Chords for Opwekking 827 - Zie onze God - CD43 (live video)
Tempo:
73.05 bpm
Chords used:
C
G
F
Em
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[C]
[Em] [C]
[Em] [C]
Wie omvatte [Em] zeeën met zijn hand,
[C] wie gaf vorm aan elke [Em] korrel zand,
[C] kwam [Em] leven voor zijn stel,
[C] hele schepping [Em] juicht [G] tot eer van hem.
[C] Zie [G] onze [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] eren.
[C] Zie [G] onze God,
[Am] niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
[Em] [C]
[Em] [G] [Em] [C] Wie vertelt [Em] naar hem wat wijsheid is,
[C]
wie weerlet [Em] hem bieden waar hij zit,
[C]
wie voor [Em] hem die armen zweet,
[C] die door gronden [Em] dagen [G] die hij deed.
[C] [G] Zie onze [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G]
eren.
[C] Zie onze [G] God,
[Am] niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
[Em]
[F] [C] [G]
[C] Bedroeg de smijkers door zijn vlees,
wie versloeg het af toen hij verees,
dood en zonde zijt hem niet gedaan,
deze sleren hij is [G]
opgestaan.
[C] Zie [G] onze [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] eren.
[C] [G] Zie onze [Am] God,
niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem eren [G] [C] als hij.
God betroot [F] voor u,
[C] God betroot [F] voor u,
[C] God betroot voor [F]
u,
[C] [F]
God [Am] betroot voor u,
[F]
[Am] God [F] betroet voor u,
[C] God [F]
betroet [Am] [G] voor u,
God betroet [F] voor u,
[C] God betroet voor u,
Zie [G] onze [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten [C] wij hem [G] eren.
[C] [G] [Am] Zie onze Heer,
niemand is [F] als hij,
laten [C] wij hem [G] eren.
[C] Zie onze God,
hij zit op zijn troon,
laten wij hem eren.
[G] Zie [Am] onze Heer,
[N] niemand is als hij,
laten wij hem [C] eren als hij.
[Em] [C]
[Em] [C]
Wie omvatte [Em] zeeën met zijn hand,
[C] wie gaf vorm aan elke [Em] korrel zand,
[C] kwam [Em] leven voor zijn stel,
[C] hele schepping [Em] juicht [G] tot eer van hem.
[C] Zie [G] onze [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] eren.
[C] Zie [G] onze God,
[Am] niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
[Em] [C]
[Em] [G] [Em] [C] Wie vertelt [Em] naar hem wat wijsheid is,
[C]
wie weerlet [Em] hem bieden waar hij zit,
[C]
wie voor [Em] hem die armen zweet,
[C] die door gronden [Em] dagen [G] die hij deed.
[C] [G] Zie onze [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G]
eren.
[C] Zie onze [G] God,
[Am] niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
[Em]
[F] [C] [G]
[C] Bedroeg de smijkers door zijn vlees,
wie versloeg het af toen hij verees,
dood en zonde zijt hem niet gedaan,
deze sleren hij is [G]
opgestaan.
[C] Zie [G] onze [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] eren.
[C] [G] Zie onze [Am] God,
niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem eren [G] [C] als hij.
God betroot [F] voor u,
[C] God betroot [F] voor u,
[C] God betroot voor [F]
u,
[C] [F]
God [Am] betroot voor u,
[F]
[Am] God [F] betroet voor u,
[C] God [F]
betroet [Am] [G] voor u,
God betroet [F] voor u,
[C] God betroet voor u,
Zie [G] onze [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten [C] wij hem [G] eren.
[C] [G] [Am] Zie onze Heer,
niemand is [F] als hij,
laten [C] wij hem [G] eren.
[C] Zie onze God,
hij zit op zijn troon,
laten wij hem eren.
[G] Zie [Am] onze Heer,
[N] niemand is als hij,
laten wij hem [C] eren als hij.
Key:
C
G
F
Em
Am
C
G
F
[C] _ _ _ _ _ _ _ _
_ [Em] _ _ _ [C] _ _ _ _
_ [Em] _ _ _ _ [C] _ _
Wie omvatte [Em] zeeën met zijn hand,
[C] wie gaf vorm aan elke [Em] korrel zand,
[C] kwam _ [Em] leven voor zijn stel,
[C] hele schepping [Em] juicht [G] tot eer van hem.
_ [C] Zie [G] onze _ [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem _ [G] eren.
[C] Zie [G] onze God,
[Am] _ niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
_ _ _ [Em] _ _ _ _ [C] _
_ _ _ [Em] _ _ [G] _ [Em] [C] Wie _ vertelt [Em] naar hem wat wijsheid is,
[C] _
wie weerlet [Em] hem bieden waar hij zit,
[C]
wie voor _ [Em] hem die armen zweet,
[C] die door gronden [Em] dagen [G] die hij _ deed.
[C] _ [G] Zie onze [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] _
eren.
[C] Zie onze [G] God,
[Am] _ niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
_ _ _ [Em] _ _ _
_ [F] _ _ _ [C] _ [G] _ _ _
_ [C] _ _ Bedroeg de smijkers door zijn vlees,
wie versloeg het af toen hij verees,
dood en zonde zijt hem niet gedaan,
_ deze sleren hij is [G]
opgestaan.
_ [C] Zie [G] onze _ [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] eren.
_ [C] _ [G] Zie onze [Am] God,
niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem eren [G] _ [C] als hij. _ _ _
_ _ _ God betroot [F] voor u,
_ _ [C] God betroot [F] voor u,
_ _ _ [C] _ God betroot voor [F]
u,
_ _ [C] _ _ _ _ [F] _
God _ [Am] _ _ betroot voor u,
[F] _
_ _ _ [Am] _ _ God [F] betroet voor u,
_ [C] _ God _ [F] _
_ betroet [Am] _ _ [G] voor u,
God betroet [F] voor u,
[C] God betroet voor u,
Zie [G] onze _ [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten [C] wij hem _ [G] eren.
[C] _ _ [G] _ [Am] Zie onze Heer,
niemand is [F] als hij,
laten [C] wij hem [G] eren.
[C] Zie onze God,
hij zit op zijn troon,
laten wij hem _ eren.
_ _ [G] Zie [Am] onze Heer,
[N] niemand is als hij,
laten wij hem [C] eren als hij. _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ [Em] _ _ _ [C] _ _ _ _
_ [Em] _ _ _ _ [C] _ _
Wie omvatte [Em] zeeën met zijn hand,
[C] wie gaf vorm aan elke [Em] korrel zand,
[C] kwam _ [Em] leven voor zijn stel,
[C] hele schepping [Em] juicht [G] tot eer van hem.
_ [C] Zie [G] onze _ [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem _ [G] eren.
[C] Zie [G] onze God,
[Am] _ niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
_ _ _ [Em] _ _ _ _ [C] _
_ _ _ [Em] _ _ [G] _ [Em] [C] Wie _ vertelt [Em] naar hem wat wijsheid is,
[C] _
wie weerlet [Em] hem bieden waar hij zit,
[C]
wie voor _ [Em] hem die armen zweet,
[C] die door gronden [Em] dagen [G] die hij _ deed.
[C] _ [G] Zie onze [Am] God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] _
eren.
[C] Zie onze [G] God,
[Am] _ niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem [G] eren [C] als hij.
_ _ _ [Em] _ _ _
_ [F] _ _ _ [C] _ [G] _ _ _
_ [C] _ _ Bedroeg de smijkers door zijn vlees,
wie versloeg het af toen hij verees,
dood en zonde zijt hem niet gedaan,
_ deze sleren hij is [G]
opgestaan.
_ [C] Zie [G] onze _ [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten wij [C] hem [G] eren.
_ [C] _ [G] Zie onze [Am] God,
niemand is [F] als hij,
laten wij [C] hem eren [G] _ [C] als hij. _ _ _
_ _ _ God betroot [F] voor u,
_ _ [C] God betroot [F] voor u,
_ _ _ [C] _ God betroot voor [F]
u,
_ _ [C] _ _ _ _ [F] _
God _ [Am] _ _ betroot voor u,
[F] _
_ _ _ [Am] _ _ God [F] betroet voor u,
_ [C] _ God _ [F] _
_ betroet [Am] _ _ [G] voor u,
God betroet [F] voor u,
[C] God betroet voor u,
Zie [G] onze _ [Am]
God,
hij zit op [F] zijn troon,
laten [C] wij hem _ [G] eren.
[C] _ _ [G] _ [Am] Zie onze Heer,
niemand is [F] als hij,
laten [C] wij hem [G] eren.
[C] Zie onze God,
hij zit op zijn troon,
laten wij hem _ eren.
_ _ [G] Zie [Am] onze Heer,
[N] niemand is als hij,
laten wij hem [C] eren als hij. _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _