Chords for Kris Debruyne - De onverbiddelijke Zoener.wmv
Tempo:
106.05 bpm
Chords used:
Ab
Db
B
Bb
Eb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Ab]
De bleekblauwe kanarie piet wil vluchten, maar hij kan het niet.
Hij is te bang.
De kikker in de diepe gracht komt boven, [B] want het wordt al [Ab] nacht.
Maar niet voor lang.
[Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De [Ab] onverbedelijke zoener.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De onverbedelijke [Ab] zoener.
Het meisje in de minirook verslikt zich hevig, want zij schrok.
Maar het was te laat.
Het schaapje dat de grazen stond, ziet plotseling een grote mond.
En inderdaad.
[Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij [B] doet het meestal, [Ab] wijl hij lacht.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De [Ab] onverbedelijke zoener.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De onverbedelijke [Ab] zoener.
De mestkeper kijkt kort z'n grond, want zoenen vindt [B] hij niet [Ab] gezond.
Het baat hem niet.
En als hij denkt dat je het niet ziet, de zoener spaart zichzelf niet.
Zichzelf niet.
[Bb] Want uit geduisterd duikt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, schrikt zich [Ab] groot.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
De [Db] onverbedelijke zoener.
[Ab]
[Db]
[Ab]
[Db]
De bleekblauwe kanarie piet wil vluchten, maar hij kan het niet.
Hij is te bang.
De kikker in de diepe gracht komt boven, [B] want het wordt al [Ab] nacht.
Maar niet voor lang.
[Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De [Ab] onverbedelijke zoener.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De onverbedelijke [Ab] zoener.
Het meisje in de minirook verslikt zich hevig, want zij schrok.
Maar het was te laat.
Het schaapje dat de grazen stond, ziet plotseling een grote mond.
En inderdaad.
[Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij [B] doet het meestal, [Ab] wijl hij lacht.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De [Ab] onverbedelijke zoener.
De [Db] onverbedelijke zoener.
De onverbedelijke [Ab] zoener.
De mestkeper kijkt kort z'n grond, want zoenen vindt [B] hij niet [Ab] gezond.
Het baat hem niet.
En als hij denkt dat je het niet ziet, de zoener spaart zichzelf niet.
Zichzelf niet.
[Bb] Want uit geduisterd duikt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, schrikt zich [Ab] groot.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
De [Db] onverbedelijke zoener.
[Ab]
[Db]
[Ab]
[Db]
Key:
Ab
Db
B
Bb
Eb
Ab
Db
B
[Ab] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ De bleekblauwe kanarie piet wil vluchten, maar hij kan het niet. _
Hij is te bang.
_ De kikker in de diepe gracht komt boven, [B] want het wordt al [Ab] nacht.
Maar niet voor lang.
_ [Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Ab] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De onverbedelijke [Ab] zoener.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Het meisje in de minirook verslikt zich hevig, want zij schrok.
_ Maar het was te laat.
_ Het schaapje dat de grazen stond, ziet plotseling een grote mond.
En inderdaad.
_ [Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij [B] doet het meestal, [Ab] wijl hij lacht.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Ab] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De onverbedelijke [Ab] zoener. _ _ _ _
_ _ _ _ _ De mestkeper kijkt kort z'n grond, want zoenen vindt [B] hij niet [Ab] gezond. _
Het baat hem niet.
_ En als hij denkt dat je het niet ziet, de zoener spaart zichzelf niet. _
_ Zichzelf niet.
_ [Bb] Want uit geduisterd duikt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, schrikt zich [Ab] groot.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ _ [Db] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ [Db] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ De bleekblauwe kanarie piet wil vluchten, maar hij kan het niet. _
Hij is te bang.
_ De kikker in de diepe gracht komt boven, [B] want het wordt al [Ab] nacht.
Maar niet voor lang.
_ [Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Ab] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De onverbedelijke [Ab] zoener.
_ _ _ _ _ _ _ _
_ Het meisje in de minirook verslikt zich hevig, want zij schrok.
_ Maar het was te laat.
_ Het schaapje dat de grazen stond, ziet plotseling een grote mond.
En inderdaad.
_ [Bb] Want uit geduisterd duipt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, [Ab] schrikt zich op.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij [B] doet het meestal, [Ab] wijl hij lacht.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Ab] onverbedelijke zoener.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ De onverbedelijke [Ab] zoener. _ _ _ _
_ _ _ _ _ De mestkeper kijkt kort z'n grond, want zoenen vindt [B] hij niet [Ab] gezond. _
Het baat hem niet.
_ En als hij denkt dat je het niet ziet, de zoener spaart zichzelf niet. _
_ Zichzelf niet.
_ [Bb] Want uit geduisterd duikt hij [Eb] op, en wie het meemaakt, schrikt zich [Ab] groot.
Hij doet het zacht en onverwacht, hij doet het meestal, wijl hij lacht.
_ _ De _ [Db] onverbedelijke zoener.
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ _ [Db] _ _
_ _ _ _ _ _ [Ab] _ _
_ _ _ _ _ [Db] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _