Chords for Vier Seisoene Kind - Toni Wille (met Luna Paige)
Tempo:
73.05 bpm
Chords used:
F
C
Dm
Bb
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Am] [Dm]
[Bb] [C] [F]
Zij roept mij in de rechten [Am] van haar haar, waar die [Dm] wintervuren brouwen
en [Bb] die nachten [C] voor die [F] zomerleggen wachten.
Zij giet haar tranen [Am] in de zee, ze stuurt haar woorden [Dm] met die wind
[G] naar die [C] stranden van lang [F] vergeten smaak.
[Dm] Wie is deze zonneken met [F] die winter in je oor?
Wat heb je gek [C]
overloor?
[Dm] Wie is deze zonneken [F] met die liefde in je paal?
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm] Wie is deze zonneken?
Wie is deze zonneken?
[C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
Ze maakt voor mij een [Am] pijnting van die huis, als die [Dm] akkerboer me rust
[F] en die wolken [C] zoals [F] vlammenboons waaien.
Ze geeft mij een zoet [Am]
septembergeur, als die [Dm] boerlandleen bloeit
[G] en die zomer [C] met kloppier [F] aan mijn deur.
[Dm]
Wie is deze zonneken [F] met die winter in je oor?
Wat heb je [C] gek overloor?
[Dm]
Wie is deze [G] zonneken met die liefde in je paal?
[F]
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm]
Wie is deze zonneken?
[Bb] Wie is deze zonneken?
[D]
[C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
[Dm]
[Bb] [G]
[F] [C] [Dm]
[F]
[C] [F] [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in [G] je oor?
[F]
Wat heb je gek [C] overloor?
[Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in je paal?
[F]
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in je oor?
[F]
Wat heb je gek [C] overloor?
[Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in [F] je paal?
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm]
Wie is deze zonneken?
[F] Wie is deze zonneken?
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind.
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind.
Stuur mij [C] nog een posca met [F] die wind.
[Bb] [C] [F]
Zij roept mij in de rechten [Am] van haar haar, waar die [Dm] wintervuren brouwen
en [Bb] die nachten [C] voor die [F] zomerleggen wachten.
Zij giet haar tranen [Am] in de zee, ze stuurt haar woorden [Dm] met die wind
[G] naar die [C] stranden van lang [F] vergeten smaak.
[Dm] Wie is deze zonneken met [F] die winter in je oor?
Wat heb je gek [C]
overloor?
[Dm] Wie is deze zonneken [F] met die liefde in je paal?
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm] Wie is deze zonneken?
Wie is deze zonneken?
[C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
Ze maakt voor mij een [Am] pijnting van die huis, als die [Dm] akkerboer me rust
[F] en die wolken [C] zoals [F] vlammenboons waaien.
Ze geeft mij een zoet [Am]
septembergeur, als die [Dm] boerlandleen bloeit
[G] en die zomer [C] met kloppier [F] aan mijn deur.
[Dm]
Wie is deze zonneken [F] met die winter in je oor?
Wat heb je [C] gek overloor?
[Dm]
Wie is deze [G] zonneken met die liefde in je paal?
[F]
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm]
Wie is deze zonneken?
[Bb] Wie is deze zonneken?
[D]
[C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
[Dm]
[Bb] [G]
[F] [C] [Dm]
[F]
[C] [F] [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in [G] je oor?
[F]
Wat heb je gek [C] overloor?
[Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in je paal?
[F]
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in je oor?
[F]
Wat heb je gek [C] overloor?
[Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in [F] je paal?
Kijk je [C] oceaan is koud.
[Dm]
Wie is deze zonneken?
[F] Wie is deze zonneken?
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind.
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind.
Stuur mij [C] nog een posca met [F] die wind.
Key:
F
C
Dm
Bb
Am
F
C
Dm
_ _ _ [Am] _ _ _ _ [Dm] _
_ _ _ [Bb] _ _ [C] _ _ [F]
Zij roept mij in de rechten [Am] van haar haar, waar die [Dm] wintervuren brouwen
en [Bb] die nachten [C] voor die [F] zomerleggen wachten.
Zij giet haar tranen [Am] in de zee, ze stuurt haar woorden [Dm] met die wind
_ [G] naar die [C] stranden van lang [F] vergeten smaak.
_ _ [Dm] _ Wie is deze zonneken met [F] die winter in je oor?
_ Wat heb je gek [C]
overloor?
_ _ [Dm] _ Wie is deze zonneken [F] met die liefde in je paal?
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm] _ Wie is deze zonneken?
Wie is deze zonneken?
_ [C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
_ _ Ze maakt voor mij een [Am] pijnting van die huis, als die [Dm] akkerboer me rust
_ [F] en die wolken [C] zoals [F] vlammenboons waaien.
Ze geeft mij een zoet [Am]
septembergeur, als die [Dm] boerlandleen bloeit
_ [G] en die zomer [C] met kloppier [F] aan mijn deur.
_ [Dm] _
Wie is deze zonneken [F] met die winter in je oor? _
_ Wat heb je [C] gek overloor?
_ _ [Dm] _
Wie is deze [G] zonneken met die liefde in je paal?
[F] _
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm] _
Wie is deze zonneken?
[Bb] Wie is deze zonneken?
[D] _
[C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
_ _ [Dm] _
_ _ _ [Bb] _ _ [G] _ _ _
[F] _ _ _ [C] _ _ _ _ [Dm] _
_ _ _ [F] _ _ _ _ _
_ [C] _ _ [F] _ _ _ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in [G] je oor?
[F] _
Wat heb je gek [C] overloor?
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in je paal?
_ [F] _
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in je oor?
[F] _
Wat heb je gek [C] overloor?
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in [F] je paal? _ _
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken?
[F] Wie is deze zonneken? _
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind. _ _ _
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind. _ _ _
Stuur mij [C] nog een posca met [F] die wind. _ _ _ _
_ _ _ [Bb] _ _ [C] _ _ [F]
Zij roept mij in de rechten [Am] van haar haar, waar die [Dm] wintervuren brouwen
en [Bb] die nachten [C] voor die [F] zomerleggen wachten.
Zij giet haar tranen [Am] in de zee, ze stuurt haar woorden [Dm] met die wind
_ [G] naar die [C] stranden van lang [F] vergeten smaak.
_ _ [Dm] _ Wie is deze zonneken met [F] die winter in je oor?
_ Wat heb je gek [C]
overloor?
_ _ [Dm] _ Wie is deze zonneken [F] met die liefde in je paal?
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm] _ Wie is deze zonneken?
Wie is deze zonneken?
_ [C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
_ _ Ze maakt voor mij een [Am] pijnting van die huis, als die [Dm] akkerboer me rust
_ [F] en die wolken [C] zoals [F] vlammenboons waaien.
Ze geeft mij een zoet [Am]
septembergeur, als die [Dm] boerlandleen bloeit
_ [G] en die zomer [C] met kloppier [F] aan mijn deur.
_ [Dm] _
Wie is deze zonneken [F] met die winter in je oor? _
_ Wat heb je [C] gek overloor?
_ _ [Dm] _
Wie is deze [G] zonneken met die liefde in je paal?
[F] _
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm] _
Wie is deze zonneken?
[Bb] Wie is deze zonneken?
[D] _
[C] Stuur mij nog een posca [F] met die wind.
_ _ [Dm] _
_ _ _ [Bb] _ _ [G] _ _ _
[F] _ _ _ [C] _ _ _ _ [Dm] _
_ _ _ [F] _ _ _ _ _
_ [C] _ _ [F] _ _ _ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in [G] je oor?
[F] _
Wat heb je gek [C] overloor?
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in je paal?
_ [F] _
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die winter in je oor?
[F] _
Wat heb je gek [C] overloor?
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken [Bb] met die liefde in [F] je paal? _ _
Kijk je [C] oceaan is koud.
_ _ [Dm]
Wie is deze zonneken?
[F] Wie is deze zonneken? _
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind. _ _ _
Stuur [C] mij nog een posca [F] met die wind. _ _ _
Stuur mij [C] nog een posca met [F] die wind. _ _ _ _