Atlantis Chords by Kommil Foo
Tempo:
150 bpm
Chords used:
F#m
D
Bm
E
C#m
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[N] [D]
[F#m]
[D]
[F#m] [A]
[F#m]
[D] In het strandstoel zit ze [F#m] daar, [D] dat weten we [F#m] vandaan.
[D] [F#m] De handen stil, [D] dun en grijs het haar, dat weten we [A] vandaan.
[F#m] Het is 20 juni half vier, de [D] waterlijn schuift [F#m] op.
Vijftig jaar van eb en vloed, verleden zonder stop.
Ze zat hier [B] vijftig jaar geleden [D] op, in diezelfde stoel.
[F#m] En in de branding en het meegekrijs, [D] hoort ze net [E] als toen.
[F#m] [C#m]
[Bm] Rita kom in [F#m] zijn.
[Bm]
[F#m] [C#m]
[Bm] Rita kom in [C#m] zijn.
[F#m]
[D] [F#m]
[D]
In het [A] strandstoel bij elkaar,
[D] Rita en haar [F#m] man.
[D]
Pas getrouwd, [A] een liefje noemt hij haar, de jonge George [F#m] van Daan.
[D] Het is 20 juni half [F#m] vier, [D] en George die praat en praat.
Hij vertaalt haar [F#m] van een oude stad, die [D] nog steeds bestaat.
Want dat [F#m] Atlantis ooit gezonken is, [D] hier vlak voor de kust.
En [F#m] in een grote luchtbel nu, [D] op de [E] bodem rust.
[F#m]
[C#m] [Bm] Rita [F#m] kom in zijn.
[C#m]
[Bm] [E] [F#m]
[C#m] [Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm]
[E] [F#m]
[D]
[F#m] [D]
[F#m]
[D]
[F#m] [D]
Al [F#m] pratend staat hij op, [D] de jonge George van [F#m] Daan.
[D]
Loopt [F#m] naar de zee, hij wint zich lichtjes op, [D] de jonge George [F#m] van Daan.
[D]
Vertelt dat daar [F#m] beneden een complex verrijst, [D] een soort van watermuur.
Die [F#m] congerent blijkt qua substantiegraad, [D] in zijn atoomstructuur.
En dat [F#m] de neerwaartse expansiedruk, [D] de lucht fosfatiseert.
Zodat [F#m] de zuurstof in Atlantis dus, het [D] zout [E] neutraliseert.
[F#m] [C#m]
[Bm] Rita kom in [F#m] zijn.
[Bm]
[E] [F#m]
Rita [A] kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm]
[E] [F#m]
[D]
[F#m] [D]
[F#m]
[D] [F#m]
[D]
Tot zijn [F#m] navel in het nat,
[D] roept de jonge George van [F#m]
Daan.
[D]
Dat ze goed [F#m] moet weten dat,
[D] de [A] taalconstructie [F#m]
vaat.
[D]
[F#m] Atlantis van de Griekenstam, en zo dus [D] in een klap.
Aan de [F#m] basis van Europa ligt, [D] en George doet nog een stap.
[F#m] Orerend over politiek, en [D] de morele zin.
Van de [F#m] ethica, het waterpeil, [D] rijk tot aan zijn [E] kin.
[F#m]
[Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm] [E]
[F#m] [C#m]
[Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[Bm] [E]
[F#m] [C#m]
[Bm] [A] Rita kom in [F#m]
zijn.
[Bm] [E]
[F#m] [C#m]
[Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm] [E]
Tot [F#m] lippen in het zout, de [D] natte George [F#m] van Daan.
[D]
[F#m] Expliqueert hij zonder vouw, [A] het [F#m]
zeeorganigraan.
[D]
Rita [F#m] kijkt toe hoe de golfslag, [D] zijn lieve kruin verteert.
Alleen zijn [F#m] vinger is nog zichtbaar nu, die druk [D] gesticuleert.
Ze ziet de [F#m] oceaan zich sluiten, om die traurige vinger [D] heen.
Het [F#m] is 20 juni half 4, en [D] Rita is [E] alleen.
[F#m] [C#m]
[Bm] [E] Rita kom in [F#m] zijn.
[E]
[F#m]
[Bm] [A] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm]
[E] [A]
[F#m] [D]
[F#m] In een strandstoel zit ze dan, de [D] weduwe van [F#m]
Daan.
De handen stil, en dun en [D] grijze haar, de weduwe van [F#m]
Daan.
Het is 20 juni half 4, en Rita richt zich [D] op.
Ze trekt de veters [F#m] van haar schoenen los, ontdoet zich van hem zot.
Een rokkenheid, knoppenloos, ze voelt zich niet eens moe.
Er duikt een autofrouw in rimpel vuil, naar Atlantis toe.
[Em]
[F#m]
[D]
[F#m] [A]
[F#m]
[D] In het strandstoel zit ze [F#m] daar, [D] dat weten we [F#m] vandaan.
[D] [F#m] De handen stil, [D] dun en grijs het haar, dat weten we [A] vandaan.
[F#m] Het is 20 juni half vier, de [D] waterlijn schuift [F#m] op.
Vijftig jaar van eb en vloed, verleden zonder stop.
Ze zat hier [B] vijftig jaar geleden [D] op, in diezelfde stoel.
[F#m] En in de branding en het meegekrijs, [D] hoort ze net [E] als toen.
[F#m] [C#m]
[Bm] Rita kom in [F#m] zijn.
[Bm]
[F#m] [C#m]
[Bm] Rita kom in [C#m] zijn.
[F#m]
[D] [F#m]
[D]
In het [A] strandstoel bij elkaar,
[D] Rita en haar [F#m] man.
[D]
Pas getrouwd, [A] een liefje noemt hij haar, de jonge George [F#m] van Daan.
[D] Het is 20 juni half [F#m] vier, [D] en George die praat en praat.
Hij vertaalt haar [F#m] van een oude stad, die [D] nog steeds bestaat.
Want dat [F#m] Atlantis ooit gezonken is, [D] hier vlak voor de kust.
En [F#m] in een grote luchtbel nu, [D] op de [E] bodem rust.
[F#m]
[C#m] [Bm] Rita [F#m] kom in zijn.
[C#m]
[Bm] [E] [F#m]
[C#m] [Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm]
[E] [F#m]
[D]
[F#m] [D]
[F#m]
[D]
[F#m] [D]
Al [F#m] pratend staat hij op, [D] de jonge George van [F#m] Daan.
[D]
Loopt [F#m] naar de zee, hij wint zich lichtjes op, [D] de jonge George [F#m] van Daan.
[D]
Vertelt dat daar [F#m] beneden een complex verrijst, [D] een soort van watermuur.
Die [F#m] congerent blijkt qua substantiegraad, [D] in zijn atoomstructuur.
En dat [F#m] de neerwaartse expansiedruk, [D] de lucht fosfatiseert.
Zodat [F#m] de zuurstof in Atlantis dus, het [D] zout [E] neutraliseert.
[F#m] [C#m]
[Bm] Rita kom in [F#m] zijn.
[Bm]
[E] [F#m]
Rita [A] kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm]
[E] [F#m]
[D]
[F#m] [D]
[F#m]
[D] [F#m]
[D]
Tot zijn [F#m] navel in het nat,
[D] roept de jonge George van [F#m]
Daan.
[D]
Dat ze goed [F#m] moet weten dat,
[D] de [A] taalconstructie [F#m]
vaat.
[D]
[F#m] Atlantis van de Griekenstam, en zo dus [D] in een klap.
Aan de [F#m] basis van Europa ligt, [D] en George doet nog een stap.
[F#m] Orerend over politiek, en [D] de morele zin.
Van de [F#m] ethica, het waterpeil, [D] rijk tot aan zijn [E] kin.
[F#m]
[Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm] [E]
[F#m] [C#m]
[Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[Bm] [E]
[F#m] [C#m]
[Bm] [A] Rita kom in [F#m]
zijn.
[Bm] [E]
[F#m] [C#m]
[Bm] [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm] [E]
Tot [F#m] lippen in het zout, de [D] natte George [F#m] van Daan.
[D]
[F#m] Expliqueert hij zonder vouw, [A] het [F#m]
zeeorganigraan.
[D]
Rita [F#m] kijkt toe hoe de golfslag, [D] zijn lieve kruin verteert.
Alleen zijn [F#m] vinger is nog zichtbaar nu, die druk [D] gesticuleert.
Ze ziet de [F#m] oceaan zich sluiten, om die traurige vinger [D] heen.
Het [F#m] is 20 juni half 4, en [D] Rita is [E] alleen.
[F#m] [C#m]
[Bm] [E] Rita kom in [F#m] zijn.
[E]
[F#m]
[Bm] [A] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] [Bm]
[E] [A]
[F#m] [D]
[F#m] In een strandstoel zit ze dan, de [D] weduwe van [F#m]
Daan.
De handen stil, en dun en [D] grijze haar, de weduwe van [F#m]
Daan.
Het is 20 juni half 4, en Rita richt zich [D] op.
Ze trekt de veters [F#m] van haar schoenen los, ontdoet zich van hem zot.
Een rokkenheid, knoppenloos, ze voelt zich niet eens moe.
Er duikt een autofrouw in rimpel vuil, naar Atlantis toe.
[Em]
Key:
F#m
D
Bm
E
C#m
F#m
D
Bm
[N] _ _ _ _ _ _ _ [D] _
_ _ _ [F#m] _ _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ [F#m] _ _ _ _ _
_ [D] _ _ _ _ In het strandstoel zit ze [F#m] daar, _ _ [D] _ dat weten we [F#m] _ vandaan. _ _ _
[D] _ _ _ _ [F#m] De handen stil, [D] dun en grijs het haar, dat weten we _ [A] vandaan. _ _ _ _
_ [F#m] _ _ Het is 20 juni half vier, de [D] waterlijn schuift [F#m] op.
Vijftig jaar van eb en vloed, _ verleden zonder stop.
Ze zat hier [B] vijftig jaar geleden [D] op, in diezelfde stoel.
[F#m] En in de branding en het _ meegekrijs, [D] hoort ze net [E] als toen.
_ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _
_ [Bm] _ _ Rita kom in [F#m] zijn.
_ _ _ [Bm] _ _ _ _ _
_ _ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _
_ [Bm] _ Rita kom in [C#m] zijn. _ _ _ _ _ _ _
_ [F#m] _ _ _ _ _ _ _
[D] _ _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _
In het [A] strandstoel bij elkaar, _ _ _ _
_ [D] Rita en haar [F#m] man. _ _
_ _ _ [D] _ _ _ _
Pas getrouwd, [A] een liefje noemt hij haar, de jonge George [F#m] van Daan. _ _ _
_ [D] _ _ _ Het is 20 juni half [F#m] vier, [D] en George die praat en praat.
Hij vertaalt haar [F#m] van een oude stad, die [D] nog steeds bestaat.
Want dat [F#m] Atlantis ooit gezonken is, [D] hier vlak voor de kust.
En [F#m] in een grote luchtbel nu, [D] op de [E] bodem rust.
_ [F#m] _ _ _ _
[C#m] _ _ [Bm] _ _ _ Rita [F#m] kom in zijn.
_ _ _ [C#m] _ _ _ _
[Bm] _ _ [E] _ _ [F#m] _ _ _ _
[C#m] _ _ [Bm] _ _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] _ _ _ [Bm] _ _
_ [E] _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ _ [D] _ _ _ _ _
_ [F#m] _ _ _ _ _ _ [D] _
_ _ _ Al [F#m] pratend staat hij op, _ [D] _ _ de jonge George van [F#m] Daan.
_ _ _ _ [D] _ _
_ _ Loopt [F#m] naar de zee, hij wint zich lichtjes op, [D] de jonge George [F#m] van Daan.
_ _ _ _ [D] _ _ _
Vertelt dat daar [F#m] beneden een complex verrijst, [D] een soort van watermuur.
_ Die [F#m] congerent blijkt qua _ substantiegraad, [D] in zijn _ atoomstructuur.
En dat [F#m] de neerwaartse expansiedruk, [D] de lucht _ _ fosfatiseert.
Zodat [F#m] de zuurstof in Atlantis dus, het [D] zout _ [E] neutraliseert.
_ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _
_ _ [Bm] _ _ Rita kom in [F#m] zijn.
_ _ _ _ _ [Bm] _ _
_ [E] _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ _ _ Rita [A] kom [F#m] in zijn.
[C#m] _ _ [Bm] _ _
_ [E] _ _ _ _ [F#m] _ _ _
_ [D] _ _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ [F#m] _ _ _ _
[D] _ _ _ _ _ _ _ [F#m] _
_ _ _ _ [D] _ _ _ _
_ Tot zijn [F#m] navel in het nat, _
_ [D] _ roept de jonge George van [F#m]
Daan.
_ _ _ [D] _ _ _ _
Dat ze goed [F#m] moet weten dat, _ _ _
_ [D] de _ [A] taalconstructie [F#m] _
vaat.
_ _ _ [D] _ _ _ _
_ [F#m] Atlantis van de Griekenstam, en zo dus [D] in een klap.
Aan de [F#m] basis van Europa ligt, [D] en George doet nog een stap. _
_ [F#m] Orerend over politiek, en [D] de morele zin.
_ Van de [F#m] ethica, het waterpeil, [D] rijk tot aan zijn [E] kin.
_ [F#m] _ _ _ _ _ _ _
[Bm] _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn. _
[C#m] _ _ _ [Bm] _ _ _ [E] _ _
_ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _ _
[Bm] _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn.
_ _ _ [Bm] _ _ [E] _ _
_ [F#m] _ _ _ _ [C#m] _ _ _
[Bm] _ _ [A] Rita kom in [F#m] _
zijn.
_ _ [Bm] _ _ _ [E] _ _
_ [F#m] _ _ _ _ [C#m] _ _ _
[Bm] _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn.
_ [C#m] _ _ [Bm] _ _ _ [E] _
_ Tot [F#m] lippen in het zout, _ _ _ _ de [D] natte George [F#m] van _ _ Daan.
_ _ _ _ [D] _
_ [F#m] Expliqueert hij zonder _ vouw, _ _ [A] het _ _ [F#m] _ _
zeeorganigraan.
_ _ _ _ _ [D] _
Rita [F#m] kijkt toe hoe de golfslag, [D] zijn lieve kruin verteert.
Alleen zijn [F#m] vinger is nog zichtbaar nu, die druk _ [D] gesticuleert.
Ze ziet de [F#m] oceaan zich sluiten, om die traurige vinger [D] heen.
Het [F#m] is 20 juni half 4, en [D] Rita is [E] _ alleen. _
_ _ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _
_ _ [Bm] _ _ [E] Rita kom in [F#m] zijn.
_ _ _ [E] _ _ _ _
_ _ _ _ _ [F#m] _ _ _
_ _ _ [Bm] _ _ [A] Rita kom [F#m] in zijn.
_ [C#m] _ _ [Bm] _
_ _ [E] _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [F#m] In een strandstoel zit ze dan, _ _ _ de [D] weduwe van [F#m] _
_ Daan. _ _ _ _ _
_ De handen stil, en dun en [D] grijze haar, de weduwe van [F#m] _
Daan. _ _ _ _ _ _
Het is 20 juni half 4, en Rita richt zich [D] op.
Ze trekt de veters [F#m] van haar schoenen los, _ ontdoet zich van hem zot. _
Een rokkenheid, _ knoppenloos, ze voelt zich niet eens moe.
Er duikt een autofrouw in rimpel vuil, naar Atlantis toe.
[Em] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [F#m] _ _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ [F#m] _ _ _ _ _
_ [D] _ _ _ _ In het strandstoel zit ze [F#m] daar, _ _ [D] _ dat weten we [F#m] _ vandaan. _ _ _
[D] _ _ _ _ [F#m] De handen stil, [D] dun en grijs het haar, dat weten we _ [A] vandaan. _ _ _ _
_ [F#m] _ _ Het is 20 juni half vier, de [D] waterlijn schuift [F#m] op.
Vijftig jaar van eb en vloed, _ verleden zonder stop.
Ze zat hier [B] vijftig jaar geleden [D] op, in diezelfde stoel.
[F#m] En in de branding en het _ meegekrijs, [D] hoort ze net [E] als toen.
_ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _
_ [Bm] _ _ Rita kom in [F#m] zijn.
_ _ _ [Bm] _ _ _ _ _
_ _ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _
_ [Bm] _ Rita kom in [C#m] zijn. _ _ _ _ _ _ _
_ [F#m] _ _ _ _ _ _ _
[D] _ _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _
In het [A] strandstoel bij elkaar, _ _ _ _
_ [D] Rita en haar [F#m] man. _ _
_ _ _ [D] _ _ _ _
Pas getrouwd, [A] een liefje noemt hij haar, de jonge George [F#m] van Daan. _ _ _
_ [D] _ _ _ Het is 20 juni half [F#m] vier, [D] en George die praat en praat.
Hij vertaalt haar [F#m] van een oude stad, die [D] nog steeds bestaat.
Want dat [F#m] Atlantis ooit gezonken is, [D] hier vlak voor de kust.
En [F#m] in een grote luchtbel nu, [D] op de [E] bodem rust.
_ [F#m] _ _ _ _
[C#m] _ _ [Bm] _ _ _ Rita [F#m] kom in zijn.
_ _ _ [C#m] _ _ _ _
[Bm] _ _ [E] _ _ [F#m] _ _ _ _
[C#m] _ _ [Bm] _ _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn.
[C#m] _ _ _ [Bm] _ _
_ [E] _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ [D] _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ _ [D] _ _ _ _ _
_ [F#m] _ _ _ _ _ _ [D] _
_ _ _ Al [F#m] pratend staat hij op, _ [D] _ _ de jonge George van [F#m] Daan.
_ _ _ _ [D] _ _
_ _ Loopt [F#m] naar de zee, hij wint zich lichtjes op, [D] de jonge George [F#m] van Daan.
_ _ _ _ [D] _ _ _
Vertelt dat daar [F#m] beneden een complex verrijst, [D] een soort van watermuur.
_ Die [F#m] congerent blijkt qua _ substantiegraad, [D] in zijn _ atoomstructuur.
En dat [F#m] de neerwaartse expansiedruk, [D] de lucht _ _ fosfatiseert.
Zodat [F#m] de zuurstof in Atlantis dus, het [D] zout _ [E] neutraliseert.
_ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _
_ _ [Bm] _ _ Rita kom in [F#m] zijn.
_ _ _ _ _ [Bm] _ _
_ [E] _ _ _ [F#m] _ _ _ _
_ _ _ _ Rita [A] kom [F#m] in zijn.
[C#m] _ _ [Bm] _ _
_ [E] _ _ _ _ [F#m] _ _ _
_ [D] _ _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ [F#m] _ _ _ _
[D] _ _ _ _ _ _ _ [F#m] _
_ _ _ _ [D] _ _ _ _
_ Tot zijn [F#m] navel in het nat, _
_ [D] _ roept de jonge George van [F#m]
Daan.
_ _ _ [D] _ _ _ _
Dat ze goed [F#m] moet weten dat, _ _ _
_ [D] de _ [A] taalconstructie [F#m] _
vaat.
_ _ _ [D] _ _ _ _
_ [F#m] Atlantis van de Griekenstam, en zo dus [D] in een klap.
Aan de [F#m] basis van Europa ligt, [D] en George doet nog een stap. _
_ [F#m] Orerend over politiek, en [D] de morele zin.
_ Van de [F#m] ethica, het waterpeil, [D] rijk tot aan zijn [E] kin.
_ [F#m] _ _ _ _ _ _ _
[Bm] _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn. _
[C#m] _ _ _ [Bm] _ _ _ [E] _ _
_ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _ _
[Bm] _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn.
_ _ _ [Bm] _ _ [E] _ _
_ [F#m] _ _ _ _ [C#m] _ _ _
[Bm] _ _ [A] Rita kom in [F#m] _
zijn.
_ _ [Bm] _ _ _ [E] _ _
_ [F#m] _ _ _ _ [C#m] _ _ _
[Bm] _ _ [E] Rita kom [F#m] in zijn.
_ [C#m] _ _ [Bm] _ _ _ [E] _
_ Tot [F#m] lippen in het zout, _ _ _ _ de [D] natte George [F#m] van _ _ Daan.
_ _ _ _ [D] _
_ [F#m] Expliqueert hij zonder _ vouw, _ _ [A] het _ _ [F#m] _ _
zeeorganigraan.
_ _ _ _ _ [D] _
Rita [F#m] kijkt toe hoe de golfslag, [D] zijn lieve kruin verteert.
Alleen zijn [F#m] vinger is nog zichtbaar nu, die druk _ [D] gesticuleert.
Ze ziet de [F#m] oceaan zich sluiten, om die traurige vinger [D] heen.
Het [F#m] is 20 juni half 4, en [D] Rita is [E] _ alleen. _
_ _ _ [F#m] _ _ _ [C#m] _ _
_ _ [Bm] _ _ [E] Rita kom in [F#m] zijn.
_ _ _ [E] _ _ _ _
_ _ _ _ _ [F#m] _ _ _
_ _ _ [Bm] _ _ [A] Rita kom [F#m] in zijn.
_ [C#m] _ _ [Bm] _
_ _ [E] _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
[F#m] _ _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [F#m] In een strandstoel zit ze dan, _ _ _ de [D] weduwe van [F#m] _
_ Daan. _ _ _ _ _
_ De handen stil, en dun en [D] grijze haar, de weduwe van [F#m] _
Daan. _ _ _ _ _ _
Het is 20 juni half 4, en Rita richt zich [D] op.
Ze trekt de veters [F#m] van haar schoenen los, _ ontdoet zich van hem zot. _
Een rokkenheid, _ knoppenloos, ze voelt zich niet eens moe.
Er duikt een autofrouw in rimpel vuil, naar Atlantis toe.
[Em] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _