Chords for Mart op je verjaardag
Tempo:
100.6 bpm
Chords used:
F
D
Bbm
A
E
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Bbm]
Zang het eens.
Zang het.
Heerlijk.
Jij bent zo wijs.
[Ab] Dat zegt een dien.
[Bbm] Dank u.
Jij bent zo wijs.
Dat [Ab] zegt een dien.
Kom op.
Jij bent [Db] getrouwd.
Dat [F] zegt een dien.
Jij [Bbm] bent al oud.
Gewoon harder geweest.
Gewoon harder geweest.
[F] Dat zegt een dien.
Dan [Bbm] denk ik aan jou.
[Ab] Dan denk ik aan jou.
Een ring voor mij.
Een ring voor mij. Jij [Bbm] bent
Jij bent
Een oude dier.
Een oude dier.
[Db] Waarvoor je denkt
Hoe [F] moet dat nou?
[Bbm] Als je je houdt
Als je je houdt
Een [C] lach naar jou.
Jongens, [F] kom op.
We [Bb] glimlachen weer.
Hoe moet je [Eb] dat zeggen?
[Fm] Hoe moet je dat zeggen?
Zo'n [Bb] fijne vriend
Zo'n fijne vriend
Wil ik nooit [Eb] meer kwijt.
[Abm] En samen En samen
Wees [Ebm] niet bang.
Wees niet bang.
[Eb] Blijf voor [Bb] de [Cm] vrienden.
Geen [Eb] zendelzak.
[Fm] Geen [Ab] kruimel meer in huis.
[Bb] Maar toch
[Eb] Blijf je maar lachen.
[Cm] Ik kijk nu terug.
[Fm]
En toch heb ik geen [Bb] spijt.
[A] [D] Doe wat je moet doen.
[Gb] Het wordt mooi als toen.
Ik [Bm] heb mijn tijd [Ab] verspuurd.
Jouw honger [G] stierf.
[A]
[D] Doe wat je wil.
Doe wat je wil.
[A] [D] Doet jij zo goed [Gbm] vrienden?
[Bm] Hoe kon ik dat [D] weten?
[G] Als jij me weer eens
In rand voor ogen had [D] gedraaid.
[Am] [D] Blijf ik alleen voor jou, [F] mijn zoon.
[G] Ik heb [Cm] alleen voor [Fm] jou, mijn [E] zoon.
[Dm] Wat zei je dan?
En ook geen piep meer?
Je [E] zong
[F] [E] Rosé.
[A] Jij met die grote mond.
Je schuilde altijd.
[D] Met je vinger [F] rond.
[Dm] Kijk nou [F] eens.
Wat zei ik [E] je nou?
Terwijl ik dacht
Dat [A] jij me wou trappen.
Hebben jullie zin in een [G] feestje?
Kom dan.
[C] Maar nu lig jij al maanden in de goot.
[A] Waar zijn al [Dm] je [Db] vrienden?
[F] [B] [G] Er is geen mens die jou nu nog ziet staan.
Jij bent [Am] echt slecht.
[Dm] [C] Want als je op een dagje zendt je hek.
Heb je niets [F] meer te geven.
[Fm] [Em] Weet je [Am] pas wie ik je [Dm] wil zijn?
[C] Dat zijn er nooit zo veel.
[Am] [D] Als jullie nou voor [F] allemaal kunnen dansen.
Dan wordt het nog wel heel erg leuk.
[E] Wat
[Am] zei je dan?
[F] Je ging net te kerst.
[Dbm] Ga jij nog vroeger?
[E]
Zang het eens.
Zang het.
Heerlijk.
Jij bent zo wijs.
[Ab] Dat zegt een dien.
[Bbm] Dank u.
Jij bent zo wijs.
Dat [Ab] zegt een dien.
Kom op.
Jij bent [Db] getrouwd.
Dat [F] zegt een dien.
Jij [Bbm] bent al oud.
Gewoon harder geweest.
Gewoon harder geweest.
[F] Dat zegt een dien.
Dan [Bbm] denk ik aan jou.
[Ab] Dan denk ik aan jou.
Een ring voor mij.
Een ring voor mij. Jij [Bbm] bent
Jij bent
Een oude dier.
Een oude dier.
[Db] Waarvoor je denkt
Hoe [F] moet dat nou?
[Bbm] Als je je houdt
Als je je houdt
Een [C] lach naar jou.
Jongens, [F] kom op.
We [Bb] glimlachen weer.
Hoe moet je [Eb] dat zeggen?
[Fm] Hoe moet je dat zeggen?
Zo'n [Bb] fijne vriend
Zo'n fijne vriend
Wil ik nooit [Eb] meer kwijt.
[Abm] En samen En samen
Wees [Ebm] niet bang.
Wees niet bang.
[Eb] Blijf voor [Bb] de [Cm] vrienden.
Geen [Eb] zendelzak.
[Fm] Geen [Ab] kruimel meer in huis.
[Bb] Maar toch
[Eb] Blijf je maar lachen.
[Cm] Ik kijk nu terug.
[Fm]
En toch heb ik geen [Bb] spijt.
[A] [D] Doe wat je moet doen.
[Gb] Het wordt mooi als toen.
Ik [Bm] heb mijn tijd [Ab] verspuurd.
Jouw honger [G] stierf.
[A]
[D] Doe wat je wil.
Doe wat je wil.
[A] [D] Doet jij zo goed [Gbm] vrienden?
[Bm] Hoe kon ik dat [D] weten?
[G] Als jij me weer eens
In rand voor ogen had [D] gedraaid.
[Am] [D] Blijf ik alleen voor jou, [F] mijn zoon.
[G] Ik heb [Cm] alleen voor [Fm] jou, mijn [E] zoon.
[Dm] Wat zei je dan?
En ook geen piep meer?
Je [E] zong
[F] [E] Rosé.
[A] Jij met die grote mond.
Je schuilde altijd.
[D] Met je vinger [F] rond.
[Dm] Kijk nou [F] eens.
Wat zei ik [E] je nou?
Terwijl ik dacht
Dat [A] jij me wou trappen.
Hebben jullie zin in een [G] feestje?
Kom dan.
[C] Maar nu lig jij al maanden in de goot.
[A] Waar zijn al [Dm] je [Db] vrienden?
[F] [B] [G] Er is geen mens die jou nu nog ziet staan.
Jij bent [Am] echt slecht.
[Dm] [C] Want als je op een dagje zendt je hek.
Heb je niets [F] meer te geven.
[Fm] [Em] Weet je [Am] pas wie ik je [Dm] wil zijn?
[C] Dat zijn er nooit zo veel.
[Am] [D] Als jullie nou voor [F] allemaal kunnen dansen.
Dan wordt het nog wel heel erg leuk.
[E] Wat
[Am] zei je dan?
[F] Je ging net te kerst.
[Dbm] Ga jij nog vroeger?
[E]
Key:
F
D
Bbm
A
E
F
D
Bbm
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [Bbm] _
_ _ _ Zang het eens.
Zang het.
Heerlijk.
Jij bent zo _ _ _ wijs.
[Ab] Dat zegt een dien.
_ _ [Bbm] Dank u.
Jij bent zo wijs.
Dat [Ab] zegt een dien.
Kom op.
_ Jij bent [Db] getrouwd. _ _ _
Dat [F] zegt een dien.
Jij [Bbm] bent al oud.
Gewoon harder geweest.
Gewoon harder geweest.
[F] Dat zegt een dien.
_ Dan [Bbm] denk ik aan jou. _
[Ab] Dan denk ik aan jou.
Een ring voor mij.
_ _ Een ring voor mij. Jij [Bbm] bent_
Jij bent_
Een oude dier.
Een oude dier.
[Db] Waarvoor je denkt_
Hoe _ [F] moet dat nou? _ _
[Bbm] Als je je houdt_
Als je je houdt_
Een [C] lach naar jou.
Jongens, [F] kom op.
We _ _ [Bb] _ glimlachen weer.
Hoe moet je [Eb] dat zeggen?
[Fm] Hoe moet _ je dat zeggen?
Zo'n [Bb] fijne vriend_
Zo'n fijne _ vriend_
Wil ik nooit [Eb] meer kwijt. _ _ _
_ [Abm] _ En samen_ En samen_
Wees [Ebm] niet bang.
Wees niet bang.
_ [Eb] _ Blijf voor [Bb] de _ [Cm] vrienden.
Geen [Eb] zendelzak.
[Fm] Geen [Ab] kruimel meer in huis.
[Bb] _ Maar toch_
[Eb] Blijf je maar lachen.
_ _ _ [Cm] Ik kijk nu terug.
[Fm]
En toch heb ik geen _ [Bb] spijt.
[A] [D] Doe wat je moet doen.
[Gb] Het wordt mooi als toen.
Ik [Bm] heb mijn tijd [Ab] verspuurd.
Jouw honger [G] stierf.
_ [A] _
[D] Doe wat je wil.
Doe wat je wil.
_ [A] _ [D] Doet jij zo goed [Gbm] vrienden?
[Bm] Hoe kon ik dat [D] weten?
_ [G] Als jij me weer eens_
In rand voor ogen had [D] gedraaid.
_ [Am] [D] Blijf ik alleen voor jou, [F] mijn zoon. _ _ _
[G] _ Ik heb [Cm] alleen voor [Fm] jou, mijn [E] zoon.
[Dm] Wat zei je dan?
En ook geen piep meer?
Je [E] zong_ _
_ [F] _ _ [E] Rosé.
[A] Jij met die grote mond.
Je schuilde altijd.
[D] Met je vinger [F] rond.
_ [Dm] Kijk nou [F] eens.
Wat zei ik [E] je nou?
Terwijl ik dacht_
Dat [A] jij me wou trappen.
Hebben jullie zin in een [G] feestje?
Kom dan.
[C] Maar nu lig jij al maanden in de goot.
[A] Waar zijn al [Dm] je [Db] vrienden?
_ [F] _ _ [B] _ [G] Er is geen mens die jou nu nog ziet staan.
Jij bent [Am] echt slecht. _
_ [Dm] _ _ _ [C] Want als je op een dagje zendt je hek.
Heb je niets [F] meer te geven. _
_ [Fm] _ _ _ _ [Em] Weet je [Am] pas wie ik je [Dm] wil zijn?
[C] Dat zijn er nooit zo veel.
_ [Am] _ _ _ _ [D] _ Als jullie nou voor [F] allemaal kunnen dansen.
Dan wordt het nog wel heel erg leuk.
[E] Wat _ _
_ [Am] _ zei je dan?
_ [F] Je ging net te kerst.
[Dbm] Ga jij nog vroeger?
[E] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ [Bbm] _
_ _ _ Zang het eens.
Zang het.
Heerlijk.
Jij bent zo _ _ _ wijs.
[Ab] Dat zegt een dien.
_ _ [Bbm] Dank u.
Jij bent zo wijs.
Dat [Ab] zegt een dien.
Kom op.
_ Jij bent [Db] getrouwd. _ _ _
Dat [F] zegt een dien.
Jij [Bbm] bent al oud.
Gewoon harder geweest.
Gewoon harder geweest.
[F] Dat zegt een dien.
_ Dan [Bbm] denk ik aan jou. _
[Ab] Dan denk ik aan jou.
Een ring voor mij.
_ _ Een ring voor mij. Jij [Bbm] bent_
Jij bent_
Een oude dier.
Een oude dier.
[Db] Waarvoor je denkt_
Hoe _ [F] moet dat nou? _ _
[Bbm] Als je je houdt_
Als je je houdt_
Een [C] lach naar jou.
Jongens, [F] kom op.
We _ _ [Bb] _ glimlachen weer.
Hoe moet je [Eb] dat zeggen?
[Fm] Hoe moet _ je dat zeggen?
Zo'n [Bb] fijne vriend_
Zo'n fijne _ vriend_
Wil ik nooit [Eb] meer kwijt. _ _ _
_ [Abm] _ En samen_ En samen_
Wees [Ebm] niet bang.
Wees niet bang.
_ [Eb] _ Blijf voor [Bb] de _ [Cm] vrienden.
Geen [Eb] zendelzak.
[Fm] Geen [Ab] kruimel meer in huis.
[Bb] _ Maar toch_
[Eb] Blijf je maar lachen.
_ _ _ [Cm] Ik kijk nu terug.
[Fm]
En toch heb ik geen _ [Bb] spijt.
[A] [D] Doe wat je moet doen.
[Gb] Het wordt mooi als toen.
Ik [Bm] heb mijn tijd [Ab] verspuurd.
Jouw honger [G] stierf.
_ [A] _
[D] Doe wat je wil.
Doe wat je wil.
_ [A] _ [D] Doet jij zo goed [Gbm] vrienden?
[Bm] Hoe kon ik dat [D] weten?
_ [G] Als jij me weer eens_
In rand voor ogen had [D] gedraaid.
_ [Am] [D] Blijf ik alleen voor jou, [F] mijn zoon. _ _ _
[G] _ Ik heb [Cm] alleen voor [Fm] jou, mijn [E] zoon.
[Dm] Wat zei je dan?
En ook geen piep meer?
Je [E] zong_ _
_ [F] _ _ [E] Rosé.
[A] Jij met die grote mond.
Je schuilde altijd.
[D] Met je vinger [F] rond.
_ [Dm] Kijk nou [F] eens.
Wat zei ik [E] je nou?
Terwijl ik dacht_
Dat [A] jij me wou trappen.
Hebben jullie zin in een [G] feestje?
Kom dan.
[C] Maar nu lig jij al maanden in de goot.
[A] Waar zijn al [Dm] je [Db] vrienden?
_ [F] _ _ [B] _ [G] Er is geen mens die jou nu nog ziet staan.
Jij bent [Am] echt slecht. _
_ [Dm] _ _ _ [C] Want als je op een dagje zendt je hek.
Heb je niets [F] meer te geven. _
_ [Fm] _ _ _ _ [Em] Weet je [Am] pas wie ik je [Dm] wil zijn?
[C] Dat zijn er nooit zo veel.
_ [Am] _ _ _ _ [D] _ Als jullie nou voor [F] allemaal kunnen dansen.
Dan wordt het nog wel heel erg leuk.
[E] Wat _ _
_ [Am] _ zei je dan?
_ [F] Je ging net te kerst.
[Dbm] Ga jij nog vroeger?
[E] _ _ _