Chords for Val kapot
Tempo:
131.8 bpm
Chords used:
E
A
B
Bm
C
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Van laatstmergens valt de vrouw,
zwiet u in aan de deur.
En ik zeg flink ergens,
waar kom u [B] dan voor?
[A] Als aan uw gesprekken blijkt [E] schijnen,
denk ik hem niet eenmaal aan.
U [A] zegt dat hij uit de wereld na de broeder,
[B] wist u daarvan.
[E] Maar dit [A] betreft ons altijd,
en [E] je hoort waarschijnlijk [A] bij.
[E] Kort u van ons een lach,
door een broeder [B] schuil u aan in [E] onze rij.
Ik zeg ik kan me niet herinneren,
dat ik van u liep aan het werk.
En maakt hij bij de kist,
met op de achterlucht [B] stommerend.
Wel, [A] die hypocrietstuk -omlenen,
[E] zijn maar bij de lood.
[A] Wee je maar uit dat je een god bent,
[B] wel verraad ik als zoon.
[E] Ik hang in [A] de [E] troepenvolgen,
hoor het [A] allemaal.
[E] Een eigen mening heb je niet,
ik zie [B] mezelf zoals een [E]
vaderland.
[B] [E]
[A] Dan verliep het niet lang,
dan denk ik aan mijn man.
[B] Mijn laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van oogenschade,
[E] van kapot.
WAAA!
[B]
[F#] [A]
[E]
[A]
[Bm] [B] [Bm]
[E] [A]
[E] [A]
[E]
[B] [E]
[B] [E]
Zet u laatst in mijn stamcafé,
een man pilsje te kopen.
Zet u rood z'n zopo,
z'n visie te verkopen.
[A] Zal gij te mollen kutte kop,
[E] die nalen kwijt doorweg.
[A] Z'n halve zachte gesjeeste patte,
[B] dan denk ik dat het zich reed.
[E] Ga u niet [A] dat mijn ziel gelooft,
[E] iets te [A] bereid blijft.
[E] Humorloze idiot,
[B] die ik als [E] kiespiet leef.
[B] [E]
[A] Kan u het de feestgoed houden,
dan denk ik aan mijn man.
[B] Mijn laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van oogenschade,
[E] van kapot.
Ik heb [B] genoeg van oogenschade,
[E] van kapot.
[C] [G] [A] [E]
[C]
zwiet u in aan de deur.
En ik zeg flink ergens,
waar kom u [B] dan voor?
[A] Als aan uw gesprekken blijkt [E] schijnen,
denk ik hem niet eenmaal aan.
U [A] zegt dat hij uit de wereld na de broeder,
[B] wist u daarvan.
[E] Maar dit [A] betreft ons altijd,
en [E] je hoort waarschijnlijk [A] bij.
[E] Kort u van ons een lach,
door een broeder [B] schuil u aan in [E] onze rij.
Ik zeg ik kan me niet herinneren,
dat ik van u liep aan het werk.
En maakt hij bij de kist,
met op de achterlucht [B] stommerend.
Wel, [A] die hypocrietstuk -omlenen,
[E] zijn maar bij de lood.
[A] Wee je maar uit dat je een god bent,
[B] wel verraad ik als zoon.
[E] Ik hang in [A] de [E] troepenvolgen,
hoor het [A] allemaal.
[E] Een eigen mening heb je niet,
ik zie [B] mezelf zoals een [E]
vaderland.
[B] [E]
[A] Dan verliep het niet lang,
dan denk ik aan mijn man.
[B] Mijn laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van oogenschade,
[E] van kapot.
WAAA!
[B]
[F#] [A]
[E]
[A]
[Bm] [B] [Bm]
[E] [A]
[E] [A]
[E]
[B] [E]
[B] [E]
Zet u laatst in mijn stamcafé,
een man pilsje te kopen.
Zet u rood z'n zopo,
z'n visie te verkopen.
[A] Zal gij te mollen kutte kop,
[E] die nalen kwijt doorweg.
[A] Z'n halve zachte gesjeeste patte,
[B] dan denk ik dat het zich reed.
[E] Ga u niet [A] dat mijn ziel gelooft,
[E] iets te [A] bereid blijft.
[E] Humorloze idiot,
[B] die ik als [E] kiespiet leef.
[B] [E]
[A] Kan u het de feestgoed houden,
dan denk ik aan mijn man.
[B] Mijn laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van oogenschade,
[E] van kapot.
Ik heb [B] genoeg van oogenschade,
[E] van kapot.
[C] [G] [A] [E]
[C]
Key:
E
A
B
Bm
C
E
A
B
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Van _ _ laatstmergens valt de vrouw,
zwiet u in aan de deur.
_ En ik zeg flink _ ergens,
waar kom u [B] dan voor? _ _ _ _
_ [A] Als aan uw _ gesprekken blijkt _ [E] schijnen,
denk ik hem niet eenmaal aan.
U [A] zegt dat hij uit de wereld na de broeder,
[B] wist u daarvan. _
_ [E] Maar dit [A] betreft ons altijd,
en [E] je hoort waarschijnlijk [A] bij.
_ _ [E] Kort u van ons een lach,
door een broeder [B] schuil u aan in [E] onze rij.
_ _ _ _ Ik zeg ik kan me niet _ _ herinneren,
dat ik van u liep aan het werk.
En maakt hij bij de kist,
met op de _ _ achterlucht [B] stommerend. _ _ _
Wel, [A] die _ _ hypocrietstuk _ -omlenen,
[E] zijn maar bij de _ lood.
[A] Wee je maar uit dat je een god bent,
[B] wel _ verraad ik als zoon.
_ [E] Ik hang in [A] de _ _ _ [E] troepenvolgen,
hoor het [A] allemaal.
_ _ [E] Een eigen _ mening heb je niet,
ik zie [B] mezelf zoals een [E] _
vaderland.
_ _ [B] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ _ _ [A] Dan verliep het niet lang,
_ dan denk ik aan mijn man.
[B] Mijn _ laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van _ oogenschade,
[E] van kapot. _ _ _ _ _ _
WAAA! _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [B] _ _ _ _ _ _
_ _ [F#] _ [A] _ _ _ _ _
_ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ [Bm] _ [B] _ _ _ _ [Bm] _
_ _ [E] _ _ _ _ _ [A] _
_ _ _ [E] _ _ _ _ [A] _
_ _ _ [E] _ _ _ _ _
_ _ _ [B] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ [B] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ _ _ _ _
Zet u laatst in mijn _ stamcafé,
een man pilsje te kopen.
Zet u rood z'n zopo,
_ z'n visie te verkopen. _ _ _ _
_ [A] Zal gij te mollen kutte kop,
[E] die nalen kwijt doorweg.
[A] Z'n halve zachte _ gesjeeste patte,
[B] dan denk ik dat het zich reed.
[E] Ga u niet [A] dat mijn ziel gelooft,
[E] iets te [A] bereid blijft.
_ _ [E] _ _ Humorloze _ idiot,
[B] die ik als [E] kiespiet leef.
_ _ [B] _ _ _ [E] _ _ _
_ _ _ _ [A] Kan u het de feestgoed _ houden,
dan denk ik aan mijn man.
_ [B] Mijn laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van _ oogenschade,
[E] van kapot. _
_ _ _ Ik heb [B] genoeg van _ oogenschade,
[E] van kapot.
[C] _ _ [G] _ _ [A] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [C] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Van _ _ laatstmergens valt de vrouw,
zwiet u in aan de deur.
_ En ik zeg flink _ ergens,
waar kom u [B] dan voor? _ _ _ _
_ [A] Als aan uw _ gesprekken blijkt _ [E] schijnen,
denk ik hem niet eenmaal aan.
U [A] zegt dat hij uit de wereld na de broeder,
[B] wist u daarvan. _
_ [E] Maar dit [A] betreft ons altijd,
en [E] je hoort waarschijnlijk [A] bij.
_ _ [E] Kort u van ons een lach,
door een broeder [B] schuil u aan in [E] onze rij.
_ _ _ _ Ik zeg ik kan me niet _ _ herinneren,
dat ik van u liep aan het werk.
En maakt hij bij de kist,
met op de _ _ achterlucht [B] stommerend. _ _ _
Wel, [A] die _ _ hypocrietstuk _ -omlenen,
[E] zijn maar bij de _ lood.
[A] Wee je maar uit dat je een god bent,
[B] wel _ verraad ik als zoon.
_ [E] Ik hang in [A] de _ _ _ [E] troepenvolgen,
hoor het [A] allemaal.
_ _ [E] Een eigen _ mening heb je niet,
ik zie [B] mezelf zoals een [E] _
vaderland.
_ _ [B] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ _ _ [A] Dan verliep het niet lang,
_ dan denk ik aan mijn man.
[B] Mijn _ laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van _ oogenschade,
[E] van kapot. _ _ _ _ _ _
WAAA! _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [B] _ _ _ _ _ _
_ _ [F#] _ [A] _ _ _ _ _
_ _ [E] _ _ _ _ _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ [Bm] _ [B] _ _ _ _ [Bm] _
_ _ [E] _ _ _ _ _ [A] _
_ _ _ [E] _ _ _ _ [A] _
_ _ _ [E] _ _ _ _ _
_ _ _ [B] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ [B] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ _ _ _ _
Zet u laatst in mijn _ stamcafé,
een man pilsje te kopen.
Zet u rood z'n zopo,
_ z'n visie te verkopen. _ _ _ _
_ [A] Zal gij te mollen kutte kop,
[E] die nalen kwijt doorweg.
[A] Z'n halve zachte _ gesjeeste patte,
[B] dan denk ik dat het zich reed.
[E] Ga u niet [A] dat mijn ziel gelooft,
[E] iets te [A] bereid blijft.
_ _ [E] _ _ Humorloze _ idiot,
[B] die ik als [E] kiespiet leef.
_ _ [B] _ _ _ [E] _ _ _
_ _ _ _ [A] Kan u het de feestgoed _ houden,
dan denk ik aan mijn man.
_ [B] Mijn laarsje blijft ik wagen,
ik heb genoeg van _ oogenschade,
[E] van kapot. _
_ _ _ Ik heb [B] genoeg van _ oogenschade,
[E] van kapot.
[C] _ _ [G] _ _ [A] _ _ _ [E] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [C] _ _