Chords for Annabel - Hans de Booij - met Lyrics/songtekst Classic
Tempo:
173.55 bpm
Chords used:
G
C
Bb
A
Ab
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[G] [C]
[Gm]
[G] [C]
[G] [C]
Iemand zei [G] dit is Annabel, ze moet nog naar het [G] station.
[C]
Neem jij je wagen dan [G] haalt ze het wel.
[A] Ik zei dat is goed en reed zo stom [D] als ik kon.
[C]
We kwamen aan bij een leeg perron en ik zei het zit [G] je niet mee.
[C]
Heel in de verte [G] ging de laatste wagon [Bb] en Annabel zei [A] oké ik ga [Ab] met je mee.
[G]
[C]
En later lagen [G] we samen zoals [C] dat heet, een beetje moe [G] maar voldaan.
[C]
Er kwam al licht [G] door de raam en ze zei [A] ik heb geen tijd voor ontbijt [D] ik moet gaan.
[C]
Ik zei alleen [G] nog tot ziens Annabel [C] en ik dacht ik zie jou nooit [G] meer terug.
[C]
Ik dacht ik draai [G] hem om en slaan nog even door.
[Bb] Maar twee uur later was [A] ik nog wakker [Ab] lag stil [G] op mijn rug.
[Cm]
Annabel [C] het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[C]
Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[C]
[Bb]
[Ab]
[Eb]
[G] [Cm] Zo bleef ik twee [G] dagen liggen in bed.
[C] Ik was totaal [G] van de kaart.
[C] Toen stond ik op [G] ik moest niet denken maar doen want [A] zonder haar was ik geen stuiver [D] meer waard.
[C] Ik ging de staal [G] door op zoek naar een glimp [C] en ik dacht ik zie jou nooit meer terug.
Ik ging zelfs [G] hardop praten in mezelf en [Bb] niemand zei je stond vuren [A] met je handen [Ab] op de leuning [G] van de brug.
[Cm] Annabel het [C] wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[Cm]
[C] Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[Cm]
[Bb]
[Ab]
[Eb]
[G] [C] En op een [G] avond zag ik haar weer.
[C] Ze stond er net op [G] de tram.
[C] Ze was nog mooier [G] dan de vorige keer.
Ik [A] riep haar naam en trapte hard op [D] mijn rem.
[C] Ik sprong de auto [G] uit en greep haar vast.
[C] Ze stond stil en [G] keek om.
[C] Ze keek me aan [G] maar was nauwelijks verrast.
Ik [Bb] zei hey waar moet je [A] naartoe?
Ze [Ab] zei naar het [G] station.
[C] Ik bracht haar weg ze [G] kocht een kaartje Parijs.
[C] Ik zei ja nog [G] één erbij.
[C] De loopkart ging [G] tweemaal enkele rijen.
En [A] Annabel keek [D] tegenop zij.
[C] Ik zei ik heb je [G] gevonden vandaag.
[C] Ik laat je nooit meer [G] alleen.
[C] Al reis je door naar [G] Barcelona op vaag.
Al [Bb] reis je door naar het eind [A] van de wereld.
[Ab] Ik ga met [G] je mee.
Hey [C] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[C]
Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[Cm]
[Bb]
[Ab]
[Eb]
[G] [Cm] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[Gm]
[G] [C]
[G] [C]
Iemand zei [G] dit is Annabel, ze moet nog naar het [G] station.
[C]
Neem jij je wagen dan [G] haalt ze het wel.
[A] Ik zei dat is goed en reed zo stom [D] als ik kon.
[C]
We kwamen aan bij een leeg perron en ik zei het zit [G] je niet mee.
[C]
Heel in de verte [G] ging de laatste wagon [Bb] en Annabel zei [A] oké ik ga [Ab] met je mee.
[G]
[C]
En later lagen [G] we samen zoals [C] dat heet, een beetje moe [G] maar voldaan.
[C]
Er kwam al licht [G] door de raam en ze zei [A] ik heb geen tijd voor ontbijt [D] ik moet gaan.
[C]
Ik zei alleen [G] nog tot ziens Annabel [C] en ik dacht ik zie jou nooit [G] meer terug.
[C]
Ik dacht ik draai [G] hem om en slaan nog even door.
[Bb] Maar twee uur later was [A] ik nog wakker [Ab] lag stil [G] op mijn rug.
[Cm]
Annabel [C] het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[C]
Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[C]
[Bb]
[Ab]
[Eb]
[G] [Cm] Zo bleef ik twee [G] dagen liggen in bed.
[C] Ik was totaal [G] van de kaart.
[C] Toen stond ik op [G] ik moest niet denken maar doen want [A] zonder haar was ik geen stuiver [D] meer waard.
[C] Ik ging de staal [G] door op zoek naar een glimp [C] en ik dacht ik zie jou nooit meer terug.
Ik ging zelfs [G] hardop praten in mezelf en [Bb] niemand zei je stond vuren [A] met je handen [Ab] op de leuning [G] van de brug.
[Cm] Annabel het [C] wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[Cm]
[C] Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[Cm]
[Bb]
[Ab]
[Eb]
[G] [C] En op een [G] avond zag ik haar weer.
[C] Ze stond er net op [G] de tram.
[C] Ze was nog mooier [G] dan de vorige keer.
Ik [A] riep haar naam en trapte hard op [D] mijn rem.
[C] Ik sprong de auto [G] uit en greep haar vast.
[C] Ze stond stil en [G] keek om.
[C] Ze keek me aan [G] maar was nauwelijks verrast.
Ik [Bb] zei hey waar moet je [A] naartoe?
Ze [Ab] zei naar het [G] station.
[C] Ik bracht haar weg ze [G] kocht een kaartje Parijs.
[C] Ik zei ja nog [G] één erbij.
[C] De loopkart ging [G] tweemaal enkele rijen.
En [A] Annabel keek [D] tegenop zij.
[C] Ik zei ik heb je [G] gevonden vandaag.
[C] Ik laat je nooit meer [G] alleen.
[C] Al reis je door naar [G] Barcelona op vaag.
Al [Bb] reis je door naar het eind [A] van de wereld.
[Ab] Ik ga met [G] je mee.
Hey [C] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[C]
Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
[Cm]
[Bb]
[Ab]
[Eb]
[G] [Cm] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
Key:
G
C
Bb
A
Ab
G
C
Bb
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [G] _ _ _ _ [C] _ _
_ _ [Gm] _ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ _ [C] _ _
_ _ _ [G] _ _ _ [C] _
Iemand zei [G] dit is Annabel, _ _ ze moet nog naar het [G] station.
_ _ [C] _
Neem jij je wagen dan [G] haalt ze het wel.
[A] Ik zei dat is goed en reed zo stom [D] als ik kon.
_ _ [C] _
We kwamen aan bij een leeg perron en ik zei het zit [G] je niet mee.
_ _ [C] _
Heel in de verte [G] ging de laatste wagon [Bb] en Annabel zei [A] oké ik ga [Ab] met je mee.
[G] _ _
_ _ _ _ _ _ [C] _
En later lagen [G] we samen zoals [C] dat heet, een beetje moe [G] maar voldaan.
_ _ [C] _
Er kwam al licht [G] door de raam en ze zei [A] ik heb geen tijd voor ontbijt [D] ik moet gaan.
_ _ [C] _
Ik zei alleen [G] nog tot ziens Annabel [C] en ik dacht ik zie jou nooit [G] meer terug.
_ _ [C] _
Ik dacht ik draai [G] hem om en slaan nog even door.
[Bb] Maar twee uur later was [A] ik nog wakker [Ab] lag stil [G] op mijn rug.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _
Annabel [C] het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [C] _
Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [C] _ _
_ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ _ [Eb] _ _
_ _ [G] _ _ _ _ [Cm] Zo bleef ik twee [G] dagen liggen in bed.
[C] Ik was totaal [G] van de kaart.
_ _ [C] Toen stond ik op [G] ik moest niet denken maar doen want [A] zonder haar was ik geen stuiver [D] meer waard.
_ _ [C] Ik ging de staal [G] door op zoek naar een glimp [C] en ik dacht ik zie jou nooit meer terug.
_ _ Ik ging zelfs [G] hardop praten in mezelf en [Bb] niemand zei je stond vuren [A] met je handen [Ab] op de leuning [G] van de brug.
_ _ _ _ _ [Cm] _ Annabel het [C] wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _ _
[C] Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _ _
_ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ _ [Eb] _ _
_ _ [G] _ _ _ _ [C] En op een [G] avond zag ik haar weer.
[C] Ze stond er net op [G] de tram.
_ _ [C] Ze was nog mooier [G] dan de vorige keer.
Ik [A] riep haar naam en trapte hard op [D] mijn rem.
_ _ [C] Ik sprong de auto [G] uit en greep haar vast.
[C] Ze stond stil en [G] keek om.
_ _ [C] Ze keek me aan [G] maar was nauwelijks verrast.
Ik [Bb] zei hey waar moet je [A] naartoe?
Ze [Ab] zei naar het [G] station. _
_ _ _ _ _ _ [C] Ik bracht haar weg ze [G] kocht een kaartje Parijs.
[C] Ik zei ja nog [G] één erbij.
_ _ [C] De loopkart ging [G] tweemaal enkele rijen.
En [A] Annabel keek [D] tegenop zij.
_ _ [C] Ik zei ik heb je [G] gevonden vandaag.
[C] Ik laat je nooit meer [G] alleen.
_ _ [C] Al reis je door naar [G] Barcelona op vaag.
Al [Bb] reis je door naar het eind [A] van de wereld.
[Ab] Ik ga met [G] je mee.
_ _ _ _ Hey [C] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [C] _ _
Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _ _
_ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ _ [G] _ _ _ _ [Cm] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel. _
_ _ [G] _ _ _ _ [C] _ _
_ _ [Gm] _ _ _ _ _ _
_ _ _ [G] _ _ _ [C] _ _
_ _ _ [G] _ _ _ [C] _
Iemand zei [G] dit is Annabel, _ _ ze moet nog naar het [G] station.
_ _ [C] _
Neem jij je wagen dan [G] haalt ze het wel.
[A] Ik zei dat is goed en reed zo stom [D] als ik kon.
_ _ [C] _
We kwamen aan bij een leeg perron en ik zei het zit [G] je niet mee.
_ _ [C] _
Heel in de verte [G] ging de laatste wagon [Bb] en Annabel zei [A] oké ik ga [Ab] met je mee.
[G] _ _
_ _ _ _ _ _ [C] _
En later lagen [G] we samen zoals [C] dat heet, een beetje moe [G] maar voldaan.
_ _ [C] _
Er kwam al licht [G] door de raam en ze zei [A] ik heb geen tijd voor ontbijt [D] ik moet gaan.
_ _ [C] _
Ik zei alleen [G] nog tot ziens Annabel [C] en ik dacht ik zie jou nooit [G] meer terug.
_ _ [C] _
Ik dacht ik draai [G] hem om en slaan nog even door.
[Bb] Maar twee uur later was [A] ik nog wakker [Ab] lag stil [G] op mijn rug.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _
Annabel [C] het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [C] _
Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [C] _ _
_ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ _ [Eb] _ _
_ _ [G] _ _ _ _ [Cm] Zo bleef ik twee [G] dagen liggen in bed.
[C] Ik was totaal [G] van de kaart.
_ _ [C] Toen stond ik op [G] ik moest niet denken maar doen want [A] zonder haar was ik geen stuiver [D] meer waard.
_ _ [C] Ik ging de staal [G] door op zoek naar een glimp [C] en ik dacht ik zie jou nooit meer terug.
_ _ Ik ging zelfs [G] hardop praten in mezelf en [Bb] niemand zei je stond vuren [A] met je handen [Ab] op de leuning [G] van de brug.
_ _ _ _ _ [Cm] _ Annabel het [C] wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _ _
[C] Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _ _
_ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ _ [Eb] _ _
_ _ [G] _ _ _ _ [C] En op een [G] avond zag ik haar weer.
[C] Ze stond er net op [G] de tram.
_ _ [C] Ze was nog mooier [G] dan de vorige keer.
Ik [A] riep haar naam en trapte hard op [D] mijn rem.
_ _ [C] Ik sprong de auto [G] uit en greep haar vast.
[C] Ze stond stil en [G] keek om.
_ _ [C] Ze keek me aan [G] maar was nauwelijks verrast.
Ik [Bb] zei hey waar moet je [A] naartoe?
Ze [Ab] zei naar het [G] station. _
_ _ _ _ _ _ [C] Ik bracht haar weg ze [G] kocht een kaartje Parijs.
[C] Ik zei ja nog [G] één erbij.
_ _ [C] De loopkart ging [G] tweemaal enkele rijen.
En [A] Annabel keek [D] tegenop zij.
_ _ [C] Ik zei ik heb je [G] gevonden vandaag.
[C] Ik laat je nooit meer [G] alleen.
_ _ [C] Al reis je door naar [G] Barcelona op vaag.
Al [Bb] reis je door naar het eind [A] van de wereld.
[Ab] Ik ga met [G] je mee.
_ _ _ _ Hey [C] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [C] _ _
Het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel.
_ _ _ _ _ _ [Cm] _ _
_ _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ _ [G] _ _ _ _ [Cm] Annabel het wordt niets zonder jou [Bb] Annabel. _