Goliath Chords.wmv by Marcel & Lydia Zimmer
Tempo:
151.85 bpm
Chords used:
C
Bb
Dm
A
D
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Dm] [D] [Bb]
[C] [G]
[Dm] [G] Goedendag.
[A] [Db]
[Dm] [Bb]
[G]
[Dm] Goedendag.
[Bb] [C] Het
[Bb] [A]
[Dm] volk van Israël had een [Bbm] enorm groot [Dm] probleem.
Het was Goliath een reus, [C] nee echt je kon [G] er niet omheen.
[Dm] Hij was geweldig fors [Bb] en breed en zo [C] ontzettend lang.
[Dm] Hij stond te schreeuwen en te [C] schelden, iedereen [G] werd bang.
[Bb] Maar David zag hem staan [C] en dacht ik kan me sterk [A] vergissen.
Maar Goliath, die is zo groot, ik kan [D] hem echt niet [Bb] missen.
[C]
[Bb] [A]
[D] David zei, wees maar niet [Bb] bang voor deze [F] filistijn.
[Dm] Ik reek hem met hem af, [C] echt waar ik krijg [G] hem heus wat kwaad.
[Dm] De koning zei, je hebt toch [Bb] geen idee [C] van hoe dat gaat.
[Dm] Jij bent nog veel te jong [C] en hij is al zo [B] lang soldaat.
[Bb] Maar David zei, soms vecht [C] ik tegen [F] leeuwen en op bier.
[A] God zal mij beschermen, als ik hem zijn [D] les ga [Dm] leren.
[Bb] Oh, jij moet [C] je wel eens [F] vergeten.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als [F] iedereen je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt [Db] hem af.
[Dm]
Zijn geteld.
[Bb] [C] [Bb] [A]
[C] [A] [Dm] Jij komt op me af met je [Bb] zwaard en [C] met je spier.
[D] [Dm] Maar ik kom in de naam [C] van de [G] allerhoogste heer.
[Dm] Jij gaat zo nog [Bb] letterlijk naar de [C] filistijnen.
[D] Want Goliath ik maak je [C] zo meteen een [G] kopje kleiner.
[Bb] Ik begrijp het, wapens [C] die door mensen zijn [F] bedacht.
[A] Hij zal overwinnen en geeft [D] jou en zijn macht.
[Bb] [C] [Bb] [A]
[F] [D]
Goliath had nooit [Bb] gedacht dat hij dit [C] niet zou winnen.
[Dm] Want toen hij in de aanval [C] ging schoot hem [G] iets de binnen.
[Dm] De kiezelsteen van David [Bb] had zijn voorhoofd [C] zo verwond.
[Dm] Dat hij niet meer kon blijven [C] staan en viel hij [G] in de groot.
[Bb] David piept grote [C] zwaard, het klikt [F] misschien wat maf.
[A] Maar aan het eind van het verhaal [C] is de [D] kop eraf.
[Bb] Goliath die bent [C] heel lief, bent [F] je duimp.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als iedereen [F] je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt hem [A] af.
Zijn [Dm] [Bb] geteld.
[C]
[Bb] [A]
[Em] Heb je zorgen en [C] problemen zo [D] ontzettend groot.
[Em] [D] Die virus goed [A] heeft gedood.
De [Em] oplossing voor het [C] probleem had hij niet [D] zelf bedacht.
[Em] Hij had de overwinning [D] alleen van [A] verwacht.
[C] Net als nu bij David [D] wil moet ook nu [G] bij jou zijn.
[B] Met hem krijg jij je zorgen en [Em] problemen ook wel klein.
[C] [G]
[Dm] [G] Goedendag.
[A] [Db]
[Dm] [Bb]
[G]
[Dm] Goedendag.
[Bb] [C] Het
[Bb] [A]
[Dm] volk van Israël had een [Bbm] enorm groot [Dm] probleem.
Het was Goliath een reus, [C] nee echt je kon [G] er niet omheen.
[Dm] Hij was geweldig fors [Bb] en breed en zo [C] ontzettend lang.
[Dm] Hij stond te schreeuwen en te [C] schelden, iedereen [G] werd bang.
[Bb] Maar David zag hem staan [C] en dacht ik kan me sterk [A] vergissen.
Maar Goliath, die is zo groot, ik kan [D] hem echt niet [Bb] missen.
[C]
[Bb] [A]
[D] David zei, wees maar niet [Bb] bang voor deze [F] filistijn.
[Dm] Ik reek hem met hem af, [C] echt waar ik krijg [G] hem heus wat kwaad.
[Dm] De koning zei, je hebt toch [Bb] geen idee [C] van hoe dat gaat.
[Dm] Jij bent nog veel te jong [C] en hij is al zo [B] lang soldaat.
[Bb] Maar David zei, soms vecht [C] ik tegen [F] leeuwen en op bier.
[A] God zal mij beschermen, als ik hem zijn [D] les ga [Dm] leren.
[Bb] Oh, jij moet [C] je wel eens [F] vergeten.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als [F] iedereen je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt [Db] hem af.
[Dm]
Zijn geteld.
[Bb] [C] [Bb] [A]
[C] [A] [Dm] Jij komt op me af met je [Bb] zwaard en [C] met je spier.
[D] [Dm] Maar ik kom in de naam [C] van de [G] allerhoogste heer.
[Dm] Jij gaat zo nog [Bb] letterlijk naar de [C] filistijnen.
[D] Want Goliath ik maak je [C] zo meteen een [G] kopje kleiner.
[Bb] Ik begrijp het, wapens [C] die door mensen zijn [F] bedacht.
[A] Hij zal overwinnen en geeft [D] jou en zijn macht.
[Bb] [C] [Bb] [A]
[F] [D]
Goliath had nooit [Bb] gedacht dat hij dit [C] niet zou winnen.
[Dm] Want toen hij in de aanval [C] ging schoot hem [G] iets de binnen.
[Dm] De kiezelsteen van David [Bb] had zijn voorhoofd [C] zo verwond.
[Dm] Dat hij niet meer kon blijven [C] staan en viel hij [G] in de groot.
[Bb] David piept grote [C] zwaard, het klikt [F] misschien wat maf.
[A] Maar aan het eind van het verhaal [C] is de [D] kop eraf.
[Bb] Goliath die bent [C] heel lief, bent [F] je duimp.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als iedereen [F] je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt hem [A] af.
Zijn [Dm] [Bb] geteld.
[C]
[Bb] [A]
[Em] Heb je zorgen en [C] problemen zo [D] ontzettend groot.
[Em] [D] Die virus goed [A] heeft gedood.
De [Em] oplossing voor het [C] probleem had hij niet [D] zelf bedacht.
[Em] Hij had de overwinning [D] alleen van [A] verwacht.
[C] Net als nu bij David [D] wil moet ook nu [G] bij jou zijn.
[B] Met hem krijg jij je zorgen en [Em] problemen ook wel klein.
Key:
C
Bb
Dm
A
D
C
Bb
Dm
_ [Dm] _ _ [D] _ _ _ [Bb] _ _
_ _ [C] _ _ _ [G] _ _ _
_ _ [Dm] _ _ _ [G] Goedendag. _
_ _ [A] _ _ _ _ _ [Db] _
_ [Dm] _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ [G] _ _ _ _ _ _
_ [Dm] Goedendag.
_ _ [Bb] [C] Het _
_ [Bb] _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ [Dm] volk van Israël had een [Bbm] enorm groot [Dm] probleem.
Het was Goliath een reus, [C] nee echt je kon [G] er niet omheen.
[Dm] Hij was geweldig fors [Bb] en breed en zo [C] ontzettend lang.
[Dm] Hij stond te schreeuwen en te [C] schelden, iedereen [G] werd bang.
[Bb] Maar David zag hem staan [C] en dacht ik kan me sterk [A] vergissen.
Maar Goliath, die is zo groot, ik kan [D] hem echt niet [Bb] missen.
_ [C] _ _
_ [Bb] _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ [D] David zei, wees maar niet [Bb] bang voor deze [F] filistijn.
[Dm] Ik reek hem met hem af, [C] echt waar ik krijg [G] hem heus wat kwaad.
[Dm] De koning zei, je hebt toch [Bb] geen idee [C] van hoe dat gaat.
[Dm] Jij bent nog veel te jong [C] en hij is al zo [B] lang soldaat.
[Bb] Maar David zei, soms vecht [C] ik tegen [F] leeuwen en op bier.
[A] God zal mij beschermen, als ik hem zijn [D] les ga [Dm] leren.
_ _ [Bb] Oh, jij moet [C] je wel eens [F] vergeten.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als [F] iedereen je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt [Db] hem af.
_ _ [Dm] _ _
Zijn geteld.
[Bb] _ [C] _ _ _ [Bb] _ [A] _ _
_ _ [C] _ _ [A] _ _ [Dm] Jij komt op me af met je [Bb] zwaard en [C] met je spier.
[D] [Dm] Maar ik kom in de naam [C] van de [G] allerhoogste heer.
[Dm] Jij gaat zo nog [Bb] letterlijk naar de [C] filistijnen.
[D] Want Goliath ik maak je [C] zo meteen een [G] kopje kleiner.
[Bb] Ik begrijp het, wapens [C] die door mensen zijn [F] bedacht.
[A] Hij zal _ overwinnen en geeft [D] jou en zijn macht.
_ [Bb] _ [C] _ _ _ [Bb] _ [A] _ _
_ _ _ [F] _ _ _ [D] _
Goliath had nooit [Bb] gedacht dat hij dit [C] niet zou winnen.
[Dm] Want toen hij in de aanval [C] ging schoot hem [G] iets de binnen.
[Dm] De kiezelsteen van David [Bb] had zijn voorhoofd [C] zo verwond.
[Dm] Dat hij niet meer kon blijven [C] staan en viel hij [G] in de groot.
[Bb] David piept grote [C] zwaard, het klikt [F] misschien wat maf.
[A] Maar aan het eind van het verhaal _ [C] is de [D] kop eraf.
_ _ [Bb] _ Goliath die bent [C] heel lief, bent [F] je duimp.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als iedereen [F] je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt hem [A] af. _
Zijn [Dm] _ [Bb] geteld.
_ [C] _ _
[Bb] _ [A] _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Em] Heb je zorgen en [C] problemen zo [D] ontzettend groot.
[Em] _ _ _ [D] Die virus goed [A] heeft gedood.
De [Em] oplossing voor het [C] probleem had hij niet [D] zelf bedacht.
[Em] Hij had de overwinning [D] alleen van [A] verwacht.
[C] Net als nu bij David [D] wil moet ook nu [G] bij jou zijn.
[B] Met hem krijg jij je zorgen en [Em] problemen ook wel klein. _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [C] _ _ _ [G] _ _ _
_ _ [Dm] _ _ _ [G] Goedendag. _
_ _ [A] _ _ _ _ _ [Db] _
_ [Dm] _ _ _ _ _ [Bb] _ _
_ _ [G] _ _ _ _ _ _
_ [Dm] Goedendag.
_ _ [Bb] [C] Het _
_ [Bb] _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ [Dm] volk van Israël had een [Bbm] enorm groot [Dm] probleem.
Het was Goliath een reus, [C] nee echt je kon [G] er niet omheen.
[Dm] Hij was geweldig fors [Bb] en breed en zo [C] ontzettend lang.
[Dm] Hij stond te schreeuwen en te [C] schelden, iedereen [G] werd bang.
[Bb] Maar David zag hem staan [C] en dacht ik kan me sterk [A] vergissen.
Maar Goliath, die is zo groot, ik kan [D] hem echt niet [Bb] missen.
_ [C] _ _
_ [Bb] _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ [D] David zei, wees maar niet [Bb] bang voor deze [F] filistijn.
[Dm] Ik reek hem met hem af, [C] echt waar ik krijg [G] hem heus wat kwaad.
[Dm] De koning zei, je hebt toch [Bb] geen idee [C] van hoe dat gaat.
[Dm] Jij bent nog veel te jong [C] en hij is al zo [B] lang soldaat.
[Bb] Maar David zei, soms vecht [C] ik tegen [F] leeuwen en op bier.
[A] God zal mij beschermen, als ik hem zijn [D] les ga [Dm] leren.
_ _ [Bb] Oh, jij moet [C] je wel eens [F] vergeten.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als [F] iedereen je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt [Db] hem af.
_ _ [Dm] _ _
Zijn geteld.
[Bb] _ [C] _ _ _ [Bb] _ [A] _ _
_ _ [C] _ _ [A] _ _ [Dm] Jij komt op me af met je [Bb] zwaard en [C] met je spier.
[D] [Dm] Maar ik kom in de naam [C] van de [G] allerhoogste heer.
[Dm] Jij gaat zo nog [Bb] letterlijk naar de [C] filistijnen.
[D] Want Goliath ik maak je [C] zo meteen een [G] kopje kleiner.
[Bb] Ik begrijp het, wapens [C] die door mensen zijn [F] bedacht.
[A] Hij zal _ overwinnen en geeft [D] jou en zijn macht.
_ [Bb] _ [C] _ _ _ [Bb] _ [A] _ _
_ _ _ [F] _ _ _ [D] _
Goliath had nooit [Bb] gedacht dat hij dit [C] niet zou winnen.
[Dm] Want toen hij in de aanval [C] ging schoot hem [G] iets de binnen.
[Dm] De kiezelsteen van David [Bb] had zijn voorhoofd [C] zo verwond.
[Dm] Dat hij niet meer kon blijven [C] staan en viel hij [G] in de groot.
[Bb] David piept grote [C] zwaard, het klikt [F] misschien wat maf.
[A] Maar aan het eind van het verhaal _ [C] is de [D] kop eraf.
_ _ [Bb] _ Goliath die bent [C] heel lief, bent [F] je duimp.
[Bb] Je doet wel ergens toe [C] als iedereen [F] je kent.
[Bb] Ze zeggen dan misschien wel [A] jij bent onze [Dm] grote held.
[Bb] Maar Goliath je haalt hem [A] af. _
Zijn [Dm] _ [Bb] geteld.
_ [C] _ _
[Bb] _ [A] _ _ _ _ _ _ _
_ _ [Em] Heb je zorgen en [C] problemen zo [D] ontzettend groot.
[Em] _ _ _ [D] Die virus goed [A] heeft gedood.
De [Em] oplossing voor het [C] probleem had hij niet [D] zelf bedacht.
[Em] Hij had de overwinning [D] alleen van [A] verwacht.
[C] Net als nu bij David [D] wil moet ook nu [G] bij jou zijn.
[B] Met hem krijg jij je zorgen en [Em] problemen ook wel klein. _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _