Chords for De Sunstreams - Zeemansliedjes
Tempo:
93.15 bpm
Chords used:
C
F
Bb
Gm
G
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C]
[Dm] [F]
Hoor je het ruisen der golven?
[Gm] Hoor je het [C] van [F] de zee?
[A] [F]
[Bb] Waar met me mee, [Am] o [F] God, mijn kind?
[C] Kom kus me en ga [Am] met [F] me mee.
[A]
[Bb] Waar met me mee, [C] o [F] de wereld, mijn kind?
[C] Kom kus me en [F] ga met me [Gb] mee.
[G] [C] Mijn vristes meisje, [F] kom maar dit [Em] [G] reisje.
Zing van een meisje, [Em] het [C] blijde pleiheid.
Het vristensleven zal [Gm]
[C] vreugde [F] geven.
[Em] Kom met [C] me streven [D] zal [G]
[C] eeuwen stijgen.
Zeeman, o zeeman, ga [G] toch niet weer mee.
Zeeman, o zeeman, [C] laat ons niet alleen.
Zeeman, o zeeman, hoe ga je [F] steeds weer mee.
Niets [B] kan jou [Em] [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
[F] Niets [B] kan jou [Em] [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
Op de woelink [Em] gebaren [Am] [G] wij stormen bij deek.
Denkt hij steeds aan zijn wondje, dat [C] vrolijke keek.
Zij leeft [A] in zijn harten, [Db] zij zingt [Dm] in zijn [A]
[Dm] bloed.
Hij hoort [G] nog haar stemmen in de [C] eppende vloed.
[Am]
[F] Als de klok van Arnhem uit, welkom thuis, voor ons zal [C] luiden.
[Gm]
Wordt de vreugdes ons verloofd met [F] roevenis.
Als een schip op zee [C] [Gm]
[F] verbleven is, [Gm]
aan het strand stil [Bb] en vol water.
[Gm] Bij het klimmen [Cm] van de [F] naam, ziet men daar een aardig paardje.
[Cm] Ze [Eb] heeft van weemoed [Bb] aangedaan, liefst ik moet [Eb] je [Bb] gaan verlaten.
[Gm] Morgen ga ik [Eb] weer naar zee, en dan trouw ik [Gm] als ik [Bb]
thuiskoop.
Hier wordt vol [Gm] een [F] stuwerij, [Bb] maar zij spracht van [Eb] gliefste mijnen.
Spreekt [F] zo ver, niet [Bb] in het geschied, [G] want de zee ligt vol met [Cm]
[Bb] mijnen.
En [C] die [Eb] dingen [Bb] zie je niet.
[Dm] [F]
Hoor je het ruisen der golven?
[Gm] Hoor je het [C] van [F] de zee?
[A] [F]
[Bb] Waar met me mee, [Am] o [F] God, mijn kind?
[C] Kom kus me en ga [Am] met [F] me mee.
[A]
[Bb] Waar met me mee, [C] o [F] de wereld, mijn kind?
[C] Kom kus me en [F] ga met me [Gb] mee.
[G] [C] Mijn vristes meisje, [F] kom maar dit [Em] [G] reisje.
Zing van een meisje, [Em] het [C] blijde pleiheid.
Het vristensleven zal [Gm]
[C] vreugde [F] geven.
[Em] Kom met [C] me streven [D] zal [G]
[C] eeuwen stijgen.
Zeeman, o zeeman, ga [G] toch niet weer mee.
Zeeman, o zeeman, [C] laat ons niet alleen.
Zeeman, o zeeman, hoe ga je [F] steeds weer mee.
Niets [B] kan jou [Em] [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
[F] Niets [B] kan jou [Em] [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
Op de woelink [Em] gebaren [Am] [G] wij stormen bij deek.
Denkt hij steeds aan zijn wondje, dat [C] vrolijke keek.
Zij leeft [A] in zijn harten, [Db] zij zingt [Dm] in zijn [A]
[Dm] bloed.
Hij hoort [G] nog haar stemmen in de [C] eppende vloed.
[Am]
[F] Als de klok van Arnhem uit, welkom thuis, voor ons zal [C] luiden.
[Gm]
Wordt de vreugdes ons verloofd met [F] roevenis.
Als een schip op zee [C] [Gm]
[F] verbleven is, [Gm]
aan het strand stil [Bb] en vol water.
[Gm] Bij het klimmen [Cm] van de [F] naam, ziet men daar een aardig paardje.
[Cm] Ze [Eb] heeft van weemoed [Bb] aangedaan, liefst ik moet [Eb] je [Bb] gaan verlaten.
[Gm] Morgen ga ik [Eb] weer naar zee, en dan trouw ik [Gm] als ik [Bb]
thuiskoop.
Hier wordt vol [Gm] een [F] stuwerij, [Bb] maar zij spracht van [Eb] gliefste mijnen.
Spreekt [F] zo ver, niet [Bb] in het geschied, [G] want de zee ligt vol met [Cm]
[Bb] mijnen.
En [C] die [Eb] dingen [Bb] zie je niet.
Key:
C
F
Bb
Gm
G
C
F
Bb
[C] _ _ _ _ _ _
[Dm] _ _ _ [F] _ _ _
Hoor je het ruisen der _ _ golven? _
[Gm] Hoor je het [C] van [F] de zee?
_ [A] _ [F] _ _
[Bb] _ Waar met me mee, [Am] o [F] _ God, mijn kind?
