Het Apekot Chords by Vuile Mong En Zijn Vieze Gasten
Tempo:
73.15 bpm
Chords used:
G
D
Em
Am
C
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Em] Heb jij dat ook?
[G] Als je eens morgen wakker wordt en je kijkt in de spiegel, wat leven!
Je bent dan maar op de wereld en het begint al.
Je pa werkt en je ma werkt en jij gevliegt in de kindercrash.
En de crash?
De crash dat is een appen [D] tot paar leven.
Elk zijn bed en elk zijn [G] pot, paar leven.
Ze strooien er poeier op je paar, je moet er [D] slapen op bevaal.
Een keer, een [G] keer, paar leven.
Maar het leven gaat zo snel.
En voordat je twee zit op weg naar school, je boekentasje onder je arm en je bent content en fier.
En je denkt nu gaat het leven beginnen, de vogeltjes zeg, de bloemetjes.
Maar school?
School dat is een appen [D] tot paar leven.
De apen zitten [G] twee aan twee, paar leven.
De grootste aap die zit voor voorin en [D] doet de zotste kuren voor een [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
Achttien jaar ben je geworden, achttien jaar.
Gedaan om naar school te gaan en je staat op en je haartje zingt poem, poem, poem.
En je stormt een trap of naar beneden en je moeder staat klaar met de koffie.
En ze is jongen, hij ligt er hè, in de vrievenbus.
Je oproepingsbevaal naar het leger.
En het leger?
Het leger dat is [D] een appen tot paar leven.
Ze [D] schieten door me [G] kort kapot, paar leven.
De generaal dat is een hond, de [D] vijand sliet alleen zijn hond, [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
[Em] Maar het leger zegt, hoe lang duurt dat?
Eén jaar, één jaar op een gans mensenleven, daar kun je toch niet blijven bij stilstaan.
Dat is zo voorbij.
En je zit op weg naar huis, je gerief op je schouder, cafeetje links, cafeetje rechts.
En je komt [G] thuis en je moeder staat in haar deurgatje en zegt ze, Jean-Pierre,
Zijt jij dat?
Een zoon vent geworden op één jaar tijd.
En je vader komt van zijn werk en is met zijn viddel tegen de gevel.
[Em] En zegt hij, Jean-Pierre, een zoon man geworden, allemaal op één jaar.
En jij denkt, nu hebben ze mijn nieuwe lichaam, nu gaan we [G] leven, de vogeltjes, de bloemetjes.
En s'avonds, heel de familie zit naar de televisie te kijken.
De programma's zijn al lang voorbij, maar ze kijken nog een beetje naar het testbeeld.
En daarna zegt vader, zegt de jongen, zegt hij, nu dat we weer samen zijn, laat ons over het leven klappen.
En jij direct, ja pa, de vogeltjes zeg, de bloemetjes zeg.
Zegt de Jean-Pierre, op uw leeftijd, kijk eens naar uw moeder, dat mens heeft gewerkt, haar geen leven lang gewerkt.
En ik Jean-Pierre, ik heb gewerkt, het is aan uw toer, ga werken, naar het fabriek.
En het fabriek, het fabriek dat is een [D] appenklot, paar libel, ze werken elders [G] tafelslot, paar libel.
De grote baas, de kruids en prijl aan [D] de meiden, want ze zijn inke, inke, [G] paar libel.
Het is het moment om zenuwachtig te worden, het is het moment om te panikeren.
Veertig jaar, veertig, van de mooiste jaren van uw leven heb je kapot gewerkt, aan dat stom machine, die stomme fabriek.
Maar zeg, na veertig jaar komt de grote directeur recht naar uw machine.
En zegt hij, zei jij Jean-Pierre, ja meneer de directeur, en je bent al content, stel u voor, zeg.
En na veertig jaar komt de [Em] grote directeur persoonlijk met u spreken.
Zegt hij Jean-Pierre, heb jij veertig jaar in mijn fabriek gewerkt?
Ja meneer de directeur, het is niet te geloven, zegt hij.
Maar Jean-Pierre [G] jongen, ik heb toch een probleem, zegt die directeur.
Zie je, van mij moet u hier blijven, maar uweg jonge collega's, zeggen ze meneer de directeur, zeggen ze.
Jean-Pierre die mens wordt dood, en hij kan niet meer [Em] mee.
En iedere week zijn wij ons premie kwijt.
Zie je Jean-Pierre, van mij moet u hier blijven, maar uwweg jonge collega's, zeggen ze tegen mij, zegt meneer de directeur.
Waarom zou Jean-Pierre niet met pensioen gaan?
Waarom zou Jean-Pierre niet nog een beetje van zijn leven genieten?
Wat denkt u Jean-Pierre?
Het is avonds, u rijdt naar huis met [G] uw velo, en u denkt Jean-Pierre, verdikke Jean-Pierre, het is de moment om nog een beetje te leven.
En terwijl u erom denkt, ziet een vogeltje passeren, eentje maar, maar u ziet het passeren.
En een beetje verder staat er een bloemetje tussen de straatstenen, zwart van broed van dotters en dottenbussen.
Maar u ziet het staan, en u denkt [C] Jean-Pierre, [G] de vogeltje zeg, de bloemetje zeg, leven, leven.
Wel mensen, [Em] vergeet het maar, verdomme vergeet het maar.
Want voordat u het weet, waar zit de pensie?
Bij de opheekjes.
En waar zitten de opheekjes?
De opheekjes zitten in het apenbod, [D] paar level.
Weer algens een bad, een algens een bod, [G] paar level.
De nonnen gaan stappen nu, en wacht tot de zon duidt, voor je prostaat, enke, enke, [G] paar level.
En iedere dag, iedere dag, ziet de wartsje een beetje trager, boom, [Em] boom, boom.
En op een goede keer, voor de [F#] laatste keer, [E] nog geen keer, [G] boom.
[G] Als je eens morgen wakker wordt en je kijkt in de spiegel, wat leven!
Je bent dan maar op de wereld en het begint al.
Je pa werkt en je ma werkt en jij gevliegt in de kindercrash.
En de crash?
De crash dat is een appen [D] tot paar leven.
Elk zijn bed en elk zijn [G] pot, paar leven.
Ze strooien er poeier op je paar, je moet er [D] slapen op bevaal.
Een keer, een [G] keer, paar leven.
Maar het leven gaat zo snel.
En voordat je twee zit op weg naar school, je boekentasje onder je arm en je bent content en fier.
En je denkt nu gaat het leven beginnen, de vogeltjes zeg, de bloemetjes.
Maar school?
School dat is een appen [D] tot paar leven.
De apen zitten [G] twee aan twee, paar leven.
De grootste aap die zit voor voorin en [D] doet de zotste kuren voor een [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
Achttien jaar ben je geworden, achttien jaar.
Gedaan om naar school te gaan en je staat op en je haartje zingt poem, poem, poem.
En je stormt een trap of naar beneden en je moeder staat klaar met de koffie.
En ze is jongen, hij ligt er hè, in de vrievenbus.
Je oproepingsbevaal naar het leger.
En het leger?
Het leger dat is [D] een appen tot paar leven.
Ze [D] schieten door me [G] kort kapot, paar leven.
De generaal dat is een hond, de [D] vijand sliet alleen zijn hond, [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
[Em] Maar het leger zegt, hoe lang duurt dat?
Eén jaar, één jaar op een gans mensenleven, daar kun je toch niet blijven bij stilstaan.
Dat is zo voorbij.
En je zit op weg naar huis, je gerief op je schouder, cafeetje links, cafeetje rechts.
En je komt [G] thuis en je moeder staat in haar deurgatje en zegt ze, Jean-Pierre,
Zijt jij dat?
