Een reisje langs de Rijn Chords by Willy Alberti, Willeke Alberti
Tempo:
109.2 bpm
Chords used:
Bb
Eb
Gm
C
F
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F] [Eb] [Bb] [Bb]
Laatst trokken [Eb] we uit de Loterwei een [Bb] aardig reisje.
Zij tot me vrienden maakte met mij een [Eb] aardig reisje.
Die wou naar Brussel of Parijs, die [Bb] weer naar Londen.
[Gb] Vooruit [Bb] riep ik, we maken vijf, een reisje langs de Rijn.
In een wip, zakken lood, zat een klopje op de [Gm] [Eb] boot.
Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zagons in [C] de mannen schijn, schijn, schijn.
Met een lekker [Eb] potje bier, bier, bier.
Aan de sfeer, sfeer, sfeer, [Bb] op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [Bb] in de kajuit, kajuit, kajuit.
[Fm] Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, [Bb] fijn, fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn.
[F] [Eb] [Bb]
[Eb] Zo kwamen we prachtig weer, het [Bb] eerst bij Keulen.
Mijn tante walst over het dek, als een [Eb]
joonpeulen.
Oom Kees nam zijn harmonica en ging [Bb]
aantrekken.
[C] En [Bb] dadelijk zong Grommenteut, boodsblank, wat pies moes je.
Lichtjes zaar, welk gevaar?
Riep Adop, ik word zo [Gm] naam.
[Eb] Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zagons in de [C] maan, een scheen, scheen, scheen.
[Gm] Met een lekker puntje vier, vier, vier.
Aan de sfeer, sfeer, [Bb] sfeer, op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je langs [Eb] de Rijn.
[F]
[Bb] [Eb] Bij Manheim kwam er bliksem, er begon [Bb] te waaien.
Mijn vante riep, het [C] schip vergaat, we zijn voor [Eb] de haaien.
Zij vloog naar de commandobrug en riep, [Bb] kapteintje,
beneden in de eerste [Cm] klas [Bb] ligt nog mijn beugeltas.
O [Bb] kaptein, maak geen zin, geef me een gouden slokje brandewijn.
[Gm] Ja, [Eb] ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zag ons in de [C] maan een schijn, schijn, schijn.
Met een [Bb] lekker badje bier, bier, bier.
Aapjes, bier, bier, bier, op de rivier, rivier, [Eb] rivier.
Zo reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die is zo [Gm] deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn.
Laatst trokken [Eb] we uit de Loterwei een [Bb] aardig reisje.
Zij tot me vrienden maakte met mij een [Eb] aardig reisje.
Die wou naar Brussel of Parijs, die [Bb] weer naar Londen.
[Gb] Vooruit [Bb] riep ik, we maken vijf, een reisje langs de Rijn.
In een wip, zakken lood, zat een klopje op de [Gm] [Eb] boot.
Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zagons in [C] de mannen schijn, schijn, schijn.
Met een lekker [Eb] potje bier, bier, bier.
Aan de sfeer, sfeer, sfeer, [Bb] op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [Bb] in de kajuit, kajuit, kajuit.
[Fm] Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, [Bb] fijn, fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn.
[F] [Eb] [Bb]
[Eb] Zo kwamen we prachtig weer, het [Bb] eerst bij Keulen.
Mijn tante walst over het dek, als een [Eb]
joonpeulen.
Oom Kees nam zijn harmonica en ging [Bb]
aantrekken.
[C] En [Bb] dadelijk zong Grommenteut, boodsblank, wat pies moes je.
Lichtjes zaar, welk gevaar?
Riep Adop, ik word zo [Gm] naam.
[Eb] Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zagons in de [C] maan, een scheen, scheen, scheen.
[Gm] Met een lekker puntje vier, vier, vier.
Aan de sfeer, sfeer, [Bb] sfeer, op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je langs [Eb] de Rijn.
[F]
[Bb] [Eb] Bij Manheim kwam er bliksem, er begon [Bb] te waaien.
Mijn vante riep, het [C] schip vergaat, we zijn voor [Eb] de haaien.
Zij vloog naar de commandobrug en riep, [Bb] kapteintje,
beneden in de eerste [Cm] klas [Bb] ligt nog mijn beugeltas.
O [Bb] kaptein, maak geen zin, geef me een gouden slokje brandewijn.
[Gm] Ja, [Eb] ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zag ons in de [C] maan een schijn, schijn, schijn.
Met een [Bb] lekker badje bier, bier, bier.
Aapjes, bier, bier, bier, op de rivier, rivier, [Eb] rivier.
Zo reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die is zo [Gm] deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn.
Key:
Bb
Eb
Gm
C
F
Bb
Eb
Gm
_ [F] _ [Eb] _ [Bb] _ _ _ [Bb] _ _
Laatst trokken [Eb] we uit de Loterwei een [Bb] aardig reisje.
Zij tot me vrienden maakte met mij een [Eb] aardig reisje.
