Chords for Willem Van Der Ryst - Byeboerwa
Tempo:
129 bpm
Chords used:
G
C
D
F
A
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
1891, Belgrimsruts, [G] drie bij een boer uit die bed [C] opstaan.
Hij vastbesluit, hij trekt hier een, want [G] hij wil naar die [C] stiltes gaan.
En hij pakt zij waar, zij of ze waar bij een boer waar.
Zij tenten in zij donkies [G] aan, en hij komt op die grootpaar aan.
Rondom Grasgok, daar loopt zij spoor, [G] tussen Zaby en [C] Malieveld.
Bij die krokodilpoortberg trekt hij oer, [G] en hij komt tot op [C] Babeton.
En die [F] wieler op, zij of ze waar bij een boer waar.
Zij kaken bij een bij een boer [G] waar, kan die zwaar vrachtnet [C] niet dragen.
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
1893, span hij uit, en [G] maak hij haar bij zij [C] staan.
Le Bomboerbergen kon om niets tijd, bij [G] die limpoop hoe geel zij [C] graan.
Daar staan zij [F]
waar, zij of ze waar bij een [C] boer waar.
En zij het is blij en [G] vrij, met die stilte aan [C] zij zijn.
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer [G] waar,
blomen die aarden in [F] [C] bijenwaard laag.
1930, hij is [G] afgeleefd, en bij een boer voest ook [C] alleen.
Hij was dioleid, van Pelgrims Rus, [G] en hij vrijdt zoer zij [C] kaken deen.
[D] Maar in 1930, Pelgrims Rus, [A] is die dorp zich eens [D] geblus.
Dus de spookdorp, was in stilte weg, [A] al het oor blij is
[D] Johannesburg.
Daar [G] vrijdt zij waar, zij of ze waar bij een [D] boer waar.
En zij tent en zij [A] donkies staan, en hij komt op die groot [D] paard aan.
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in bijenwaard [D] laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in [D] bijenwaard laag.
[A] [G] [D]
[G]
Hij vastbesluit, hij trekt hier een, want [G] hij wil naar die [C] stiltes gaan.
En hij pakt zij waar, zij of ze waar bij een boer waar.
Zij tenten in zij donkies [G] aan, en hij komt op die grootpaar aan.
Rondom Grasgok, daar loopt zij spoor, [G] tussen Zaby en [C] Malieveld.
Bij die krokodilpoortberg trekt hij oer, [G] en hij komt tot op [C] Babeton.
En die [F] wieler op, zij of ze waar bij een boer waar.
Zij kaken bij een bij een boer [G] waar, kan die zwaar vrachtnet [C] niet dragen.
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
1893, span hij uit, en [G] maak hij haar bij zij [C] staan.
Le Bomboerbergen kon om niets tijd, bij [G] die limpoop hoe geel zij [C] graan.
Daar staan zij [F]
waar, zij of ze waar bij een [C] boer waar.
En zij het is blij en [G] vrij, met die stilte aan [C] zij zijn.
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer [G] waar,
blomen die aarden in [F] [C] bijenwaard laag.
1930, hij is [G] afgeleefd, en bij een boer voest ook [C] alleen.
Hij was dioleid, van Pelgrims Rus, [G] en hij vrijdt zoer zij [C] kaken deen.
[D] Maar in 1930, Pelgrims Rus, [A] is die dorp zich eens [D] geblus.
Dus de spookdorp, was in stilte weg, [A] al het oor blij is
[D] Johannesburg.
Daar [G] vrijdt zij waar, zij of ze waar bij een [D] boer waar.
En zij tent en zij [A] donkies staan, en hij komt op die groot [D] paard aan.
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in bijenwaard [D] laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in [D] bijenwaard laag.
[A] [G] [D]
[G]
Key:
G
C
D
F
A
G
C
D
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ 1891, Belgrimsruts, [G] drie bij een boer uit die bed [C] _ opstaan.
Hij _ vastbesluit, hij trekt hier een, want [G] hij wil naar die [C] stiltes gaan.
En hij pakt zij _ waar, zij of ze waar bij een boer waar.
Zij tenten in zij donkies [G] aan, _ en hij komt op die grootpaar aan. _ _ _ _ _ _
_ Rondom Grasgok, daar loopt zij spoor, [G] tussen Zaby en _ [C] Malieveld. _
Bij die _ _ krokodilpoortberg trekt hij oer, [G] en hij komt tot op _ [C] Babeton.
En die [F] wieler op, zij of ze waar bij een boer waar.
_ Zij kaken bij een bij een boer [G] waar, _ kan die zwaar vrachtnet [C] niet dragen. _ _ _ _
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
_ _ _ _ _ _ _ _
1893, span hij uit, en [G] maak hij haar bij zij [C] staan.
_ Le _ Bomboerbergen kon om niets tijd, bij [G] die limpoop hoe geel zij [C] graan.
Daar staan zij [F]
waar, zij of ze waar bij een [C] boer waar.
_ En zij het is blij en [G] vrij, _ met die stilte aan [C] zij zijn.
_ _ _ _ Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer [G] waar,
blomen die aarden in [F] [C] bijenwaard laag. _
_ _ _ _ _ _ _
1930, hij is _ _ [G] afgeleefd, en bij een boer voest ook [C] alleen.
_ _ Hij was dioleid, van Pelgrims Rus, [G] en hij vrijdt zoer zij [C] kaken deen.
_ [D] Maar in _ 1930, _ Pelgrims Rus, [A] is die dorp zich eens [D] geblus.
_ Dus de spookdorp, was in stilte weg, [A] al het oor blij is _
[D] Johannesburg.
Daar [G] vrijdt zij waar, _ zij of ze waar bij een [D] boer waar.
En zij tent en zij [A] donkies staan, _ en hij komt op die groot [D] paard aan. _
_ _ _ Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in bijenwaard [D] laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in [D] bijenwaard laag.
[A] _ _ _ _ _ [G] _ _ [D] _ _ _ _ _
[G] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ 1891, Belgrimsruts, [G] drie bij een boer uit die bed [C] _ opstaan.
Hij _ vastbesluit, hij trekt hier een, want [G] hij wil naar die [C] stiltes gaan.
En hij pakt zij _ waar, zij of ze waar bij een boer waar.
Zij tenten in zij donkies [G] aan, _ en hij komt op die grootpaar aan. _ _ _ _ _ _
_ Rondom Grasgok, daar loopt zij spoor, [G] tussen Zaby en _ [C] Malieveld. _
Bij die _ _ krokodilpoortberg trekt hij oer, [G] en hij komt tot op _ [C] Babeton.
En die [F] wieler op, zij of ze waar bij een boer waar.
_ Zij kaken bij een bij een boer [G] waar, _ kan die zwaar vrachtnet [C] niet dragen. _ _ _ _
Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
_ _ _ _ _ _ _ _
1893, span hij uit, en [G] maak hij haar bij zij [C] staan.
_ Le _ Bomboerbergen kon om niets tijd, bij [G] die limpoop hoe geel zij [C] graan.
Daar staan zij [F]
waar, zij of ze waar bij een [C] boer waar.
_ En zij het is blij en [G] vrij, _ met die stilte aan [C] zij zijn.
_ _ _ _ Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[G] blomen die aarden [F] in [C] bijenwaard laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer [G] waar,
blomen die aarden in [F] [C] bijenwaard laag. _
_ _ _ _ _ _ _
1930, hij is _ _ [G] afgeleefd, en bij een boer voest ook [C] alleen.
_ _ Hij was dioleid, van Pelgrims Rus, [G] en hij vrijdt zoer zij [C] kaken deen.
_ [D] Maar in _ 1930, _ Pelgrims Rus, [A] is die dorp zich eens [D] geblus.
_ Dus de spookdorp, was in stilte weg, [A] al het oor blij is _
[D] Johannesburg.
Daar [G] vrijdt zij waar, _ zij of ze waar bij een [D] boer waar.
En zij tent en zij [A] donkies staan, _ en hij komt op die groot [D] paard aan. _
_ _ _ Zie bij een boer, bij een boer, bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in bijenwaard [D] laag.
Of zij of ze waar, of ze waar bij een boer waar,
[A] blomen die aarden [G] in [D] bijenwaard laag.
[A] _ _ _ _ _ [G] _ _ [D] _ _ _ _ _
[G] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _