Chords for Dutch Boys - Ik proat plat
Tempo:
120.6 bpm
Chords used:
D
A
G
E
B
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[D] [G] [D] [A]
[D] [G] [A]
[D] Hé pa, heb jij vandaag weer een portal wel gezien?
Voor Nederlanders een één, maar voor sporten [F#m] een dikke tien.
[G] Hardlopen, boksspringen, dat doe ik met gemak.
[D] Maar die Nederlandse taal, dat is niet mijn sterkste vak.
[A] De meester die beweert dat hij mezelf niet kan verstaan,
[D] hij zegt als ik zo praten diep, dan krijg ik nooit een baard.
Ach, het maakt toch geen verschil als hij zegt bruin en ik zeg brun.
Of smaken bloemkool uit zijn tuin, peteren uit mijn tuin.
[G] Lustig eens naar vriezen, want het is net buitenlands.
[D] En dan die g in Limburg is ook aan de zachte kant.
[A] Ja pa, dat kan wel wezen, maar doe mij niet een plezier.
[D] Praat niet toch eens Nederlands, al is maar 15 minuten.
[G] Nee, ik praat plant, ik praat [A] plant, ha, ha.
[C#] En geen [D] mens die doet me wat.
[F#]
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die doet me wat.
Zeg, App, want jij is Muslim.
En jij hoe in Koes.
Dus die meester dacht dat jij niet wist hoe je praten moest.
[G] Maar die man die heeft gelijk en het komt allemaal door ons [E] vaart.
[D] Die praat de hele dag zo plat, ik doe hem automatisch [E] naar.
[A] Hij heffert over zwin, koeien, gip in het land.
[D] Die vaart die hef van [C#m] [D] Nederlandse taal, geen verstand.
Zeg App, als jij nu zo begint, dan krijg ik weer [F#] trommelhand.
Jou va is echt de doomsgeniet van dit gekke land.
[G] Ik was natuurlijk niet altijd de beste van de klas.
[D] Want ik keek meestal naar buiten, naar de schapen in het glas.
Maar met [A] voetballen was jij toch de beste van de hele school.
[D] Want waar giep men als jij scoorde?
Alweer een boerenkool.
[G] Juist, ik praat plant, [E] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
[F#]
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat [A] plant, ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
Maar ik kan dat wel.
Niet eens.
Walles.
Niet eens.
[A] Walles, let maar op.
De [D] schapen [A] grazen op de [D] Drentsche Weij.
Uitstekend, geweldig, dat is prachtig.
De vaarden [A] galoperen in [D] de Weij.
Ongelooflijk, [B] fantastisch, dat is maagder.
[E] Ik lust geen ruine [B] bonen, dat [E] zegt Bartje.
Bartje?
Ja, Bartje.
Dan koop ik hem [B] wat lekker sturen.
[E] Nee, je leert de lotje lopen langs de lange lindelaan.
Ik zal dat kind een fietsje kopen, zal het wat, wat sneller gaan.
Waar je nu ook woont, op het land of in de stad.
Bier is bier en patat is [B] patat.
Het [G] is niet zo eenvoudig met dat [E] dialect.
Want iedere koe die looit, zoals hij is gedekt.
[A] Ik praat plant, [A#] ik praat [Bm] plant, ha, [D#] ha.
En geen [E] mens die dat mee waard.
[G#]
[A] Ik praat plant, [F#] ik praat [B] plant, ha, ha.
En geen [E] mens die dat mee waard.
[F#m] Ik praat plant, [Bm] ik praat plant, ha, ha.
[B] En geen [E] mens die dat mee waard.
[G#]
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, ha, ha.
En [E] geen mens die dat mee waard.
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, [G] ha, ha.
En geen mens die dat [E] mee waard.
[A]
[D] [G] [A]
[D] Hé pa, heb jij vandaag weer een portal wel gezien?
Voor Nederlanders een één, maar voor sporten [F#m] een dikke tien.
[G] Hardlopen, boksspringen, dat doe ik met gemak.
[D] Maar die Nederlandse taal, dat is niet mijn sterkste vak.
[A] De meester die beweert dat hij mezelf niet kan verstaan,
[D] hij zegt als ik zo praten diep, dan krijg ik nooit een baard.
Ach, het maakt toch geen verschil als hij zegt bruin en ik zeg brun.
Of smaken bloemkool uit zijn tuin, peteren uit mijn tuin.
[G] Lustig eens naar vriezen, want het is net buitenlands.
[D] En dan die g in Limburg is ook aan de zachte kant.
[A] Ja pa, dat kan wel wezen, maar doe mij niet een plezier.
[D] Praat niet toch eens Nederlands, al is maar 15 minuten.
[G] Nee, ik praat plant, ik praat [A] plant, ha, ha.
[C#] En geen [D] mens die doet me wat.
[F#]
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die doet me wat.
Zeg, App, want jij is Muslim.
En jij hoe in Koes.
Dus die meester dacht dat jij niet wist hoe je praten moest.
[G] Maar die man die heeft gelijk en het komt allemaal door ons [E] vaart.
[D] Die praat de hele dag zo plat, ik doe hem automatisch [E] naar.
[A] Hij heffert over zwin, koeien, gip in het land.
[D] Die vaart die hef van [C#m] [D] Nederlandse taal, geen verstand.
Zeg App, als jij nu zo begint, dan krijg ik weer [F#] trommelhand.
Jou va is echt de doomsgeniet van dit gekke land.
[G] Ik was natuurlijk niet altijd de beste van de klas.
[D] Want ik keek meestal naar buiten, naar de schapen in het glas.
Maar met [A] voetballen was jij toch de beste van de hele school.
[D] Want waar giep men als jij scoorde?
Alweer een boerenkool.
[G] Juist, ik praat plant, [E] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
[F#]
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat [A] plant, ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
Maar ik kan dat wel.
Niet eens.
Walles.
Niet eens.
[A] Walles, let maar op.
De [D] schapen [A] grazen op de [D] Drentsche Weij.
Uitstekend, geweldig, dat is prachtig.
De vaarden [A] galoperen in [D] de Weij.
Ongelooflijk, [B] fantastisch, dat is maagder.
[E] Ik lust geen ruine [B] bonen, dat [E] zegt Bartje.
Bartje?
Ja, Bartje.
Dan koop ik hem [B] wat lekker sturen.
[E] Nee, je leert de lotje lopen langs de lange lindelaan.
Ik zal dat kind een fietsje kopen, zal het wat, wat sneller gaan.
Waar je nu ook woont, op het land of in de stad.
Bier is bier en patat is [B] patat.
Het [G] is niet zo eenvoudig met dat [E] dialect.
Want iedere koe die looit, zoals hij is gedekt.
[A] Ik praat plant, [A#] ik praat [Bm] plant, ha, [D#] ha.
En geen [E] mens die dat mee waard.
[G#]
[A] Ik praat plant, [F#] ik praat [B] plant, ha, ha.
En geen [E] mens die dat mee waard.
[F#m] Ik praat plant, [Bm] ik praat plant, ha, ha.
[B] En geen [E] mens die dat mee waard.
[G#]
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, ha, ha.
En [E] geen mens die dat mee waard.
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, [G] ha, ha.
En geen mens die dat [E] mee waard.
[A]
Key:
D
A
G
E
B
D
A
G
[D] _ _ [G] _ _ [D] _ _ [A] _ _
[D] _ _ [G] _ _ [A] _ _ _
[D] Hé pa, heb jij vandaag weer een portal wel gezien?
Voor Nederlanders een één, maar voor sporten [F#m] een dikke tien.
[G] _ Hardlopen, boksspringen, dat doe ik met gemak.
[D] Maar die Nederlandse taal, dat is niet mijn sterkste vak.
[A] De meester die beweert dat hij mezelf niet kan verstaan,
[D] hij zegt als ik zo praten diep, dan krijg ik nooit een baard.
Ach, het maakt toch geen verschil als hij zegt bruin en ik zeg brun.
Of smaken bloemkool uit zijn tuin, peteren uit mijn tuin.
[G] Lustig eens naar vriezen, want het is net buitenlands.
[D] En dan die g in Limburg is ook aan de zachte kant.
[A] Ja pa, dat kan wel wezen, maar doe mij niet een plezier.
[D] Praat niet toch eens Nederlands, al is maar 15 minuten.
[G] Nee, ik praat plant, ik praat [A] plant, ha, ha.
[C#] En geen [D] mens die doet me wat.
_ _ _ _ [F#] _
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die doet me wat. _ _ _ _
Zeg, App, want jij is Muslim.
En jij hoe in Koes.
Dus die meester dacht dat jij niet wist hoe je praten moest.
[G] Maar die man die heeft gelijk en het komt allemaal door ons [E] vaart.
[D] Die praat de hele dag zo plat, ik doe hem automatisch [E] naar.
[A] Hij heffert over zwin, koeien, gip in het land.
[D] Die vaart die hef van [C#m] [D] Nederlandse taal, geen verstand.
Zeg App, als jij nu zo begint, dan krijg ik weer [F#] trommelhand.
Jou va is echt de doomsgeniet van dit gekke land.
[G] Ik was natuurlijk niet altijd de beste van de klas.
[D] Want ik keek meestal naar buiten, naar de schapen in het glas.
Maar met [A] voetballen was jij toch de beste van de hele school.
[D] Want waar giep men als jij scoorde?
Alweer een boerenkool.
[G] Juist, ik praat plant, [E] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
_ _ _ [F#] _ _
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat [A] plant, ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
Maar ik kan dat wel.
Niet eens.
Walles.
Niet eens.
[A] Walles, let maar op.
De [D] schapen [A] grazen op de [D] Drentsche Weij.
Uitstekend, geweldig, dat is prachtig.
De vaarden _ [A] _ galoperen in [D] de Weij.
Ongelooflijk, [B] fantastisch, dat is maagder.
[E] Ik lust geen ruine [B] bonen, dat [E] zegt Bartje.
Bartje?