Die wou naar Brussel of Parijs, die [Bb] weer naar Londen.
[Gb] Vooruit [Bb] riep ik, we maken vijf, een reisje langs de Rijn.
In een wip, zakken lood, zat een klopje op de [Gm] [Eb] boot.
Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
_ Zagons in [C] de mannen schijn, schijn, schijn.
Met een lekker [Eb] potje bier, bier, bier.
Aan de sfeer, sfeer, sfeer, [Bb] op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
_ Allemaal [Bb] in de kajuit, kajuit, kajuit.
[Fm] Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, [Bb] fijn, fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn.
_ [F] _ [Eb] _ _ _ _ [Bb] _ _
[Eb] Zo kwamen we prachtig weer, het [Bb] eerst bij Keulen.
Mijn tante walst over het dek, als een [Eb] _
joonpeulen.
Oom Kees nam zijn harmonica en ging [Bb] _
aantrekken.
[C] En [Bb] dadelijk zong Grommenteut, boodsblank, wat pies moes je.
Lichtjes zaar, welk gevaar?
Riep Adop, ik word zo [Gm] naam.
[Eb] Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
_ Zagons in de [C] maan, een scheen, scheen, scheen.
_ [Gm] Met een lekker puntje vier, vier, vier.
Aan de sfeer, sfeer, [Bb] sfeer, op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
_ Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je langs [Eb] de _ Rijn.
[F] _
_ _ [Bb] _ _ _ _ [Eb] Bij Manheim kwam er bliksem, er begon [Bb] te waaien.
Mijn vante riep, het [C] schip vergaat, we zijn voor [Eb] de haaien.
Zij vloog naar de commandobrug en riep, [Bb] kapteintje,
beneden in de eerste [Cm] klas [Bb] ligt nog mijn beugeltas.
O [Bb] kaptein, maak geen zin, geef me een gouden slokje brandewijn.
[Gm] Ja, [Eb] ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zag ons in de [C] maan een schijn, schijn, schijn.
Met een [Bb] lekker badje bier, bier, bier.
Aapjes, bier, bier, bier, op de rivier, rivier, [Eb] rivier.
Zo reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die is zo [Gm] deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn. _ _ _ _ _
Laatst trokken [Eb] we uit de Loterwei een [Bb] aardig reisje.
Zij tot me vrienden maakte met mij een [Eb] aardig reisje.
Die wou naar Brussel of Parijs, die [Bb] weer naar Londen.
[Gb] Vooruit [Bb] riep ik, we maken vijf, een reisje langs de Rijn.
In een wip, zakken lood, zat een klopje op de [Gm] [Eb] boot.
Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
_ Zagons in [C] de mannen schijn, schijn, schijn.
Met een lekker [Eb] potje bier, bier, bier.
Aan de sfeer, sfeer, sfeer, [Bb] op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
_ Allemaal [Bb] in de kajuit, kajuit, kajuit.
[Fm] Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, [Bb] fijn, fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn.
_ [F] _ [Eb] _ _ _ _ [Bb] _ _
[Eb] Zo kwamen we prachtig weer, het [Bb] eerst bij Keulen.
Mijn tante walst over het dek, als een [Eb] _
joonpeulen.
Oom Kees nam zijn harmonica en ging [Bb] _
aantrekken.
[C] En [Bb] dadelijk zong Grommenteut, boodsblank, wat pies moes je.
Lichtjes zaar, welk gevaar?
Riep Adop, ik word zo [Gm] naam.
[Eb] Ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
_ Zagons in de [C] maan, een scheen, scheen, scheen.
_ [Gm] Met een lekker puntje vier, vier, vier.
Aan de sfeer, sfeer, [Bb] sfeer, op de rivier, rivier.
Zo [Eb] reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
_ Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die [Gm] is zo deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je langs [Eb] de _ Rijn.
[F] _
_ _ [Bb] _ _ _ _ [Eb] Bij Manheim kwam er bliksem, er begon [Bb] te waaien.
Mijn vante riep, het [C] schip vergaat, we zijn voor [Eb] de haaien.
Zij vloog naar de commandobrug en riep, [Bb] kapteintje,
beneden in de eerste [Cm] klas [Bb] ligt nog mijn beugeltas.
O [Bb] kaptein, maak geen zin, geef me een gouden slokje brandewijn.
[Gm] Ja, [Eb] ja, zo reis je langs de Rijn, Rijn, Rijn.
Zag ons in de [C] maan een schijn, schijn, schijn.
Met een [Bb] lekker badje bier, bier, bier.
Aapjes, bier, bier, bier, op de rivier, rivier, [Eb] rivier.
Zo reis je met een ieverwetse schuit, schuit, schuit.
Allemaal [C] in de kajuit, kajuit, kajuit.
Die is zo [Gm] deftig, die is zo fijn, fijn, [Bb] fijn.
Zo reis je [Eb] langs de Rijn. _ _ _ _ _