Chords for Ivan Heylen De wilde boerendochter
Tempo:
129 bpm
Chords used:
G
C
D
E
C#
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G]
En dan is het een beetje [C] weggestoken tussen de sparrenbossen,
ligt er een [G] klein derk, [C] verdeeld in alle kleine boerderijen,
[G] uit de een wat groter dan de andere [D] natuurlijke.
En op een daarvan, [G] daar woont er een wilde boerendochter.
Ze [C] paast alleen maar tot winter.
En dan worden de jonge moederneefjes,
hun deen, de vrouwen, de kinderen,
dan [G] dingen die ze hier doet gerne.
Maar ze zijn nog niet stond.
[C] Hij heeft een plan, een liedje van hem af,
en heel schone woorden.
[G] En als het zovens voorbij de deur gaat,
en hij ziet het licht nog branden,
dan [C] stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop, [G] een beetje naar beneden,
[D] zingt hij zijn liedje.
Verurk!
Verurk!
[G] Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe gierendal [G] ga maar.
Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe [G] gierendal ga maar.
[C] En tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de maart, [G] guldenacht.
[C] Tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de [D] maart, meolenkrant.
Wat doe je dan?
Doe je [G] dan, schoenvijfje?
Schoenvijfje?
Maar ja, wat doe je dan?
[C] Er komt zo'n zot geweld, dat valt het Je maar niet stillen.
[G] En elk jaar met het potten van de boom,
[D] begint er het nieuw.
[G] Hurreen, schiet de vier!
Ze moeten zich hier stillen, en ze willen zich wel willen.
[C] En tennacht word je hier stil, maar zijn vier?
Dat is zo goed om te zien.
[G] En als hij zatens voorbij haar deur gaat,
en hij ziet [C] het licht nog branden,
dan stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop [G] en met een beetje naar beneden [D] zingt hij zijn liedje.
He, Hè, He!
[G] He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezeen hoe [G] gierndag haare has.
He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezien hoe [G] gierndag haare has.
[C] En tot maar, tot maar, tot maar, tot maar [G] guldenacht.
[C] Tot maar, tot maar, tot maar, tot maar met [D] alle kranen.
Wat doen het dan, doen het dan?
[G] Schuwelke, schuwelke.
En die oorige erbij.
[C] En ze wiert zij?
Negenentwintig.
[G]
Ze komen hier van de messen.
[D] Alleen.
Tussen de velden.
[G] Op de wereld.
En de zanger.
Dat is nij, want dat is nooit paardig.
[C] Heel de retene.
En dan zijn wijfje.
Ja, herma.
[G] Ik had er niets van gemaakt.
Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren ziet.
[D] Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren [D] ziet.
Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
[C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot [G] maar, goedenavond.
[C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot maar met [D] alle kranen.
Doordaan, doordaan.
[G] Schuwelke.
Schuwelke.
Hij zat goed gelusterd.
[E] En ze kregen het wormen.
En koud tegelijk.
En binnenst, dat zijn mijn [C#] toddegal.
[D] Schettige ze.
Meer gat.
[G]
En dan is het een beetje [C] weggestoken tussen de sparrenbossen,
ligt er een [G] klein derk, [C] verdeeld in alle kleine boerderijen,
[G] uit de een wat groter dan de andere [D] natuurlijke.
En op een daarvan, [G] daar woont er een wilde boerendochter.
Ze [C] paast alleen maar tot winter.
En dan worden de jonge moederneefjes,
hun deen, de vrouwen, de kinderen,
dan [G] dingen die ze hier doet gerne.
Maar ze zijn nog niet stond.
[C] Hij heeft een plan, een liedje van hem af,
en heel schone woorden.
[G] En als het zovens voorbij de deur gaat,
en hij ziet het licht nog branden,
dan [C] stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop, [G] een beetje naar beneden,
[D] zingt hij zijn liedje.
Verurk!
Verurk!
[G] Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe gierendal [G] ga maar.
Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe [G] gierendal ga maar.
[C] En tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de maart, [G] guldenacht.
[C] Tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de [D] maart, meolenkrant.
Wat doe je dan?
Doe je [G] dan, schoenvijfje?
Schoenvijfje?
Maar ja, wat doe je dan?
[C] Er komt zo'n zot geweld, dat valt het Je maar niet stillen.
[G] En elk jaar met het potten van de boom,
[D] begint er het nieuw.
[G] Hurreen, schiet de vier!
Ze moeten zich hier stillen, en ze willen zich wel willen.
[C] En tennacht word je hier stil, maar zijn vier?
Dat is zo goed om te zien.
[G] En als hij zatens voorbij haar deur gaat,
en hij ziet [C] het licht nog branden,
dan stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop [G] en met een beetje naar beneden [D] zingt hij zijn liedje.
He, Hè, He!
[G] He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezeen hoe [G] gierndag haare has.
He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezien hoe [G] gierndag haare has.
[C] En tot maar, tot maar, tot maar, tot maar [G] guldenacht.
[C] Tot maar, tot maar, tot maar, tot maar met [D] alle kranen.
Wat doen het dan, doen het dan?
[G] Schuwelke, schuwelke.
En die oorige erbij.
[C] En ze wiert zij?
Negenentwintig.
[G]
Ze komen hier van de messen.
[D] Alleen.
Tussen de velden.
[G] Op de wereld.
En de zanger.
Dat is nij, want dat is nooit paardig.
[C] Heel de retene.
En dan zijn wijfje.
Ja, herma.
[G] Ik had er niets van gemaakt.
Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren ziet.
[D] Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren [D] ziet.
Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
[C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot [G] maar, goedenavond.
[C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot maar met [D] alle kranen.
Doordaan, doordaan.
[G] Schuwelke.
Schuwelke.
Hij zat goed gelusterd.
[E] En ze kregen het wormen.
En koud tegelijk.
En binnenst, dat zijn mijn [C#] toddegal.
[D] Schettige ze.
Meer gat.
[G]
Key:
G
C
D
E
C#
G
C
D
[G] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ En dan is het een beetje _ _ _ [C] _ weggestoken tussen de sparrenbossen,
ligt er een [G] klein derk, _ _ [C] verdeeld in alle kleine boerderijen,
[G] uit de een wat groter dan de andere _ _ [D] natuurlijke. _ _
_ _ En op een daarvan, [G] daar woont er een wilde boerendochter.
Ze [C] paast alleen maar tot winter.
_ _ En dan worden de jonge moederneefjes,
hun deen, de vrouwen, de kinderen,
dan [G] dingen die ze hier doet gerne.
_ Maar ze zijn nog niet stond.
_ _ [C] Hij heeft een plan, een liedje van hem af, _
en heel schone woorden.
[G] En als het zovens voorbij de deur gaat,
en hij ziet het licht nog branden,
dan [C] stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop, [G] _ _ een beetje naar beneden, _
_ _ [D] zingt hij zijn liedje. _ _ _
_ Verurk!
_ _ _ Verurk!
_ _ [G] Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe gierendal [G] ga maar.
_ _ Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe [G] gierendal ga maar.
_ _ [C] En tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de maart, [G] _ guldenacht. _ _ _ _
[C] Tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de [D] maart, meolenkrant.
_ _ _ _ _ Wat doe je dan?
Doe je [G] dan, schoenvijfje?
_ Schoenvijfje?
_ _ _ _ _ _ Maar ja, wat doe je dan?
_ [C] Er komt zo'n zot geweld, dat valt het Je maar niet stillen.
[G] En elk jaar _ met het potten van de boom,
[D] begint er het nieuw. _ _
[G] Hurreen, schiet de vier!
_ Ze moeten zich hier stillen, en ze willen zich wel willen. _
[C] En tennacht word je hier stil, maar zijn vier?
Dat is zo goed om te zien.
_ [G] _ _ _ En als hij _ zatens voorbij haar deur gaat,
en hij ziet [C] het licht nog branden,
_ _ dan stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop [G] en met een beetje naar beneden _ [D] zingt hij zijn _ liedje.
He, _ _ Hè, He!
_ [G] He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezeen hoe [G] gierndag haare has.
_ _ He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezien hoe [G] gierndag haare has.
_ [C] En tot maar, tot maar, tot maar, tot maar [G] _ guldenacht. _
_ _ _ _ [C] Tot maar, tot maar, tot maar, tot maar met [D] alle _ _ _ kranen.
_ Wat doen het dan, doen het dan?
[G] Schuwelke, _ _ schuwelke. _ _ _
En die oorige erbij.
_ _ [C] En ze wiert zij?
_ _ _ Negenentwintig.
_ [G] _
Ze komen hier van de messen.
_ _ [D] Alleen. _
Tussen de velden.
[G] Op de wereld. _
En de zanger.
_ Dat is nij, want dat is nooit paardig.
_ [C] Heel de retene.
En dan zijn wijfje.
_ _ Ja, herma.
_ [G] Ik had er niets van gemaakt.
_ Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren ziet.
[D] Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
_ _ _ Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren [D] ziet.
Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
_ _ [C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot [G] maar, _ goedenavond. _ _ _ _
[C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot maar met [D] alle _ _ kranen.
_ _ Doordaan, doordaan.
[G] Schuwelke.
_ _ Schuwelke. _ _
_ Hij zat goed gelusterd. _ _ _
_ [E] _ _ En ze kregen het wormen.
En koud tegelijk.
En binnenst, dat zijn mijn [C#] toddegal.
_ _ _ [D] Schettige ze.
Meer gat.
[G] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ En dan is het een beetje _ _ _ [C] _ weggestoken tussen de sparrenbossen,
ligt er een [G] klein derk, _ _ [C] verdeeld in alle kleine boerderijen,
[G] uit de een wat groter dan de andere _ _ [D] natuurlijke. _ _
_ _ En op een daarvan, [G] daar woont er een wilde boerendochter.
Ze [C] paast alleen maar tot winter.
_ _ En dan worden de jonge moederneefjes,
hun deen, de vrouwen, de kinderen,
dan [G] dingen die ze hier doet gerne.
_ Maar ze zijn nog niet stond.
_ _ [C] Hij heeft een plan, een liedje van hem af, _
en heel schone woorden.
[G] En als het zovens voorbij de deur gaat,
en hij ziet het licht nog branden,
dan [C] stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop, [G] _ _ een beetje naar beneden, _
_ _ [D] zingt hij zijn liedje. _ _ _
_ Verurk!
_ _ _ Verurk!
_ _ [G] Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe gierendal [G] ga maar.
_ _ Hé, schoenvijfje, ga witteke heren zien.
[D] Laat me zien hoe [G] gierendal ga maar.
_ _ [C] En tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de maart, [G] _ guldenacht. _ _ _ _
[C] Tot de maart, tot de maart, tot de maart,
tot de [D] maart, meolenkrant.
_ _ _ _ _ Wat doe je dan?
Doe je [G] dan, schoenvijfje?
_ Schoenvijfje?
_ _ _ _ _ _ Maar ja, wat doe je dan?
_ [C] Er komt zo'n zot geweld, dat valt het Je maar niet stillen.
[G] En elk jaar _ met het potten van de boom,
[D] begint er het nieuw. _ _
[G] Hurreen, schiet de vier!
_ Ze moeten zich hier stillen, en ze willen zich wel willen. _
[C] En tennacht word je hier stil, maar zijn vier?
Dat is zo goed om te zien.
_ [G] _ _ _ En als hij _ zatens voorbij haar deur gaat,
en hij ziet [C] het licht nog branden,
_ _ dan stikt hij zijn handen diep in zijn zakken.
En met zijn kop [G] en met een beetje naar beneden _ [D] zingt hij zijn _ liedje.
He, _ _ Hè, He!
_ [G] He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezeen hoe [G] gierndag haare has.
_ _ He schoen buifje, gewit dat ge heire zie.
[D] Laat u gezien hoe [G] gierndag haare has.
_ [C] En tot maar, tot maar, tot maar, tot maar [G] _ guldenacht. _
_ _ _ _ [C] Tot maar, tot maar, tot maar, tot maar met [D] alle _ _ _ kranen.
_ Wat doen het dan, doen het dan?
[G] Schuwelke, _ _ schuwelke. _ _ _
En die oorige erbij.
_ _ [C] En ze wiert zij?
_ _ _ Negenentwintig.
_ [G] _
Ze komen hier van de messen.
_ _ [D] Alleen. _
Tussen de velden.
[G] Op de wereld. _
En de zanger.
_ Dat is nij, want dat is nooit paardig.
_ [C] Heel de retene.
En dan zijn wijfje.
_ _ Ja, herma.
_ [G] Ik had er niets van gemaakt.
_ Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren ziet.
[D] Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
_ _ _ Hé, schuwelke.
Je weet dat je heren [D] ziet.
Laat ik je zien hoe [G] Gert dan gaat.
_ _ [C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot [G] maar, _ goedenavond. _ _ _ _
[C] Tot maar, tot maar, tot maar.
Tot maar met [D] alle _ _ kranen.
_ _ Doordaan, doordaan.
[G] Schuwelke.
_ _ Schuwelke. _ _
_ Hij zat goed gelusterd. _ _ _
_ [E] _ _ En ze kregen het wormen.
En koud tegelijk.
En binnenst, dat zijn mijn [C#] toddegal.
_ _ _ [D] Schettige ze.
Meer gat.
[G] _ _ _ _ _ _ _ _