Ja, Bartje. _
Dan koop ik hem [B] wat lekker sturen.
[E] Nee, je leert de lotje lopen langs de lange lindelaan.
Ik zal dat kind een fietsje kopen, zal het wat, wat sneller gaan.
Waar je nu ook woont, op het land of in de stad.
Bier is bier en patat is [B] patat.
Het [G] is niet zo eenvoudig met dat [E] dialect.
Want iedere koe die looit, zoals hij is gedekt.
[A] Ik praat plant, [A#] ik praat [Bm] plant, ha, [D#] ha.
En geen [E] mens die dat mee waard.
_ _ _ [G#] _
[A] Ik praat plant, [F#] ik praat [B] plant, ha, ha.
En geen [E] mens die dat mee waard. _ _ _ _
[F#m] Ik praat plant, [Bm] ik praat plant, ha, ha.
[B] En geen [E] mens die dat mee waard.
_ _ _ _ [G#]
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, ha, ha.
En [E] geen mens die dat mee waard. _ _ _ _
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, [G] ha, ha.
En geen mens die dat [E] mee waard. _ _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _
[D] _ _ [G] _ _ [A] _ _ _
[D] Hé pa, heb jij vandaag weer een portal wel gezien?
Voor Nederlanders een één, maar voor sporten [F#m] een dikke tien.
[G] _ Hardlopen, boksspringen, dat doe ik met gemak.
[D] Maar die Nederlandse taal, dat is niet mijn sterkste vak.
[A] De meester die beweert dat hij mezelf niet kan verstaan,
[D] hij zegt als ik zo praten diep, dan krijg ik nooit een baard.
Ach, het maakt toch geen verschil als hij zegt bruin en ik zeg brun.
Of smaken bloemkool uit zijn tuin, peteren uit mijn tuin.
[G] Lustig eens naar vriezen, want het is net buitenlands.
[D] En dan die g in Limburg is ook aan de zachte kant.
[A] Ja pa, dat kan wel wezen, maar doe mij niet een plezier.
[D] Praat niet toch eens Nederlands, al is maar 15 minuten.
[G] Nee, ik praat plant, ik praat [A] plant, ha, ha.
[C#] En geen [D] mens die doet me wat.
_ _ _ _ [F#] _
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die doet me wat. _ _ _ _
Zeg, App, want jij is Muslim.
En jij hoe in Koes.
Dus die meester dacht dat jij niet wist hoe je praten moest.
[G] Maar die man die heeft gelijk en het komt allemaal door ons [E] vaart.
[D] Die praat de hele dag zo plat, ik doe hem automatisch [E] naar.
[A] Hij heffert over zwin, koeien, gip in het land.
[D] Die vaart die hef van [C#m] [D] Nederlandse taal, geen verstand.
Zeg App, als jij nu zo begint, dan krijg ik weer [F#] trommelhand.
Jou va is echt de doomsgeniet van dit gekke land.
[G] Ik was natuurlijk niet altijd de beste van de klas.
[D] Want ik keek meestal naar buiten, naar de schapen in het glas.
Maar met [A] voetballen was jij toch de beste van de hele school.
[D] Want waar giep men als jij scoorde?
Alweer een boerenkool.
[G] Juist, ik praat plant, [E] ik praat plant, [A] ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
_ _ _ [F#] _ _
[G] Ik praat plant, [G#] ik praat [A] plant, ha, ha.
En geen [D] mens die dat mee waard.
Maar ik kan dat wel.
Niet eens.
Walles.
Niet eens.
[A] Walles, let maar op.
De [D] schapen [A] grazen op de [D] Drentsche Weij.
Uitstekend, geweldig, dat is prachtig.
De vaarden _ [A] _ galoperen in [D] de Weij.
Ongelooflijk, [B] fantastisch, dat is maagder.
[E] Ik lust geen ruine [B] bonen, dat [E] zegt Bartje.
Bartje?
Ja, Bartje. _
Dan koop ik hem [B] wat lekker sturen.
[E] Nee, je leert de lotje lopen langs de lange lindelaan.
Ik zal dat kind een fietsje kopen, zal het wat, wat sneller gaan.
Waar je nu ook woont, op het land of in de stad.
Bier is bier en patat is [B] patat.
Het [G] is niet zo eenvoudig met dat [E] dialect.
Want iedere koe die looit, zoals hij is gedekt.
[A] Ik praat plant, [A#] ik praat [Bm] plant, ha, [D#] ha.
En geen [E] mens die dat mee waard.
_ _ _ [G#] _
[A] Ik praat plant, [F#] ik praat [B] plant, ha, ha.
En geen [E] mens die dat mee waard. _ _ _ _
[F#m] Ik praat plant, [Bm] ik praat plant, ha, ha.
[B] En geen [E] mens die dat mee waard.
_ _ _ _ [G#]
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, ha, ha.
En [E] geen mens die dat mee waard. _ _ _ _
[A] Ik praat plant, ik [A#] praat [B] plant, [G] ha, ha.
En geen mens die dat [E] mee waard. _ _ _ _ _
[A] _ _ _ _ _ _ _ _