur of [D] 10.
Er zat een [C] mokke [D] dat ik nog nooit heeft [Em] gezien.
Hun splikken kruisten meer [D] dan eens mekaar.
Zij [C] had bruine ogen [D] van dat donkerzwart [E] lankaar.
Zij [Em] zat op het eerste gezicht [G] de hele [D] maal alleen.
In zwarte [C] kleren, [D] zwarte langenlonts van [Em] haar piel.
Ik dacht ik raad al mijn [G] moed, is bij me [D] koor.
Ik schoof in [C] haar richting, [D] onbewust en elk [Em] gevoor.
En ik begon met [G] afgezaagd [D] steun dat er is.
Wat doe je als jodo in een plek [Em] als deze?
Ik kwam ze spontaan en [G] nonchalant uit [D] mijn mand.
Maar [C] haar een blik [D] boorde mij helemaal in de [Em] grond.
Ik dacht ik heb het weer [G] [D] helemaal verbrot.
Ik ging [C] [D] eraf zoals ik me geen biertje slot.
Maar op het moment dat ik [G] wou verdwijnen naar [D] het wc.
Drok [C] zij heel even [D] op mijn ma en zei toen, hé.
Ga eens in een toffe [G] gas en zit jij [D] nog vrij.
[C] Als je kunt blijven [D] slapen doe je het dan [Em] bij mij.
Mijn Induwese [G] protesteerde zich [D] toch nij.
Maar ik was verkocht uit een diepe [G] dekkeltuin.
[D] Er
[E] stond een taxi al te [D] wachten voor de deur.
Ze [C] stapten in en ik [D] ging zitten even [E] naar.
En ik weet niet hoe [G] lang het er toch [D] is uitgedeurd.
Wij [C] stapten uit [D] in een maar [E] onbekende beurt.
Ze stak de sluitel [G] in een valt te [D] grote poort.
Ik ging [C] afslaan en [D] ze duwde mij [E] tevoor.
Ik dacht mag ik [G] eens een koolzijker naar [D] de drank.
Er [C] stonden allemaal [D] grontjes in [E] de gang.
Er stonden [Em]
allemaal [G] grontjes in een [D] zaal.
En ik bekeek ze, ik verwaai gewoon allemaal.
[Em] En ik moest denken [G] dat mijn kamer [D] interieur.
Dat [C] past dan eigenlijk [D] wel heel [Em] goed bij haar.
En zelfs de slotkamer [G] die was al uit me.
[D] Zijn [C] knuiskeletten van [D] de muur neven [Em] het pit.
Waar ze mij opkrok, [G] al haag en let's [D] make love.
Ze vroeg of het goed ging uit, ik [E] antwoordde en af.
[G] [D]
[G] [D] [E]
Ik heb in het vrije [G] het een en het ander [D] me gemokt.
Maar [C] dat schoonmokken [D] dat mij dom zat [E] me gelukt.
De mij bristijde [G] wat nog nooit had [D] kleer gespeld.
[G] En na een uur of [D] drie lag ik helemaal [E] uitgedeld.
Ik lag er lang uit [G] op het pit, [D] het was er warm.
En [C] zij krook nog [D] wat dichterbij in [Em] mijn arm.
Zo zei, ach jongen, [G] je hebt goed de [D] best gedaan.
[C] Maar al op naaspel, [D] verontsnapte [Em] gij niet aan.
Wat zal gebeuren, [G] verdekker ik haar [D] achter de vangst.
Zou [C] zij het bloed nooit [D] wijnen als [Em] iedere man.
Toch bij mijn eigen trok [G] mijn hartje stil [D] ging staan.
Hotter [C] zijn aardiger, [D] maar niet de roem [Em] te gaan.
En na dat doodzend, [G] het was misschien [D] mijn lot.
Hangt [C] mijn gebeelde [D] te verbleken in [Em] haar kot.
De zwarte wijdewe, [G] hij maakt de [D] stekken hard.
Misschien [C] al is [D] vervragen zij hun [Em] eerste stap.
Maar nooit heer, nou [G] moos, geef ik nog een [D] goeie rood.
Je hebt niet [C] gehoord hoe dat [D] mij het de vengt [Em] te goud.
En dat schoonwagen niet [G] ontbloed van [D] gevoor.
[C] Betrouwt maar nooit [D] geen greep, mijn lank in donker [G] oor.
[D] [Em]
Key:
D
G
C
Em
E
D
G
C
_ _ [G] _ _ [D] _ _ _ _
_ [C] _ _ _ [D] _ _ [E] _ _
[Em] Ik kwam in mijn stamcafé, [G] het was 9 uur of [D] 10.
_ Er zat een [C] mokke [D] dat ik nog nooit heeft [Em] gezien.
_ _ Hun splikken kruisten meer [D] dan eens mekaar.
_ Zij [C] had bruine ogen [D] van dat donkerzwart [E] lankaar.
Zij [Em] zat op het eerste gezicht [G] de hele [D] maal alleen.
_ In zwarte [C] kleren, [D] zwarte langenlonts van [Em] haar piel.
Ik dacht ik raad al mijn [G] moed, is bij me [D] koor.
Ik schoof in [C] haar richting, [D] onbewust en elk [Em] gevoor.
En ik begon met [G] afgezaagd [D] steun dat er is. _
Wat doe je als jodo in een plek [Em] als deze?
Ik kwam ze spontaan en [G] nonchalant uit [D] mijn mand.
Maar [C] haar een blik [D] boorde mij helemaal in de [Em] grond.
_ Ik dacht ik heb het weer [G] [D] helemaal verbrot. _
_ Ik ging [C] [D] eraf zoals ik me geen biertje slot.
Maar op het moment dat ik [G] wou verdwijnen naar [D] het wc.
Drok [C] zij heel even [D] op mijn ma en zei toen, hé.
Ga eens in een toffe [G] gas en zit jij [D] nog vrij.
_ [C] Als je kunt blijven [D] slapen doe je het dan [Em] bij mij.
_ Mijn Induwese [G] _ protesteerde zich [D] toch nij.
Maar ik was verkocht uit een diepe [G] dekkeltuin.
[D] Er _ _ _ _
_ _ _ _ [E] _ _ stond een taxi al te [D] wachten voor de deur.
_ Ze [C] stapten in en ik [D] ging zitten even [E] naar.
_ En ik weet niet hoe [G] lang het er toch [D] is uitgedeurd.
Wij [C] stapten uit [D] in een maar [E] onbekende beurt.
Ze stak de sluitel [G] in een valt te [D] grote poort.
Ik ging [C] afslaan en [D] ze duwde mij [E] tevoor.
_ Ik dacht mag ik [G] eens een koolzijker naar [D] de drank.
Er [C] stonden allemaal [D] grontjes in [E] de gang.
Er stonden [Em]
allemaal [G] grontjes in een [D] _ zaal.
En ik bekeek ze, ik verwaai gewoon allemaal.
[Em] _ _ En ik moest denken [G] dat mijn kamer [D] interieur.
Dat [C] past dan eigenlijk [D] wel heel [Em] goed bij haar.
En zelfs de slotkamer [G] die was al uit me.
[D] _ Zijn [C] knuiskeletten van [D] de muur neven [Em] het pit.
_ Waar ze mij opkrok, [G] al haag en let's [D] make love.
Ze vroeg of het goed ging uit, ik [E] antwoordde en af.
[G] _ _ [D] _ _ _
_ [G] _ _ [D] _ _ [E] _ _
Ik heb in het vrije [G] het een en het ander [D] me gemokt.
Maar [C] dat schoonmokken [D] dat mij dom zat [E] me gelukt.
De mij bristijde [G] wat nog nooit had [D] kleer gespeld. _
[G] En na een uur of [D] drie lag ik helemaal [E] uitgedeld.
Ik lag er lang uit [G] op het pit, [D] het was er warm.
En [C] zij krook nog [D] wat dichterbij in [Em] mijn arm.
Zo zei, ach jongen, [G] je hebt goed de [D] best gedaan. _
[C] Maar al op naaspel, [D] verontsnapte [Em] gij niet aan.
Wat zal gebeuren, [G] verdekker ik haar [D] achter de vangst.
Zou [C] zij het bloed nooit [D] wijnen als [Em] iedere man. _
Toch bij mijn eigen trok [G] mijn hartje stil [D] ging staan.
Hotter [C] zijn aardiger, [D] maar niet de roem [Em] te gaan.
En na dat doodzend, [G] het was misschien [D] mijn lot. _
Hangt [C] mijn gebeelde [D] te verbleken in [Em] haar kot. _
De zwarte wijdewe, [G] hij maakt de [D] stekken hard. _
Misschien [C] al is [D] vervragen zij hun [Em] eerste stap. _
Maar nooit heer, nou [G] moos, geef ik nog een [D] goeie rood. _
Je hebt niet [C] gehoord hoe dat [D] mij het de vengt [Em] te goud. _
En dat schoonwagen niet [G] ontbloed van [D] gevoor. _
[C] Betrouwt maar nooit [D] geen greep, mijn lank in donker [G] oor.
_ _ [D] _ _ _ _ _ _ _ _ [Em] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [C] _ _ _ [D] _ _ [E] _ _
[Em] Ik kwam in mijn stamcafé, [G] het was 9 uur of [D] 10.
_ Er zat een [C] mokke [D] dat ik nog nooit heeft [Em] gezien.
_ _ Hun splikken kruisten meer [D] dan eens mekaar.
_ Zij [C] had bruine ogen [D] van dat donkerzwart [E] lankaar.
Zij [Em] zat op het eerste gezicht [G] de hele [D] maal alleen.
_ In zwarte [C] kleren, [D] zwarte langenlonts van [Em] haar piel.
Ik dacht ik raad al mijn [G] moed, is bij me [D] koor.
Ik schoof in [C] haar richting, [D] onbewust en elk [Em] gevoor.
En ik begon met [G] afgezaagd [D] steun dat er is. _
Wat doe je als jodo in een plek [Em] als deze?
Ik kwam ze spontaan en [G] nonchalant uit [D] mijn mand.
Maar [C] haar een blik [D] boorde mij helemaal in de [Em] grond.
_ Ik dacht ik heb het weer [G] [D] helemaal verbrot. _
_ Ik ging [C] [D] eraf zoals ik me geen biertje slot.
Maar op het moment dat ik [G] wou verdwijnen naar [D] het wc.
Drok [C] zij heel even [D] op mijn ma en zei toen, hé.
Ga eens in een toffe [G] gas en zit jij [D] nog vrij.
_ [C] Als je kunt blijven [D] slapen doe je het dan [Em] bij mij.
_ Mijn Induwese [G] _ protesteerde zich [D] toch nij.
Maar ik was verkocht uit een diepe [G] dekkeltuin.
[D] Er _ _ _ _
_ _ _ _ [E] _ _ stond een taxi al te [D] wachten voor de deur.
_ Ze [C] stapten in en ik [D] ging zitten even [E] naar.
_ En ik weet niet hoe [G] lang het er toch [D] is uitgedeurd.
Wij [C] stapten uit [D] in een maar [E] onbekende beurt.
Ze stak de sluitel [G] in een valt te [D] grote poort.
Ik ging [C] afslaan en [D] ze duwde mij [E] tevoor.
_ Ik dacht mag ik [G] eens een koolzijker naar [D] de drank.
Er [C] stonden allemaal [D] grontjes in [E] de gang.
Er stonden [Em]
allemaal [G] grontjes in een [D] _ zaal.
En ik bekeek ze, ik verwaai gewoon allemaal.
[Em] _ _ En ik moest denken [G] dat mijn kamer [D] interieur.
Dat [C] past dan eigenlijk [D] wel heel [Em] goed bij haar.
En zelfs de slotkamer [G] die was al uit me.
[D] _ Zijn [C] knuiskeletten van [D] de muur neven [Em] het pit.
_ Waar ze mij opkrok, [G] al haag en let's [D] make love.
Ze vroeg of het goed ging uit, ik [E] antwoordde en af.
[G] _ _ [D] _ _ _
_ [G] _ _ [D] _ _ [E] _ _
Ik heb in het vrije [G] het een en het ander [D] me gemokt.
Maar [C] dat schoonmokken [D] dat mij dom zat [E] me gelukt.
De mij bristijde [G] wat nog nooit had [D] kleer gespeld. _
[G] En na een uur of [D] drie lag ik helemaal [E] uitgedeld.
Ik lag er lang uit [G] op het pit, [D] het was er warm.
En [C] zij krook nog [D] wat dichterbij in [Em] mijn arm.
Zo zei, ach jongen, [G] je hebt goed de [D] best gedaan. _
[C] Maar al op naaspel, [D] verontsnapte [Em] gij niet aan.
Wat zal gebeuren, [G] verdekker ik haar [D] achter de vangst.
Zou [C] zij het bloed nooit [D] wijnen als [Em] iedere man. _
Toch bij mijn eigen trok [G] mijn hartje stil [D] ging staan.
Hotter [C] zijn aardiger, [D] maar niet de roem [Em] te gaan.
En na dat doodzend, [G] het was misschien [D] mijn lot. _
Hangt [C] mijn gebeelde [D] te verbleken in [Em] haar kot. _
De zwarte wijdewe, [G] hij maakt de [D] stekken hard. _
Misschien [C] al is [D] vervragen zij hun [Em] eerste stap. _
Maar nooit heer, nou [G] moos, geef ik nog een [D] goeie rood. _
Je hebt niet [C] gehoord hoe dat [D] mij het de vengt [Em] te goud. _
En dat schoonwagen niet [G] ontbloed van [D] gevoor. _
[C] Betrouwt maar nooit [D] geen greep, mijn lank in donker [G] oor.
_ _ [D] _ _ _ _ _ _ _ _ [Em] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _