Lit Jim Gean, Friezen Chords by Gurbe Douwstra
Tempo:
105.5 bpm
Chords used:
D
A
E
B
G
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[D] Wij vriezen smotten, [A] als amper u [D] te bon, [G] [D] ben bekend als het volk van tuike, [A] tuike hon, [D] u's ja is ja, u's nee is nee, en [G] had ze vregen, hoest mij deen, [D] dan koet wel minder, en [A] dat is al beter [D] als gewon.
[G] [D]
Hun vriezen al in het [A] rekkend neenen van [D] oost-joen, [G] [D] hek al brandt er in hem nog z'n [A] helig vuur, [D] maar ben wie meer als mij u strijen, [G] ben wie net meer [Gm] stil te krijgen, [D] lijdt de massa [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
[D] Let je hem geen [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Lijdt wakker je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der schoor, hier op de huts de tocht der tochten [A] die gaat door, [D] maar wie vriezen met de bedder, is [G] in z'n [Gm] marek wel wetter, [D] en dus horen [A] wie de kussen [D] nogal koor.
Maar Jerewie en Kroes, [A] dat zijn ze, het [D] gaat aan, verliezen al die nochtre [A] vriezen, haar verstaan, mij op [D] de kop, een unartspetje, en [G] wie elk bevezen, [D] smetjes in de [A] kampioenen van het [D]
overstaan.
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, let je [D] hem geen, loon het zitten stieve vriezen, je [A] mag steen, je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [F#m] vriezen, [D] vriezen, let je hem geen.
En bloot het winters, [A] alle nachten op [D] een nul, dan gaan hij tjom op Jereveer, met heel [A] een smul, [D] hij toont niet eens een rapperentje, oe [G] wat een kontje, had dat ventje, [D] je hem goud, nee dit [A] is echt [D] een flauwekul.
En al is uw [A] spaken, vieve zon [D] te dier, de holler reed wie blauw, hij farve [A] het zelden hier, en giet [D] de weef, de noorderbanken, [G] kan uw spaken haast wel janken, [D] maar hij weeft mij [A] al door het zeer, [D] ja sterren weer.
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, [D] je maat roep raze en bote, [G] krijgt als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
[E] En in dat stadion [B] dat nij aarbe [E] is verneem, je elke voetbalgek dan zut zijn [B] dag te geem, [E] maak je amper meeske sjongen, [A] schoenen les haat van de longen, ben [E] dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] Jereveer.
Eerst had het dood, je viel [B] te vries, hem [E] dan verwoem, klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roem, en al snapt [E] geen spieler wat we roepen, [A] wie zong het rock, wel [Am] maar van foppen, [E] wie hoorde vol, hadden [B] we nooit als [E]
[A] kampioen.
[E] Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [B] je mag steen, je [E] maat roep raze en bote, krijgt [A] als weem het alt, alte, [E] let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen.
Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [B] je maat steen, [E] je maat roep raze en bote, [A] krijgt als weem het alt, alte, let [E] je hem geen, [B] vriezen, [E] vriezen, let je hem geen.
[B] [E]
[B] [E]
[G] [D]
Hun vriezen al in het [A] rekkend neenen van [D] oost-joen, [G] [D] hek al brandt er in hem nog z'n [A] helig vuur, [D] maar ben wie meer als mij u strijen, [G] ben wie net meer [Gm] stil te krijgen, [D] lijdt de massa [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
[D] Let je hem geen [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Lijdt wakker je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der schoor, hier op de huts de tocht der tochten [A] die gaat door, [D] maar wie vriezen met de bedder, is [G] in z'n [Gm] marek wel wetter, [D] en dus horen [A] wie de kussen [D] nogal koor.
Maar Jerewie en Kroes, [A] dat zijn ze, het [D] gaat aan, verliezen al die nochtre [A] vriezen, haar verstaan, mij op [D] de kop, een unartspetje, en [G] wie elk bevezen, [D] smetjes in de [A] kampioenen van het [D]
overstaan.
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, let je [D] hem geen, loon het zitten stieve vriezen, je [A] mag steen, je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [F#m] vriezen, [D] vriezen, let je hem geen.
En bloot het winters, [A] alle nachten op [D] een nul, dan gaan hij tjom op Jereveer, met heel [A] een smul, [D] hij toont niet eens een rapperentje, oe [G] wat een kontje, had dat ventje, [D] je hem goud, nee dit [A] is echt [D] een flauwekul.
En al is uw [A] spaken, vieve zon [D] te dier, de holler reed wie blauw, hij farve [A] het zelden hier, en giet [D] de weef, de noorderbanken, [G] kan uw spaken haast wel janken, [D] maar hij weeft mij [A] al door het zeer, [D] ja sterren weer.
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, [D] je maat roep raze en bote, [G] krijgt als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
[E] En in dat stadion [B] dat nij aarbe [E] is verneem, je elke voetbalgek dan zut zijn [B] dag te geem, [E] maak je amper meeske sjongen, [A] schoenen les haat van de longen, ben [E] dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] Jereveer.
Eerst had het dood, je viel [B] te vries, hem [E] dan verwoem, klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roem, en al snapt [E] geen spieler wat we roepen, [A] wie zong het rock, wel [Am] maar van foppen, [E] wie hoorde vol, hadden [B] we nooit als [E]
[A] kampioen.
[E] Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [B] je mag steen, je [E] maat roep raze en bote, krijgt [A] als weem het alt, alte, [E] let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen.
Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen, loon het zitten stieve vriezen, [B] je maat steen, [E] je maat roep raze en bote, [A] krijgt als weem het alt, alte, let [E] je hem geen, [B] vriezen, [E] vriezen, let je hem geen.
[B] [E]
[B] [E]
Key:
D
A
E
B
G
D
A
E
_ [D] Wij vriezen smotten, [A] als amper u [D] te bon, [G] _ [D] _ ben bekend als het volk van tuike, [A] tuike hon, _ _ [D] u's ja is ja, u's nee is nee, en [G] had ze vregen, hoest mij deen, _ [D] dan koet wel minder, en [A] dat is al beter [D] als gewon.
[G] _ _ [D] _
Hun vriezen al in het [A] rekkend neenen van [D] oost-joen, [G] _ [D] _ _ hek al brandt er in hem nog z'n [A] helig vuur, _ _ [D] maar ben wie meer als mij u strijen, [G] ben wie net meer [Gm] stil te krijgen, [D] lijdt de massa _ [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
_ [D] _ Let je hem geen [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, _ je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Lijdt wakker je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der schoor, hier op de huts de tocht der tochten [A] die gaat door, _ [D] maar wie vriezen met de bedder, is [G] in z'n [Gm] marek wel wetter, [D] en dus horen [A] wie de kussen [D] nogal koor. _
_ Maar Jerewie en Kroes, [A] dat zijn ze, het [D] gaat aan, _ verliezen al die nochtre [A] vriezen, haar verstaan, mij op [D] de kop, een unartspetje, en [G] wie elk bevezen, [D] smetjes in de [A] kampioenen van het [D] _
overstaan.
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, let je [D] hem geen, _ _ loon het zitten stieve vriezen, je [A] mag steen, je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [F#m] vriezen, [D] vriezen, let je hem geen. _
En bloot het winters, [A] alle nachten op [D] een nul, _ dan gaan hij tjom op Jereveer, met heel [A] een smul, _ [D] hij toont niet eens een rapperentje, oe [G] wat een kontje, had dat ventje, [D] je hem goud, nee dit [A] is echt [D] een flauwekul. _
En al is uw [A] spaken, vieve zon [D] te dier, _ de holler reed wie blauw, hij farve [A] het zelden hier, _ en giet [D] de weef, de noorderbanken, [G] kan uw spaken haast wel janken, [D] maar hij weeft mij [A] al door het zeer, [D] ja sterren weer. _
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, [D] je maat roep raze en bote, [G] krijgt als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen. _
_ [E] _ _ En in dat stadion [B] dat nij aarbe [E] is verneem, je elke voetbalgek dan zut zijn [B] dag te geem, _ [E] maak je amper meeske sjongen, [A] schoenen les haat van de longen, ben [E] dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] Jereveer.
Eerst had het dood, je viel [B] te vries, hem [E] dan verwoem, klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roem, en al snapt [E] geen spieler wat we roepen, [A] wie zong het rock, wel [Am] maar van foppen, [E] wie hoorde vol, hadden [B] we nooit als _ [E] _
[A] kampioen.
[E] _ Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [B] je mag steen, _ je [E] maat roep raze en bote, krijgt [A] als weem het alt, alte, [E] let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen.
_ Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [B] je maat steen, [E] je maat roep raze en bote, [A] krijgt als weem het alt, alte, let [E] je hem geen, [B] vriezen, [E] vriezen, let je hem geen. _ _ _ _
[B] _ _ [E] _ _ _ _ _ _
[B] _ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[G] _ _ [D] _
Hun vriezen al in het [A] rekkend neenen van [D] oost-joen, [G] _ [D] _ _ hek al brandt er in hem nog z'n [A] helig vuur, _ _ [D] maar ben wie meer als mij u strijen, [G] ben wie net meer [Gm] stil te krijgen, [D] lijdt de massa _ [A] hysterie fort op [D] de [G] loer.
_ [D] _ Let je hem geen [A] vriezen, vriezen, let [D] je hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, _ je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, let [D] je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen.
Lijdt wakker je nachtfroost, [A] vol de Hollander [D] der schoor, hier op de huts de tocht der tochten [A] die gaat door, _ [D] maar wie vriezen met de bedder, is [G] in z'n [Gm] marek wel wetter, [D] en dus horen [A] wie de kussen [D] nogal koor. _
_ Maar Jerewie en Kroes, [A] dat zijn ze, het [D] gaat aan, _ verliezen al die nochtre [A] vriezen, haar verstaan, mij op [D] de kop, een unartspetje, en [G] wie elk bevezen, [D] smetjes in de [A] kampioenen van het [D] _
overstaan.
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, let je [D] hem geen, _ _ loon het zitten stieve vriezen, je [A] mag steen, je [D] maat roep raze en bote, krijgt [G] als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [F#m] vriezen, [D] vriezen, let je hem geen. _
En bloot het winters, [A] alle nachten op [D] een nul, _ dan gaan hij tjom op Jereveer, met heel [A] een smul, _ [D] hij toont niet eens een rapperentje, oe [G] wat een kontje, had dat ventje, [D] je hem goud, nee dit [A] is echt [D] een flauwekul. _
En al is uw [A] spaken, vieve zon [D] te dier, _ de holler reed wie blauw, hij farve [A] het zelden hier, _ en giet [D] de weef, de noorderbanken, [G] kan uw spaken haast wel janken, [D] maar hij weeft mij [A] al door het zeer, [D] ja sterren weer. _
Let je hem geen [F#m] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [A] je mag steen, [D] je maat roep raze en bote, [G] krijgt als weem het alt, alte, [D] let je hem geen, [A] vriezen, vriezen, [D] let je hem geen. _
_ [E] _ _ En in dat stadion [B] dat nij aarbe [E] is verneem, je elke voetbalgek dan zut zijn [B] dag te geem, _ [E] maak je amper meeske sjongen, [A] schoenen les haat van de longen, ben [E] dit nou werkelijk [B] wel de fans van [E] Jereveer.
Eerst had het dood, je viel [B] te vries, hem [E] dan verwoem, klinkt in de kuip, het vrieske volk sliert [B] zelfs in de roem, en al snapt [E] geen spieler wat we roepen, [A] wie zong het rock, wel [Am] maar van foppen, [E] wie hoorde vol, hadden [B] we nooit als _ [E] _
[A] kampioen.
[E] _ Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, let je [E] hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [B] je mag steen, _ je [E] maat roep raze en bote, krijgt [A] als weem het alt, alte, [E] let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen.
_ Let je hem geen, [B] vriezen, vriezen, [E] let je hem geen, _ loon het zitten stieve vriezen, [B] je maat steen, [E] je maat roep raze en bote, [A] krijgt als weem het alt, alte, let [E] je hem geen, [B] vriezen, [E] vriezen, let je hem geen. _ _ _ _
[B] _ _ [E] _ _ _ _ _ _
[B] _ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _