Chords for Samson & Gert - Bij de brandweer
Tempo:
80.3 bpm
Chords used:
F
G
C
Bb
Dm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F]
[G] [Am] [Bb] [C]
[D] [Eb] MUZIEK
[C] [F]
[G] [A] [Bb] [Am]
[G] [F] [Bb]
[F] [Em] Het was de [Dm] burgemeester [G] en haar riem, dit is [C] een ram.
[Bb]
Ik heb [F] hulp nodig, sprak hij in paniek.
[Em] Jullie moeten [Dm] branden blussen, [G] want de brandweerman [C] is ziek.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen wij [G] het vuur.
[C] [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
[Bb] We hebben [F] onze helm op [C] en ook leren [F] pakken aan.
[Em] Ze kruiken [Dm] in de nieuw, [G] op die [C] brandweerladder staan.
[F]
Eerst is alles rustig, [D] maar dan looien [F] de sirenen.
[Em] We rukken [Dm] ervlug uit, want [G] misschien brandt het [C] bij Marlène.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
[Bb] We komen [F] snel ter plaatse, [Gm] maar er is geen [F] vuur te zien.
[Em]
Alleen onder [Dm] die boom, [G] daar staat een [C] man of tien.
[Bb] We gaan een [F] kijkje nemen, en Jeannine die gilt heel luid.
[Em] Mijn kots zit in [Dm] die bonner, maar behalve [C] z'n belad.
[F]
[Gm] Wij zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] [F] Wij [Gm] zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
Wij [G] zijn bij de [F] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] [F]
Wij [G] zijn bij de [E] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
[G] [Am] [Bb] [C]
[D] [Eb] MUZIEK
[C] [F]
[G] [A] [Bb] [Am]
[G] [F] [Bb]
[F] [Em] Het was de [Dm] burgemeester [G] en haar riem, dit is [C] een ram.
[Bb]
Ik heb [F] hulp nodig, sprak hij in paniek.
[Em] Jullie moeten [Dm] branden blussen, [G] want de brandweerman [C] is ziek.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen wij [G] het vuur.
[C] [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
[Bb] We hebben [F] onze helm op [C] en ook leren [F] pakken aan.
[Em] Ze kruiken [Dm] in de nieuw, [G] op die [C] brandweerladder staan.
[F]
Eerst is alles rustig, [D] maar dan looien [F] de sirenen.
[Em] We rukken [Dm] ervlug uit, want [G] misschien brandt het [C] bij Marlène.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
[Bb] We komen [F] snel ter plaatse, [Gm] maar er is geen [F] vuur te zien.
[Em]
Alleen onder [Dm] die boom, [G] daar staat een [C] man of tien.
[Bb] We gaan een [F] kijkje nemen, en Jeannine die gilt heel luid.
[Em] Mijn kots zit in [Dm] die bonner, maar behalve [C] z'n belad.
[F]
[Gm] Wij zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] [F] Wij [Gm] zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
Wij [G] zijn bij de [F] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] [F]
Wij [G] zijn bij de [E] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
Key:
F
G
C
Bb
Dm
F
G
C
_ _ _ [F] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [G] _ _ [Am] _ _ [Bb] _ _ [C] _
_ [D] _ _ [Eb] MUZIEK
[C] _ _ [F] _
_ [G] _ _ [A] _ _ [Bb] _ _ [Am] _
_ [G] _ _ [F] _ _ _ _ [Bb] _
_ [F] _ _ _ _ _ [Em] Het was de [Dm] burgemeester [G] en haar riem, dit is [C] een ram.
_ [Bb]
Ik heb [F] hulp nodig, sprak hij in paniek.
[Em] Jullie moeten [Dm] branden blussen, [G] want de brandweerman [C] is ziek.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen wij [G] het vuur.
[C] _ _ [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
_ [Bb] We hebben [F] onze helm op [C] en ook leren [F] pakken aan.
[Em] Ze kruiken [Dm] in de nieuw, [G] op die [C] brandweerladder staan.
[F]
Eerst is alles rustig, [D] maar dan looien [F] de sirenen.
[Em] We rukken [Dm] ervlug uit, want [G] misschien brandt het [C] bij Marlène.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] _ _ [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
_ [Bb] We komen [F] snel ter plaatse, [Gm] maar er is geen [F] vuur te zien.
[Em]
Alleen onder [Dm] die boom, [G] daar staat een [C] man of tien.
[Bb] We gaan een [F] kijkje nemen, en Jeannine die gilt heel luid.
[Em] Mijn kots zit in [Dm] die bonner, maar behalve [C] z'n belad.
[F] _
[Gm] Wij zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] _ [F] Wij [Gm] zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur. _ _
Wij [G] zijn bij de [F] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] _ _ [F]
Wij [G] zijn bij de [E] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur. _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [G] _ _ [Am] _ _ [Bb] _ _ [C] _
_ [D] _ _ [Eb] MUZIEK
[C] _ _ [F] _
_ [G] _ _ [A] _ _ [Bb] _ _ [Am] _
_ [G] _ _ [F] _ _ _ _ [Bb] _
_ [F] _ _ _ _ _ [Em] Het was de [Dm] burgemeester [G] en haar riem, dit is [C] een ram.
_ [Bb]
Ik heb [F] hulp nodig, sprak hij in paniek.
[Em] Jullie moeten [Dm] branden blussen, [G] want de brandweerman [C] is ziek.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen wij [G] het vuur.
[C] _ _ [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
_ [Bb] We hebben [F] onze helm op [C] en ook leren [F] pakken aan.
[Em] Ze kruiken [Dm] in de nieuw, [G] op die [C] brandweerladder staan.
[F]
Eerst is alles rustig, [D] maar dan looien [F] de sirenen.
[Em] We rukken [Dm] ervlug uit, want [G] misschien brandt het [C] bij Marlène.
[F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] _ _ [F]
Wij [G] zijn bij de [A] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
De [G] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur.
_ [Bb] We komen [F] snel ter plaatse, [Gm] maar er is geen [F] vuur te zien.
[Em]
Alleen onder [Dm] die boom, [G] daar staat een [C] man of tien.
[Bb] We gaan een [F] kijkje nemen, en Jeannine die gilt heel luid.
[Em] Mijn kots zit in [Dm] die bonner, maar behalve [C] z'n belad.
[F] _
[Gm] Wij zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] _ [F] Wij [Gm] zijn bij de [F] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur. _ _
Wij [G] zijn bij de [F] brandweer, [Bb] wij zijn bij de [C] brandweer.
Als het [Dm] brandt, dan blussen [G] wij het vuur.
[C] _ _ [F]
Wij [G] zijn bij de [E] brandweer, wij [Bb] zijn bij de [F] brandweer.
De [Gm] brandweerwagen zit ik [F] aan het stuur. _ _ _