[C] Kom kus me en ga [Am] met [F] me mee.
_ [A] _ _ _
[Bb] Waar met me mee, [C] o [F] de wereld, mijn kind?
[C] Kom kus me en [F] ga met me [Gb] mee.
[G] _ [C] Mijn vristes meisje, _ [F] kom maar dit [Em] [G] reisje.
Zing van een _ meisje, [Em] het [C] blijde pleiheid. _ _ _
_ Het vristensleven zal [Gm]
[C] vreugde [F] geven.
_ [Em] Kom met [C] me streven [D] zal _ [G]
[C] eeuwen stijgen.
_ Zeeman, o zeeman, ga [G] toch niet weer mee.
_ _ Zeeman, o zeeman, [C] laat ons niet alleen.
_ _ Zeeman, o zeeman, hoe ga je [F] steeds weer mee.
_ Niets [B] kan jou [Em] _ [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
_ [F] Niets [B] kan jou [Em] _ [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
Op de woelink [Em] gebaren [Am] _ [G] wij stormen bij deek.
Denkt hij steeds aan zijn _ wondje, dat [C] vrolijke keek.
_ Zij leeft [A] in zijn _ harten, [Db] zij zingt [Dm] in zijn _ [A]
[Dm] bloed.
Hij hoort [G] nog haar _ stemmen in de [C] eppende vloed.
[Am]
[F] Als de klok _ van Arnhem uit, _ _ welkom thuis, _ voor ons zal _ [C] luiden.
_ [Gm]
Wordt de vreugdes ons verloofd met [F] _ roevenis. _ _
Als een schip op zee [C] _ [Gm]
[F] verbleven is, _ _ [Gm]
aan het strand stil [Bb] en vol water.
_ _ [Gm] Bij het klimmen [Cm] van de [F] naam, _ _ ziet men daar een aardig _ paardje.
[Cm] Ze [Eb] heeft van weemoed [Bb] aangedaan, _ _ _ liefst ik moet [Eb] je [Bb] gaan verlaten.
_ _ [Gm] Morgen ga ik [Eb] weer naar zee, _ _ _ en dan trouw ik [Gm] als ik [Bb]
thuiskoop.
_ Hier wordt vol [Gm] een [F] stuwerij, _ [Bb] maar zij spracht van [Eb] gliefste _ mijnen.
Spreekt [F] zo ver, niet [Bb] in het geschied, [G] want de zee ligt vol met _ [Cm]
[Bb] mijnen.
En [C] die _ [Eb] dingen [Bb] zie je niet. _ _ _
_ _ _ _ _ _
[Dm] _ _ _ [F] _ _ _
Hoor je het ruisen der _ _ golven? _
[Gm] Hoor je het [C] van [F] de zee?
_ [A] _ [F] _ _
[Bb] _ Waar met me mee, [Am] o [F] _ God, mijn kind?
[C] Kom kus me en ga [Am] met [F] me mee.
_ [A] _ _ _
[Bb] Waar met me mee, [C] o [F] de wereld, mijn kind?
[C] Kom kus me en [F] ga met me [Gb] mee.
[G] _ [C] Mijn vristes meisje, _ [F] kom maar dit [Em] [G] reisje.
Zing van een _ meisje, [Em] het [C] blijde pleiheid. _ _ _
_ Het vristensleven zal [Gm]
[C] vreugde [F] geven.
_ [Em] Kom met [C] me streven [D] zal _ [G]
[C] eeuwen stijgen.
_ Zeeman, o zeeman, ga [G] toch niet weer mee.
_ _ Zeeman, o zeeman, [C] laat ons niet alleen.
_ _ Zeeman, o zeeman, hoe ga je [F] steeds weer mee.
_ Niets [B] kan jou [Em] _ [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
_ [F] Niets [B] kan jou [Em] _ [C] weerhouden, [G] o jij [C] helste zee.
Op de woelink [Em] gebaren [Am] _ [G] wij stormen bij deek.
Denkt hij steeds aan zijn _ wondje, dat [C] vrolijke keek.
_ Zij leeft [A] in zijn _ harten, [Db] zij zingt [Dm] in zijn _ [A]
[Dm] bloed.
Hij hoort [G] nog haar _ stemmen in de [C] eppende vloed.
[Am]
[F] Als de klok _ van Arnhem uit, _ _ welkom thuis, _ voor ons zal _ [C] luiden.
_ [Gm]
Wordt de vreugdes ons verloofd met [F] _ roevenis. _ _
Als een schip op zee [C] _ [Gm]
[F] verbleven is, _ _ [Gm]
aan het strand stil [Bb] en vol water.
_ _ [Gm] Bij het klimmen [Cm] van de [F] naam, _ _ ziet men daar een aardig _ paardje.
[Cm] Ze [Eb] heeft van weemoed [Bb] aangedaan, _ _ _ liefst ik moet [Eb] je [Bb] gaan verlaten.
_ _ [Gm] Morgen ga ik [Eb] weer naar zee, _ _ _ en dan trouw ik [Gm] als ik [Bb]
thuiskoop.
_ Hier wordt vol [Gm] een [F] stuwerij, _ [Bb] maar zij spracht van [Eb] gliefste _ mijnen.
Spreekt [F] zo ver, niet [Bb] in het geschied, [G] want de zee ligt vol met _ [Cm]
[Bb] mijnen.
En [C] die _ [Eb] dingen [Bb] zie je niet. _ _ _
_ _ _ _ _ _