Chords for De Schooier en zijn Hond - Kees Pruis & Christine Nesna (1929)
Tempo:
119 bpm
Chords used:
Eb
Ab
F
C
Bb
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Ab] [Eb]
[Abm] Er dolde [Ab] door de stille [Eb] straat een oude [Ab] grijze schooier rond,
en werken zeilde [Eb] op zijn tassen [C] een [Fm] wieze, [Bb] korpte, [Eb] wieke hond.
De kogels [Ab] [B]
[Eb]
[C] [F]
[Bbm]
[Bb] [Eb]
van beiden waren uitgespoken en daardoor trouwen kongen honden.
[Ab] Door iedereen het [Eb] haar geplaat en iedereen schuiloe [Ab] wijs gejaagd,
[Fm] hadden we een [F] leed [Bbm] waarin verhoud [D] de [Ab] oude schooier [Eb] en [Ab] zijn hond.
Zo kleepten zij door [Eb] vele jaren hun leven van [Ab] ontbering voor,
en in die [F] jammer van [Eb] ellende [C] werd ieder [Fm] zoon [Bb] het traal [Eb] gesnoord.
Die [Ab] zieke
[Eb]
[Db] [C] [Gb]
[F] [Bbm]
rondte [Bb] heel vroeg en [Eb] vreselijk diep,
ze werden bij de steed gemieden en hadden veel [Ab] leed
[Eb] geleden.
[Ab] Dan heeft de hond zijn [Eb] hand geleefd terwijl de schooier [Ab] vastjes sneeg,
[Fm] naar [F] lichaam en naar het [Bbm] dier van [D] hond, de [Ab] oude schooier [Eb] en [Ab] zijn hond.
Toen op een nacht met [Eb] sneeuw en hagel, vervolgd in een [Ab] diep portie,
daar voelde de schooier [Eb] vreed het einde, [C] ze [Fm] waren beiden [Eb] stervend diep.
De [Ab] hond [Eb]
kik [Db] naartoe [C] droeven [F]
[Bbm] en [Bb] dekste
[Eb] rietje doel,
en bij het eerste morgengloren, toen kwamen beide [Ab] [Eb] doodgebroren.
[Ab] De schooier hond de huizen [Eb] verwijst, de schooier spreeuwde in de [Ab] doeven dijk,
daarna [F] de schooier dood [Bbm] en [D] de [Ab] schooier net [Bb] aan [Eb] haar
[Abm] Er dolde [Ab] door de stille [Eb] straat een oude [Ab] grijze schooier rond,
en werken zeilde [Eb] op zijn tassen [C] een [Fm] wieze, [Bb] korpte, [Eb] wieke hond.
De kogels [Ab] [B]
[Eb]
[C] [F]
[Bbm]
[Bb] [Eb]
van beiden waren uitgespoken en daardoor trouwen kongen honden.
[Ab] Door iedereen het [Eb] haar geplaat en iedereen schuiloe [Ab] wijs gejaagd,
[Fm] hadden we een [F] leed [Bbm] waarin verhoud [D] de [Ab] oude schooier [Eb] en [Ab] zijn hond.
Zo kleepten zij door [Eb] vele jaren hun leven van [Ab] ontbering voor,
en in die [F] jammer van [Eb] ellende [C] werd ieder [Fm] zoon [Bb] het traal [Eb] gesnoord.
Die [Ab] zieke
[Eb]
[Db] [C] [Gb]
[F] [Bbm]
rondte [Bb] heel vroeg en [Eb] vreselijk diep,
ze werden bij de steed gemieden en hadden veel [Ab] leed
[Eb] geleden.
[Ab] Dan heeft de hond zijn [Eb] hand geleefd terwijl de schooier [Ab] vastjes sneeg,
[Fm] naar [F] lichaam en naar het [Bbm] dier van [D] hond, de [Ab] oude schooier [Eb] en [Ab] zijn hond.
Toen op een nacht met [Eb] sneeuw en hagel, vervolgd in een [Ab] diep portie,
daar voelde de schooier [Eb] vreed het einde, [C] ze [Fm] waren beiden [Eb] stervend diep.
De [Ab] hond [Eb]
kik [Db] naartoe [C] droeven [F]
[Bbm] en [Bb] dekste
[Eb] rietje doel,
en bij het eerste morgengloren, toen kwamen beide [Ab] [Eb] doodgebroren.
[Ab] De schooier hond de huizen [Eb] verwijst, de schooier spreeuwde in de [Ab] doeven dijk,
daarna [F] de schooier dood [Bbm] en [D] de [Ab] schooier net [Bb] aan [Eb] haar
Key:
Eb
Ab
F
C
Bb
Eb
Ab
F
_ [Ab] _ _ _ _ [Eb] _ _ _
_ [Abm] Er dolde [Ab] door de stille [Eb] straat een oude [Ab] grijze schooier rond,
en werken zeilde [Eb] op zijn tassen [C] een [Fm] wieze, [Bb] korpte, [Eb] wieke _ hond.
De kogels [Ab] _ _ [B] _
_ [Eb] _ _ _ _ _ _ _
_ [C] _ _ _ _ _ [F] _ _
_ _ _ [Bbm] _ _ _ _ _
[Bb] _ _ _ _ _ [Eb] _ _ _
van beiden waren _ _ uitgespoken en daardoor trouwen kongen _ honden.
_ _ _ [Ab] Door _ iedereen het [Eb] haar _ geplaat en iedereen _ schuiloe [Ab] wijs gejaagd,
[Fm] hadden we een [F] leed _ [Bbm] waarin verhoud [D] de [Ab] oude schooier _ [Eb] _ en [Ab] zijn _ hond.
Zo kleepten zij door [Eb] vele jaren hun leven van [Ab] ontbering voor,
en in die _ [F] jammer van _ [Eb] ellende [C] werd ieder [Fm] zoon [Bb] het traal [Eb] gesnoord.
Die [Ab] zieke _
_ _ _ [Eb] _ _ _ _ _
_ [Db] _ _ [C] _ _ _ [Gb] _ _
[F] _ _ _ _ [Bbm] _ _ _
rondte [Bb] heel vroeg en [Eb] vreselijk _ diep,
ze werden bij de steed _ gemieden en hadden veel [Ab] leed _
[Eb] _ geleden.
_ [Ab] _ Dan heeft de hond zijn [Eb] hand _ geleefd terwijl de _ schooier _ [Ab] vastjes sneeg,
[Fm] naar [F] lichaam en naar het [Bbm] dier van _ [D] hond, de [Ab] oude _ schooier [Eb] _ en [Ab] zijn hond. _
Toen op een nacht met [Eb] sneeuw en hagel, _ _ vervolgd in een [Ab] diep portie,
daar voelde de schooier [Eb] vreed het einde, [C] ze [Fm] waren beiden _ [Eb] stervend diep.
De [Ab] hond _ _ _ [Eb] _
_ _ kik _ [Db] naartoe [C] droeven _ _ [F] _ _ _ _ _
_ [Bbm] _ _ en [Bb] dekste _
_ _ [Eb] rietje _ doel,
en bij het eerste _ _ morgengloren, toen kwamen beide [Ab] _ _ [Eb] _ _ doodgebroren.
_ [Ab] De schooier _ hond de huizen [Eb] _ verwijst, de schooier spreeuwde in de [Ab] doeven dijk,
daarna [F] de schooier dood [Bbm] en _ [D] de [Ab] schooier _ net [Bb] aan [Eb] haar
_ [Abm] Er dolde [Ab] door de stille [Eb] straat een oude [Ab] grijze schooier rond,
en werken zeilde [Eb] op zijn tassen [C] een [Fm] wieze, [Bb] korpte, [Eb] wieke _ hond.
De kogels [Ab] _ _ [B] _
_ [Eb] _ _ _ _ _ _ _
_ [C] _ _ _ _ _ [F] _ _
_ _ _ [Bbm] _ _ _ _ _
[Bb] _ _ _ _ _ [Eb] _ _ _
van beiden waren _ _ uitgespoken en daardoor trouwen kongen _ honden.
_ _ _ [Ab] Door _ iedereen het [Eb] haar _ geplaat en iedereen _ schuiloe [Ab] wijs gejaagd,
[Fm] hadden we een [F] leed _ [Bbm] waarin verhoud [D] de [Ab] oude schooier _ [Eb] _ en [Ab] zijn _ hond.
Zo kleepten zij door [Eb] vele jaren hun leven van [Ab] ontbering voor,
en in die _ [F] jammer van _ [Eb] ellende [C] werd ieder [Fm] zoon [Bb] het traal [Eb] gesnoord.
Die [Ab] zieke _
_ _ _ [Eb] _ _ _ _ _
_ [Db] _ _ [C] _ _ _ [Gb] _ _
[F] _ _ _ _ [Bbm] _ _ _
rondte [Bb] heel vroeg en [Eb] vreselijk _ diep,
ze werden bij de steed _ gemieden en hadden veel [Ab] leed _
[Eb] _ geleden.
_ [Ab] _ Dan heeft de hond zijn [Eb] hand _ geleefd terwijl de _ schooier _ [Ab] vastjes sneeg,
[Fm] naar [F] lichaam en naar het [Bbm] dier van _ [D] hond, de [Ab] oude _ schooier [Eb] _ en [Ab] zijn hond. _
Toen op een nacht met [Eb] sneeuw en hagel, _ _ vervolgd in een [Ab] diep portie,
daar voelde de schooier [Eb] vreed het einde, [C] ze [Fm] waren beiden _ [Eb] stervend diep.
De [Ab] hond _ _ _ [Eb] _
_ _ kik _ [Db] naartoe [C] droeven _ _ [F] _ _ _ _ _
_ [Bbm] _ _ en [Bb] dekste _
_ _ [Eb] rietje _ doel,
en bij het eerste _ _ morgengloren, toen kwamen beide [Ab] _ _ [Eb] _ _ doodgebroren.
_ [Ab] De schooier _ hond de huizen [Eb] _ verwijst, de schooier spreeuwde in de [Ab] doeven dijk,
daarna [F] de schooier dood [Bbm] en _ [D] de [Ab] schooier _ net [Bb] aan [Eb] haar