Een zoon vent geworden op één jaar tijd.
En je vader komt van zijn werk en is met zijn viddel tegen de gevel.
[Em] En zegt hij, Jean-Pierre, een zoon man geworden, allemaal op één jaar.
En jij denkt, nu hebben ze mijn nieuwe lichaam, nu gaan we [G] leven, de vogeltjes, de bloemetjes.
En s'avonds, heel de familie zit naar de televisie te kijken.
De programma's zijn al lang voorbij, maar ze kijken nog een beetje naar het testbeeld.
En daarna zegt vader, zegt de jongen, zegt hij, nu dat we weer samen zijn, laat ons over het leven klappen.
En jij direct, ja pa, de vogeltjes zeg, de bloemetjes zeg.
Zegt de Jean-Pierre, op uw leeftijd, kijk eens naar uw moeder, dat mens heeft gewerkt, haar geen leven lang gewerkt.
En ik Jean-Pierre, ik heb gewerkt, het is aan uw toer, ga werken, naar het fabriek.
En het fabriek, het fabriek dat is een [D] appenklot, paar libel, ze werken elders [G] tafelslot, paar libel.
De grote baas, de kruids en prijl aan [D] de meiden, want ze zijn inke, inke, [G] paar libel.
Het is het moment om zenuwachtig te worden, het is het moment om te panikeren.
Veertig jaar, veertig, van de mooiste jaren van uw leven heb je kapot gewerkt, aan dat stom machine, die stomme fabriek.
Maar zeg, na veertig jaar komt de grote directeur recht naar uw machine.
En zegt hij, zei jij Jean-Pierre, ja meneer de directeur, en je bent al content, stel u voor, zeg.
En na veertig jaar komt de [Em] grote directeur persoonlijk met u spreken.
Zegt hij Jean-Pierre, heb jij veertig jaar in mijn fabriek gewerkt?
Ja meneer de directeur, het is niet te geloven, zegt hij.
Maar Jean-Pierre [G] jongen, ik heb toch een probleem, zegt die directeur.
Zie je, van mij moet u hier blijven, maar uweg jonge collega's, zeggen ze meneer de directeur, zeggen ze.
Jean-Pierre die mens wordt dood, en hij kan niet meer [Em] mee.
En iedere week zijn wij ons premie kwijt.
Zie je Jean-Pierre, van mij moet u hier blijven, maar uwweg jonge collega's, zeggen ze tegen mij, zegt meneer de directeur.
Waarom zou Jean-Pierre niet met pensioen gaan?
Waarom zou Jean-Pierre niet nog een beetje van zijn leven genieten?
Wat denkt u Jean-Pierre?
Het is avonds, u rijdt naar huis met [G] uw velo, en u denkt Jean-Pierre, verdikke Jean-Pierre, het is de moment om nog een beetje te leven.
En terwijl u erom denkt, ziet een vogeltje passeren, eentje maar, maar u ziet het passeren.
En een beetje verder staat er een bloemetje tussen de straatstenen, zwart van broed van dotters en dottenbussen.
Maar u ziet het staan, en u denkt [C] Jean-Pierre, [G] de vogeltje zeg, de bloemetje zeg, leven, leven.
Wel mensen, [Em] vergeet het maar, verdomme vergeet het maar.
Want voordat u het weet, waar zit de pensie?
Bij de opheekjes.
En waar zitten de opheekjes?
De opheekjes zitten in het apenbod, [D] paar level.
Weer algens een bad, een algens een bod, [G] paar level.
De nonnen gaan stappen nu, en wacht tot de zon duidt, voor je prostaat, enke, enke, [G] paar level.
En iedere dag, iedere dag, ziet de wartsje een beetje trager, boom, [Em] boom, boom.
En op een goede keer, voor de [F#] laatste keer, [E] nog geen keer, [G] boom.
Key:
G
D
Em
Am
C
G
D
Em
[Em] _ _ _ Heb jij dat ook?
[G] Als je eens morgen wakker wordt en je kijkt in de spiegel, wat leven!
Je bent dan maar op de wereld en het begint al.
Je pa werkt en je ma werkt en jij gevliegt in de kindercrash.
En de crash?
De crash dat is een appen [D] tot paar leven.
Elk zijn bed en elk zijn [G] pot, paar leven.
Ze strooien er poeier op je paar, je moet er [D] slapen op bevaal.
Een keer, een [G] keer, paar leven.
Maar het leven gaat zo snel.
En voordat je twee zit op weg naar school, je boekentasje onder je arm en je bent content en fier.
En je denkt nu gaat het leven beginnen, de vogeltjes zeg, de bloemetjes.
Maar school?
_ _ School dat is een appen [D] tot paar leven.
De apen zitten [G] twee aan twee, paar leven.
De grootste aap die zit voor voorin en [D] doet de zotste kuren voor een [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
Achttien jaar ben je geworden, achttien jaar.
Gedaan om naar school te gaan en je staat op en je haartje zingt poem, poem, poem.
En je stormt een trap of naar beneden en je moeder staat klaar met de koffie.
En ze is jongen, hij ligt er hè, in de vrievenbus.
Je oproepingsbevaal naar het leger.
En het leger?
Het leger dat is [D] een appen tot paar leven.
Ze [D] schieten door me [G] kort kapot, paar leven.
De generaal dat is een hond, de [D] vijand sliet alleen zijn hond, [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
[Em] Maar het leger zegt, hoe lang duurt dat?
Eén jaar, één jaar op een gans mensenleven, daar kun je toch niet blijven bij stilstaan.
Dat is zo voorbij.
En je zit op weg naar huis, je gerief op je schouder, cafeetje links, cafeetje rechts.
En je komt [G] thuis en je moeder staat in haar deurgatje en zegt ze, Jean-Pierre,
Zijt jij dat?
Een zoon vent geworden op één jaar tijd.
En je vader komt van zijn werk en is met zijn viddel tegen de gevel.
[Em] En zegt hij, Jean-Pierre, een zoon man geworden, allemaal op één jaar.
En jij denkt, nu hebben ze mijn nieuwe lichaam, nu gaan we [G] leven, de vogeltjes, de bloemetjes.
En s'avonds, heel de familie zit naar de televisie te kijken.
De programma's zijn al lang voorbij, maar ze kijken nog een beetje naar het testbeeld.
En daarna zegt vader, zegt de jongen, zegt hij, nu dat we weer samen zijn, laat ons over het leven klappen.
En jij direct, ja pa, de vogeltjes zeg, de bloemetjes zeg.
Zegt de Jean-Pierre, op uw leeftijd, kijk eens naar uw moeder, dat mens heeft gewerkt, haar geen leven lang gewerkt.
En ik Jean-Pierre, ik heb gewerkt, het is aan uw toer, ga werken, naar het fabriek.
En het fabriek, het fabriek dat is een [D] appenklot, paar libel, ze werken elders [G] tafelslot, paar libel.
De grote baas, de kruids en prijl aan [D] de meiden, want ze zijn inke, inke, [G] paar libel.
Het is het moment om zenuwachtig te worden, het is het moment om te panikeren.
Veertig jaar, veertig, van de mooiste jaren van uw leven heb je kapot gewerkt, aan dat stom machine, die stomme fabriek.
Maar zeg, na veertig jaar komt de grote directeur recht naar uw machine.
En zegt hij, zei jij Jean-Pierre, ja meneer de directeur, en je bent al content, stel u voor, zeg.
En na veertig jaar komt de [Em] grote directeur persoonlijk met u spreken.
Zegt hij Jean-Pierre, heb jij veertig jaar in mijn fabriek gewerkt?
Ja meneer de directeur, het is niet te geloven, zegt hij.
Maar Jean-Pierre [G] jongen, ik heb toch een probleem, zegt die directeur.
Zie je, van mij moet u hier blijven, maar uweg jonge collega's, zeggen ze meneer de directeur, zeggen ze.
Jean-Pierre die mens wordt dood, en hij kan niet meer [Em] mee.
En iedere week zijn wij ons premie kwijt.
Zie je Jean-Pierre, van mij moet u hier blijven, maar uwweg jonge collega's, zeggen ze tegen mij, zegt meneer de directeur.
Waarom zou Jean-Pierre niet met pensioen gaan?
Waarom zou Jean-Pierre niet nog een beetje van zijn leven genieten?
Wat denkt u Jean-Pierre?
Het is avonds, u rijdt naar huis met [G] uw velo, en u denkt Jean-Pierre, verdikke Jean-Pierre, het is de moment om nog een beetje te leven.
En terwijl u erom denkt, ziet een vogeltje passeren, eentje maar, maar u ziet het passeren.
En een beetje verder staat er een bloemetje tussen de straatstenen, zwart van broed van dotters en dottenbussen.
Maar u ziet het staan, en u denkt [C] Jean-Pierre, [G] de vogeltje zeg, de bloemetje zeg, leven, leven.
Wel mensen, [Em] vergeet het maar, verdomme vergeet het maar.
Want voordat u het weet, waar zit de pensie?
Bij de opheekjes.
En waar zitten de opheekjes?
_ De opheekjes zitten in het apenbod, [D] paar level.
Weer algens een bad, een algens een bod, [G] paar level.
De nonnen gaan stappen nu, en wacht tot de zon duidt, voor je prostaat, enke, enke, [G] paar level.
En iedere dag, iedere dag, ziet de wartsje een beetje trager, boom, [Em] boom, boom.
En op een goede keer, voor de [F#] laatste keer, [E] nog geen keer, [G] boom. _ _ _ _
[G] Als je eens morgen wakker wordt en je kijkt in de spiegel, wat leven!
Je bent dan maar op de wereld en het begint al.
Je pa werkt en je ma werkt en jij gevliegt in de kindercrash.
En de crash?
De crash dat is een appen [D] tot paar leven.
Elk zijn bed en elk zijn [G] pot, paar leven.
Ze strooien er poeier op je paar, je moet er [D] slapen op bevaal.
Een keer, een [G] keer, paar leven.
Maar het leven gaat zo snel.
En voordat je twee zit op weg naar school, je boekentasje onder je arm en je bent content en fier.
En je denkt nu gaat het leven beginnen, de vogeltjes zeg, de bloemetjes.
Maar school?
_ _ School dat is een appen [D] tot paar leven.
De apen zitten [G] twee aan twee, paar leven.
De grootste aap die zit voor voorin en [D] doet de zotste kuren voor een [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
Achttien jaar ben je geworden, achttien jaar.
Gedaan om naar school te gaan en je staat op en je haartje zingt poem, poem, poem.
En je stormt een trap of naar beneden en je moeder staat klaar met de koffie.
En ze is jongen, hij ligt er hè, in de vrievenbus.
Je oproepingsbevaal naar het leger.
En het leger?
Het leger dat is [D] een appen tot paar leven.
Ze [D] schieten door me [G] kort kapot, paar leven.
De generaal dat is een hond, de [D] vijand sliet alleen zijn hond, [Am] een keer, een keer, [G] paar leven.
[Em] Maar het leger zegt, hoe lang duurt dat?
Eén jaar, één jaar op een gans mensenleven, daar kun je toch niet blijven bij stilstaan.
Dat is zo voorbij.
En je zit op weg naar huis, je gerief op je schouder, cafeetje links, cafeetje rechts.
En je komt [G] thuis en je moeder staat in haar deurgatje en zegt ze, Jean-Pierre,
Zijt jij dat?
Een zoon vent geworden op één jaar tijd.
En je vader komt van zijn werk en is met zijn viddel tegen de gevel.
[Em] En zegt hij, Jean-Pierre, een zoon man geworden, allemaal op één jaar.
En jij denkt, nu hebben ze mijn nieuwe lichaam, nu gaan we [G] leven, de vogeltjes, de bloemetjes.
En s'avonds, heel de familie zit naar de televisie te kijken.
De programma's zijn al lang voorbij, maar ze kijken nog een beetje naar het testbeeld.
En daarna zegt vader, zegt de jongen, zegt hij, nu dat we weer samen zijn, laat ons over het leven klappen.
En jij direct, ja pa, de vogeltjes zeg, de bloemetjes zeg.
Zegt de Jean-Pierre, op uw leeftijd, kijk eens naar uw moeder, dat mens heeft gewerkt, haar geen leven lang gewerkt.
En ik Jean-Pierre, ik heb gewerkt, het is aan uw toer, ga werken, naar het fabriek.
En het fabriek, het fabriek dat is een [D] appenklot, paar libel, ze werken elders [G] tafelslot, paar libel.
De grote baas, de kruids en prijl aan [D] de meiden, want ze zijn inke, inke, [G] paar libel.
Het is het moment om zenuwachtig te worden, het is het moment om te panikeren.
Veertig jaar, veertig, van de mooiste jaren van uw leven heb je kapot gewerkt, aan dat stom machine, die stomme fabriek.
Maar zeg, na veertig jaar komt de grote directeur recht naar uw machine.
En zegt hij, zei jij Jean-Pierre, ja meneer de directeur, en je bent al content, stel u voor, zeg.
En na veertig jaar komt de [Em] grote directeur persoonlijk met u spreken.
Zegt hij Jean-Pierre, heb jij veertig jaar in mijn fabriek gewerkt?
Ja meneer de directeur, het is niet te geloven, zegt hij.
Maar Jean-Pierre [G] jongen, ik heb toch een probleem, zegt die directeur.
Zie je, van mij moet u hier blijven, maar uweg jonge collega's, zeggen ze meneer de directeur, zeggen ze.
Jean-Pierre die mens wordt dood, en hij kan niet meer [Em] mee.
En iedere week zijn wij ons premie kwijt.
Zie je Jean-Pierre, van mij moet u hier blijven, maar uwweg jonge collega's, zeggen ze tegen mij, zegt meneer de directeur.
Waarom zou Jean-Pierre niet met pensioen gaan?
Waarom zou Jean-Pierre niet nog een beetje van zijn leven genieten?
Wat denkt u Jean-Pierre?
Het is avonds, u rijdt naar huis met [G] uw velo, en u denkt Jean-Pierre, verdikke Jean-Pierre, het is de moment om nog een beetje te leven.
En terwijl u erom denkt, ziet een vogeltje passeren, eentje maar, maar u ziet het passeren.
En een beetje verder staat er een bloemetje tussen de straatstenen, zwart van broed van dotters en dottenbussen.
Maar u ziet het staan, en u denkt [C] Jean-Pierre, [G] de vogeltje zeg, de bloemetje zeg, leven, leven.
Wel mensen, [Em] vergeet het maar, verdomme vergeet het maar.
Want voordat u het weet, waar zit de pensie?
Bij de opheekjes.
En waar zitten de opheekjes?
_ De opheekjes zitten in het apenbod, [D] paar level.
Weer algens een bad, een algens een bod, [G] paar level.
De nonnen gaan stappen nu, en wacht tot de zon duidt, voor je prostaat, enke, enke, [G] paar level.
En iedere dag, iedere dag, ziet de wartsje een beetje trager, boom, [Em] boom, boom.
En op een goede keer, voor de [F#] laatste keer, [E] nog geen keer, [G] boom. _ _ _ _