Chords for Marcel Smit - Reade Wyn (mei Lieve)
Tempo:
105.8 bpm
Chords used:
F
C
G
Am
Dm
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
De vest gehit, een rare wind.
[F]
[D] [Am]
[F] [G]
Ik [F] viel net een man, ervan is kwam hem zij, [C] verbliefd was de buit, [F] zocht het woord.
Maar mijn leeft is lippen, wie [C] krijgt, dicht de mens.
Wie [Dm] net had die op een boek [F] van Hoesen, Rika Stoek, [Fm] wie voor het vreemde vak, benauwd.
[C]
Ik hier net, [G] maar die [C] kreeg ik ook.
Het zit in redening,
[F] sterke verhalen van jerelie.
[Am] In zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in diekenhout, [F] wat tussen [Am] kolen en water houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
[F] Ik hier net, [D] [C] maar kan ook al,
[F] [Am]
[F]
[G]
terug [F] m'n treden.
Zeg het schiet me, zo leeft als [C] net meer.
[F] Maar die woorden, hoe ik viel het, verlienen [C] is loonkleer.
[Dm] Zo nou heb ik een [F] kasteel, niet loonkleer, in het keer [Fm] is haar ik stien voor stien, ophoudt.
[C]
Ik hier net, [G] maar die kreeg ik [C] ook.
Het zit in redening, [F]
sterke verhalen van [Am] jerelie.
In zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in diekenhout, [F] wat tussen kolen en [Dm] water [Am] houdt.
In altijd, nou is die [G] lezen, op is die vocht van me.
[F] Ik hier [G] net, maar [C] kan ook al, het zit in redening.
[F] Sterke verhalen van [Am] jerelie, in zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in diekenhout, [F] wat tussen kolen en water [Am] houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
[F] Ik hier [G]
[C]
[G] [C] net, [F] [Fm] maar kan [E] ook [C] al.
[N]
[F]
[D] [Am]
[F] [G]
Ik [F] viel net een man, ervan is kwam hem zij, [C] verbliefd was de buit, [F] zocht het woord.
Maar mijn leeft is lippen, wie [C] krijgt, dicht de mens.
Wie [Dm] net had die op een boek [F] van Hoesen, Rika Stoek, [Fm] wie voor het vreemde vak, benauwd.
[C]
Ik hier net, [G] maar die [C] kreeg ik ook.
Het zit in redening,
[F] sterke verhalen van jerelie.
[Am] In zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in diekenhout, [F] wat tussen [Am] kolen en water houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
[F] Ik hier net, [D] [C] maar kan ook al,
[F] [Am]
[F]
[G]
terug [F] m'n treden.
Zeg het schiet me, zo leeft als [C] net meer.
[F] Maar die woorden, hoe ik viel het, verlienen [C] is loonkleer.
[Dm] Zo nou heb ik een [F] kasteel, niet loonkleer, in het keer [Fm] is haar ik stien voor stien, ophoudt.
[C]
Ik hier net, [G] maar die kreeg ik [C] ook.
Het zit in redening, [F]
sterke verhalen van [Am] jerelie.
In zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in diekenhout, [F] wat tussen kolen en [Dm] water [Am] houdt.
In altijd, nou is die [G] lezen, op is die vocht van me.
[F] Ik hier [G] net, maar [C] kan ook al, het zit in redening.
[F] Sterke verhalen van [Am] jerelie, in zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in diekenhout, [F] wat tussen kolen en water [Am] houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
[F] Ik hier [G]
[C]
[G] [C] net, [F] [Fm] maar kan [E] ook [C] al.
[N]
Key:
F
C
G
Am
Dm
F
C
G
_ _ _ _ _ _ _
De vest gehit, een rare wind.
_ [F] _ _ _
_ [D] _ _ [Am] _ _ _ _ _
[F] _ _ _ _ _ _ [G] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Ik [F] viel net een man, _ ervan is kwam hem zij, _ [C] verbliefd was de buit, _ _ _ _ [F] zocht het woord.
Maar mijn leeft is lippen, wie [C] krijgt, dicht de mens.
_ _ Wie [Dm] net had die op een boek [F] van Hoesen, Rika Stoek, [Fm] wie voor het vreemde vak, benauwd.
[C]
Ik hier net, [G] _ maar die [C] kreeg ik ook. _
_ Het zit in _ _ redening, _
[F] sterke verhalen van jerelie.
[Am] In zwaaien, en dachten we ze, [G] _ ego's aan soort van die.
[C] Het zit in _ _ diekenhout, [F] _ wat tussen [Am] kolen en water houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
_ [F] Ik hier net, [D] _ [C] maar kan ook al, _ _ _
_ [F] _ _ _ _ _ _ [Am] _
_ _ _ _ [F] _ _ _ _
_ [G] _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ terug [F] m'n _ treden.
_ Zeg het schiet me, zo leeft als [C] net meer.
_ [F] Maar die _ woorden, hoe ik viel het, verlienen [C] is _ loonkleer.
_ [Dm] Zo nou heb ik een [F] kasteel, niet loonkleer, in het keer [Fm] is haar ik stien voor stien, ophoudt.
[C]
Ik hier net, [G] maar die kreeg ik [C] ook. _ _
Het zit in _ redening, _ [F]
sterke verhalen van [Am] jerelie.
In zwaaien, en dachten we ze, _ [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in _ diekenhout, _ [F] wat tussen kolen en [Dm] water [Am] houdt.
In altijd, nou is die [G] lezen, op is die vocht van me.
_ [F] Ik hier [G] net, maar [C] kan ook al, _ _ het zit in _ redening.
_ [F] _ Sterke verhalen van [Am] jerelie, in zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in _ diekenhout, _ [F] wat tussen kolen en water [Am] houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
[F] Ik hier _ [G] _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _ _
_ [G] _ _ [C] _ _ _ net, _ [F] _ _ _ [Fm] _ maar kan [E] ook _ _ [C] al.
_ _ [N] _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
De vest gehit, een rare wind.
_ [F] _ _ _
_ [D] _ _ [Am] _ _ _ _ _
[F] _ _ _ _ _ _ [G] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Ik [F] viel net een man, _ ervan is kwam hem zij, _ [C] verbliefd was de buit, _ _ _ _ [F] zocht het woord.
Maar mijn leeft is lippen, wie [C] krijgt, dicht de mens.
_ _ Wie [Dm] net had die op een boek [F] van Hoesen, Rika Stoek, [Fm] wie voor het vreemde vak, benauwd.
[C]
Ik hier net, [G] _ maar die [C] kreeg ik ook. _
_ Het zit in _ _ redening, _
[F] sterke verhalen van jerelie.
[Am] In zwaaien, en dachten we ze, [G] _ ego's aan soort van die.
[C] Het zit in _ _ diekenhout, [F] _ wat tussen [Am] kolen en water houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
_ [F] Ik hier net, [D] _ [C] maar kan ook al, _ _ _
_ [F] _ _ _ _ _ _ [Am] _
_ _ _ _ [F] _ _ _ _
_ [G] _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ terug [F] m'n _ treden.
_ Zeg het schiet me, zo leeft als [C] net meer.
_ [F] Maar die _ woorden, hoe ik viel het, verlienen [C] is _ loonkleer.
_ [Dm] Zo nou heb ik een [F] kasteel, niet loonkleer, in het keer [Fm] is haar ik stien voor stien, ophoudt.
[C]
Ik hier net, [G] maar die kreeg ik [C] ook. _ _
Het zit in _ redening, _ [F]
sterke verhalen van [Am] jerelie.
In zwaaien, en dachten we ze, _ [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in _ diekenhout, _ [F] wat tussen kolen en [Dm] water [Am] houdt.
In altijd, nou is die [G] lezen, op is die vocht van me.
_ [F] Ik hier [G] net, maar [C] kan ook al, _ _ het zit in _ redening.
_ [F] _ Sterke verhalen van [Am] jerelie, in zwaaien, en dachten we ze, [G] ego's aan soort van die.
[C] Het zit in _ diekenhout, _ [F] wat tussen kolen en water [Am] houdt.
In altijd, nou is die lezen, [G] op is die vocht van me.
[F] Ik hier _ [G] _ _
_ [C] _ _ _ _ _ _ _
_ [G] _ _ [C] _ _ _ net, _ [F] _ _ _ [Fm] _ maar kan [E] ook _ _ [C] al.
_ _ [N] _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _