Wie Heeft Er Suiker In De Erwtensoep Gedaan Chords by Lou Bandy
Tempo:
123.75 bpm
Chords used:
C
F
G
Gm
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F] [C]
[F] Er was in het militaire kamp een grote [C] [G] consternatie,
niet meer of minder dan een [C] ramp bedreigde [F] onze natie.
[G] De [C] hertessoep was zwaar [F] mislukt en [G] iedereen is [C] onbedrukt.
Wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie,
wie [Am] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[A]
[F] De korporaal zei eerst proef ik geloof dat [C] jullie tazen.
[Gm] Hij kreeg de hek en [C] liet van schrik toen voor de [F] dokter blazen
[G] tot de [C] sergeant kwam van de week [F] die zong [G] als [C] lijk zo bleek.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie,
[F] wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C]
[F] De lieutenant geaffecteerd zei wie maakt hier [C] nu mopjes?
[Gm] Ik heb de zoet [C] geïnspecteerd ze slaak naar [F] haassehottes.
[G] Geef acht rechts [C] richter kom nou lui [F] wie [G] taakte [C] deze lui?
Ja, kom, zeg op.
[F] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C]
[F] Tenslotte kwam de kolonel correct en [C] afgemeten.
[Gm] Zij strafmarcheer het hele [C] stelk ga in het [F] zwaantje eten.
[G] En schrokkende [C] de heide [F] door zong de [G] pompie [C] in koor.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie?
Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] [F] [N]
[F] Er was in het militaire kamp een grote [C] [G] consternatie,
niet meer of minder dan een [C] ramp bedreigde [F] onze natie.
[G] De [C] hertessoep was zwaar [F] mislukt en [G] iedereen is [C] onbedrukt.
Wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie,
wie [Am] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[A]
[F] De korporaal zei eerst proef ik geloof dat [C] jullie tazen.
[Gm] Hij kreeg de hek en [C] liet van schrik toen voor de [F] dokter blazen
[G] tot de [C] sergeant kwam van de week [F] die zong [G] als [C] lijk zo bleek.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie,
[F] wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C]
[F] De lieutenant geaffecteerd zei wie maakt hier [C] nu mopjes?
[Gm] Ik heb de zoet [C] geïnspecteerd ze slaak naar [F] haassehottes.
[G] Geef acht rechts [C] richter kom nou lui [F] wie [G] taakte [C] deze lui?
Ja, kom, zeg op.
[F] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C]
[F] Tenslotte kwam de kolonel correct en [C] afgemeten.
[Gm] Zij strafmarcheer het hele [C] stelk ga in het [F] zwaantje eten.
[G] En schrokkende [C] de heide [F] door zong de [G] pompie [C] in koor.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie?
Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] [F] [N]
Key:
C
F
G
Gm
Am
C
F
G
_ [F] _ _ _ _ [C] _ _ _
_ [F] Er was in het militaire kamp een grote [C] _ [G] consternatie,
niet meer of minder dan een [C] ramp bedreigde [F] onze natie.
[G] De [C] hertessoep was zwaar [F] mislukt en [G] iedereen is [C] onbedrukt.
Wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie,
wie [Am] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ [A] _ _ _ _ _ _
_ [F] De korporaal zei eerst proef ik geloof dat [C] jullie tazen.
[Gm] Hij kreeg de hek en [C] liet van schrik toen voor de [F] dokter blazen
[G] tot de [C] sergeant kwam van de week [F] die zong [G] als [C] lijk zo bleek.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie,
[F] wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ _ _ _ [C] _ _ _
_ [F] De lieutenant _ geaffecteerd zei wie maakt hier [C] nu mopjes?
[Gm] Ik heb de zoet _ [C] geïnspecteerd ze slaak naar [F] haassehottes.
[G] Geef acht rechts [C] richter kom nou lui [F] wie [G] taakte [C] deze lui?
Ja, kom, zeg op. _
_ _ [F] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ _ _ _ [C] _ _ _
_ _ [F] Tenslotte kwam de kolonel correct en [C] afgemeten.
[Gm] Zij strafmarcheer het hele [C] stelk ga in het [F] zwaantje eten.
[G] En schrokkende [C] de heide [F] door zong de [G] pompie [C] in koor.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie?
Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ _ _ _ _ [C] _ _ [F] _ _ [N] _ _ _ _ _ _
_ [F] Er was in het militaire kamp een grote [C] _ [G] consternatie,
niet meer of minder dan een [C] ramp bedreigde [F] onze natie.
[G] De [C] hertessoep was zwaar [F] mislukt en [G] iedereen is [C] onbedrukt.
Wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie,
wie [Am] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ [A] _ _ _ _ _ _
_ [F] De korporaal zei eerst proef ik geloof dat [C] jullie tazen.
[Gm] Hij kreeg de hek en [C] liet van schrik toen voor de [F] dokter blazen
[G] tot de [C] sergeant kwam van de week [F] die zong [G] als [C] lijk zo bleek.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie,
[F] wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ _ _ _ [C] _ _ _
_ [F] De lieutenant _ geaffecteerd zei wie maakt hier [C] nu mopjes?
[Gm] Ik heb de zoet _ [C] geïnspecteerd ze slaak naar [F] haassehottes.
[G] Geef acht rechts [C] richter kom nou lui [F] wie [G] taakte [C] deze lui?
Ja, kom, zeg op. _
_ _ [F] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie heeft [C] er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ _ _ _ [C] _ _ _
_ _ [F] Tenslotte kwam de kolonel correct en [C] afgemeten.
[Gm] Zij strafmarcheer het hele [C] stelk ga in het [F] zwaantje eten.
[G] En schrokkende [C] de heide [F] door zong de [G] pompie [C] in koor.
Wie, wie, wie, wie, wie, wie, [F] wie?
Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
[C] Wie heeft dat gedaan?
[F] Wie heeft dat gedaan?
De hele [C] compagnie die [F] heeft het eten laten staan.
[Gm] Wie [C] heeft er suiker [F] in de hertessoep gedaan?
_ _ _ _ _ [C] _ _ [F] _ _ [N] _ _ _ _ _ _