Chords for Katastroof - Ontwaken
Tempo:
112.2 bpm
Chords used:
G
Am
A
C
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Am] [G] [A]
[Am] De zon schijnt uit [G] de roodte, het is [A] een even dag.
[C] Ik blijf nog even [G] zozen, benijen klinkt [A] gelijk.
Ik denk dat de [G] oogjen er zijn, [F] die zijn al [E] uren op.
Ik was [A] een keer terecht gekomen, [G] mensen, mensen, wat [A] een soep.
[Am]
Ik ging er eens in me [G] zakken, wat van je renkt [Am] mijn broek?
[C] En in een van mijn twee [G] schoenen, zie ik [A] liggen in een hoek.
[C] Ik draai mijn [G] eigen oom, [F] hij doet alsof [E] hij geslapt.
[Am] Al even rood, weer even [G] met een boot, bijeen [Am] gerapt.
Ik kijk ook mijn [G] oogje, verschijnt benijngedooid.
[C] Twintig [G] van de elf, zing ik een stomme [Am] kloot.
[C] Ja, hoe er is slap [G] gevallen, [F] het is de eerste [E] dat ik besef.
En [A] die van ons, al thuis, weer zit [G] te wachten, [A] met zo'n beef.
[Am] En stillen, kom ik [G] terug, wat er [A] gisteren is gebeurd.
[Am] [C]
Al langer [G] blijven plakken vuil, [A] gezouten, weggezuurd.
[Am] [C] En het is hier in [G] beet geëindigd, [F] en ik [E] maak een plist.
Maar het zal [Am] nou al die [G] drankwel geen vette zijn [Am] geweest.
[G] [Am]
[C] [G]
[Am] [C]
[G] [E]
[A] [G] [Am]
Sorry dat ik wakker [G] maak, [A] hooghuis in een schat.
[Am]
[C] Maar de nacht is [Em] weer voorbij en we hebben [A] het gehad.
[Am] [C] Ja, blijf ga je nog [G] maar wel liggen, ga [F] je moet voor [E] mij niet doen.
Ik kan toch [A] direct uit de huid, [G] naar mijn waaf en [F#] naar mijn jong.
[Am] Of zat maar kinderen zeggen, [G] want soms zijn die wel [A] leef.
[Am]
En [C] misschien alleen voor [G] hun, vergeet niet [A] alles op de neef.
[Am] [C] Maar het heeft eigenlijk [G] nog wel zin, te [F] blijven wonen bij [E] een vrouw.
Waar ik [Am] iemand niks voor voel, [G] en totaal niet [Am] meer van hou.
Zo schaar is het op de [G] radio, [A] en ik ga op toilet.
[Am] [C] Allee, wat ga [G] ik nou doen, te bidden [Am] of niet te bidden.
[C]
Maar ik vang mijn hart een [G] steen, en ik [F] leef me [E] nagaan.
[A] Mijn geest begint te werken, [G] nadat ik vroeg naar huis [A] moet gaan.
[Am] Zou wel iets voorzien, [G] ja ik lig er wel op los.
[Am]
[C] Ik zou zeggen dat ik [G] vanacht in blijven slapen [Am] bij de jas.
[C] Maar hoe lang hou ik dan [G] nog vol, met al die [F] luigen.
Dus ik begin, [A] dat ik kom door mijn façade, [G] met volle laf, verkloed zijn zin.
[Am] [E]
[Am] De zon schijnt uit [G] de roodte, het is [A] een even dag.
[C] Ik blijf nog even [G] zozen, benijen klinkt [A] gelijk.
Ik denk dat de [G] oogjen er zijn, [F] die zijn al [E] uren op.
Ik was [A] een keer terecht gekomen, [G] mensen, mensen, wat [A] een soep.
[Am]
Ik ging er eens in me [G] zakken, wat van je renkt [Am] mijn broek?
[C] En in een van mijn twee [G] schoenen, zie ik [A] liggen in een hoek.
[C] Ik draai mijn [G] eigen oom, [F] hij doet alsof [E] hij geslapt.
[Am] Al even rood, weer even [G] met een boot, bijeen [Am] gerapt.
Ik kijk ook mijn [G] oogje, verschijnt benijngedooid.
[C] Twintig [G] van de elf, zing ik een stomme [Am] kloot.
[C] Ja, hoe er is slap [G] gevallen, [F] het is de eerste [E] dat ik besef.
En [A] die van ons, al thuis, weer zit [G] te wachten, [A] met zo'n beef.
[Am] En stillen, kom ik [G] terug, wat er [A] gisteren is gebeurd.
[Am] [C]
Al langer [G] blijven plakken vuil, [A] gezouten, weggezuurd.
[Am] [C] En het is hier in [G] beet geëindigd, [F] en ik [E] maak een plist.
Maar het zal [Am] nou al die [G] drankwel geen vette zijn [Am] geweest.
[G] [Am]
[C] [G]
[Am] [C]
[G] [E]
[A] [G] [Am]
Sorry dat ik wakker [G] maak, [A] hooghuis in een schat.
[Am]
[C] Maar de nacht is [Em] weer voorbij en we hebben [A] het gehad.
[Am] [C] Ja, blijf ga je nog [G] maar wel liggen, ga [F] je moet voor [E] mij niet doen.
Ik kan toch [A] direct uit de huid, [G] naar mijn waaf en [F#] naar mijn jong.
[Am] Of zat maar kinderen zeggen, [G] want soms zijn die wel [A] leef.
[Am]
En [C] misschien alleen voor [G] hun, vergeet niet [A] alles op de neef.
[Am] [C] Maar het heeft eigenlijk [G] nog wel zin, te [F] blijven wonen bij [E] een vrouw.
Waar ik [Am] iemand niks voor voel, [G] en totaal niet [Am] meer van hou.
Zo schaar is het op de [G] radio, [A] en ik ga op toilet.
[Am] [C] Allee, wat ga [G] ik nou doen, te bidden [Am] of niet te bidden.
[C]
Maar ik vang mijn hart een [G] steen, en ik [F] leef me [E] nagaan.
[A] Mijn geest begint te werken, [G] nadat ik vroeg naar huis [A] moet gaan.
[Am] Zou wel iets voorzien, [G] ja ik lig er wel op los.
[Am]
[C] Ik zou zeggen dat ik [G] vanacht in blijven slapen [Am] bij de jas.
[C] Maar hoe lang hou ik dan [G] nog vol, met al die [F] luigen.
Dus ik begin, [A] dat ik kom door mijn façade, [G] met volle laf, verkloed zijn zin.
[Am] [E]
Key:
G
Am
A
C
E
G
Am
A
_ _ [Am] _ _ [G] _ _ _ [A] _
_ _ [Am] _ _ De zon schijnt uit [G] de roodte, het is [A] een even dag. _ _ _
[C] Ik blijf nog even [G] zozen, benijen klinkt [A] gelijk.
_ _ Ik denk dat de [G] oogjen er zijn, [F] die zijn al [E] uren op.
Ik was [A] een keer terecht gekomen, [G] mensen, mensen, wat [A] een soep.
_ _ [Am] _ _
Ik ging er eens in me [G] zakken, wat van je renkt [Am] mijn broek? _
_ _ [C] En in een van mijn twee [G] schoenen, zie ik [A] liggen in een hoek.
_ _ _ [C] Ik draai mijn [G] eigen oom, [F] hij doet alsof [E] hij geslapt.
[Am] Al even rood, weer even [G] met een boot, bijeen [Am] gerapt. _ _
_ Ik kijk ook mijn [G] oogje, verschijnt benijngedooid.
_ _ _ _ [C] Twintig [G] van de elf, zing ik een stomme [Am] kloot. _ _
[C] Ja, hoe er is slap [G] gevallen, [F] het is de eerste [E] dat ik besef.
En [A] die van ons, al thuis, weer zit [G] te wachten, [A] met zo'n beef.
_ [Am] _ _ En stillen, kom ik [G] terug, wat er [A] gisteren is gebeurd.
_ [Am] _ _ [C]
Al langer [G] blijven plakken vuil, [A] gezouten, weggezuurd.
[Am] _ [C] En het is hier in [G] beet geëindigd, [F] en ik [E] maak een plist.
Maar het zal [Am] nou al die [G] drankwel geen vette zijn [Am] geweest. _ _ _ _
_ _ [G] _ _ _ [Am] _ _ _
_ _ [C] _ _ _ _ [G] _ _
[Am] _ _ _ _ _ _ [C] _ _
_ [G] _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ [A] _ _ _ [G] _ _ [Am] _
_ _ _ _ _ Sorry dat ik wakker [G] maak, [A] hooghuis in een schat.
_ [Am] _ _
[C] Maar de nacht is [Em] weer voorbij en we hebben [A] het gehad. _
[Am] _ [C] Ja, blijf ga je nog [G] maar wel liggen, ga [F] je moet voor [E] mij niet doen.
Ik kan toch [A] direct uit de huid, [G] naar mijn waaf en [F#] naar mijn jong.
_ [Am] _ Of zat maar kinderen zeggen, [G] want soms zijn die wel [A] leef.
_ [Am] _
En [C] misschien alleen voor [G] hun, vergeet niet [A] alles op de neef.
_ [Am] _ _ [C] Maar het heeft eigenlijk [G] nog wel zin, te [F] blijven wonen bij [E] een vrouw.
Waar ik [Am] iemand niks voor voel, [G] en totaal niet [Am] meer van hou. _
_ _ Zo schaar is het op de [G] radio, [A] en ik ga op toilet.
_ [Am] _ _ _ [C] Allee, wat ga [G] ik nou doen, te bidden [Am] of niet te bidden.
_ _ _ [C]
Maar ik vang mijn hart een [G] steen, en ik [F] leef me [E] nagaan.
[A] Mijn geest begint te werken, [G] nadat ik vroeg naar huis [A] moet gaan.
_ [Am] _ _ Zou wel iets voorzien, [G] ja ik lig er wel op los.
[Am] _ _ _
[C] Ik zou zeggen dat ik [G] vanacht in blijven slapen [Am] bij de jas.
_ _ _ [C] Maar hoe lang hou ik dan [G] nog vol, met al die [F] luigen.
Dus ik begin, [A] dat ik kom door mijn façade, [G] met volle laf, verkloed zijn zin.
[Am] _ _ _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ [Am] _ _ De zon schijnt uit [G] de roodte, het is [A] een even dag. _ _ _
[C] Ik blijf nog even [G] zozen, benijen klinkt [A] gelijk.
_ _ Ik denk dat de [G] oogjen er zijn, [F] die zijn al [E] uren op.
Ik was [A] een keer terecht gekomen, [G] mensen, mensen, wat [A] een soep.
_ _ [Am] _ _
Ik ging er eens in me [G] zakken, wat van je renkt [Am] mijn broek? _
_ _ [C] En in een van mijn twee [G] schoenen, zie ik [A] liggen in een hoek.
_ _ _ [C] Ik draai mijn [G] eigen oom, [F] hij doet alsof [E] hij geslapt.
[Am] Al even rood, weer even [G] met een boot, bijeen [Am] gerapt. _ _
_ Ik kijk ook mijn [G] oogje, verschijnt benijngedooid.
_ _ _ _ [C] Twintig [G] van de elf, zing ik een stomme [Am] kloot. _ _
[C] Ja, hoe er is slap [G] gevallen, [F] het is de eerste [E] dat ik besef.
En [A] die van ons, al thuis, weer zit [G] te wachten, [A] met zo'n beef.
_ [Am] _ _ En stillen, kom ik [G] terug, wat er [A] gisteren is gebeurd.
_ [Am] _ _ [C]
Al langer [G] blijven plakken vuil, [A] gezouten, weggezuurd.
[Am] _ [C] En het is hier in [G] beet geëindigd, [F] en ik [E] maak een plist.
Maar het zal [Am] nou al die [G] drankwel geen vette zijn [Am] geweest. _ _ _ _
_ _ [G] _ _ _ [Am] _ _ _
_ _ [C] _ _ _ _ [G] _ _
[Am] _ _ _ _ _ _ [C] _ _
_ [G] _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ [A] _ _ _ [G] _ _ [Am] _
_ _ _ _ _ Sorry dat ik wakker [G] maak, [A] hooghuis in een schat.
_ [Am] _ _
[C] Maar de nacht is [Em] weer voorbij en we hebben [A] het gehad. _
[Am] _ [C] Ja, blijf ga je nog [G] maar wel liggen, ga [F] je moet voor [E] mij niet doen.
Ik kan toch [A] direct uit de huid, [G] naar mijn waaf en [F#] naar mijn jong.
_ [Am] _ Of zat maar kinderen zeggen, [G] want soms zijn die wel [A] leef.
_ [Am] _
En [C] misschien alleen voor [G] hun, vergeet niet [A] alles op de neef.
_ [Am] _ _ [C] Maar het heeft eigenlijk [G] nog wel zin, te [F] blijven wonen bij [E] een vrouw.
Waar ik [Am] iemand niks voor voel, [G] en totaal niet [Am] meer van hou. _
_ _ Zo schaar is het op de [G] radio, [A] en ik ga op toilet.
_ [Am] _ _ _ [C] Allee, wat ga [G] ik nou doen, te bidden [Am] of niet te bidden.
_ _ _ [C]
Maar ik vang mijn hart een [G] steen, en ik [F] leef me [E] nagaan.
[A] Mijn geest begint te werken, [G] nadat ik vroeg naar huis [A] moet gaan.
_ [Am] _ _ Zou wel iets voorzien, [G] ja ik lig er wel op los.
[Am] _ _ _
[C] Ik zou zeggen dat ik [G] vanacht in blijven slapen [Am] bij de jas.
_ _ _ [C] Maar hoe lang hou ik dan [G] nog vol, met al die [F] luigen.
Dus ik begin, [A] dat ik kom door mijn façade, [G] met volle laf, verkloed zijn zin.
[Am] _ _ _ _ _ _ _ [E] _ _