De Noorderzon Scheen Chords by Conny Vandenbos
Tempo:
120.6 bpm
Chords used:
B
G#m
C
E
F#m
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[E]
Toen hij de deur dichtdeed met het paspoort in zijn jas
[G#m] had zij totaal geen weten, [Bm] stond de [C#] snelkoppan op het gas.
[F#m] Ze zouden zo gaan eten, de [B] vier pleesmets lagen klaar.
[G#m] Daar stonden [C#m] oude auto's op, [F#m] maar hij droeg half lang haar.
[E] Ze hadden het zo goed, ze hoefden niets te laten staan.
[G#m] Hij deed iets in computers, [Bm] dus dat was een [C#] prima baan.
[F#m] Plus twee gezonde kinderen [B] en financieel nooit klem.
[G#m] Hun dochter [C#m] leek zo leuk op haar, het jongetje [E] op hem.
[A] Maar hij [B] verdween [G#m] [C#m] nergens [F#m] heen, [B] het [E] was op een maandag.
[A] Toen hij [B]
[G#m] verdween [C#m] nergens heen, [B] de noorder [E] soms ging.
[B]
[E] Hij kreeg die drang wel vaker en dan ging hij onder het [G#m] mond.
Van even met de hond uit, soms [Bm] wel negen [C#] straatjes om.
[F#m] Wanneer hij nuchter thuis kwam, [A] dan lag zij alvast [B] in bed.
Ze vreden zich [C#m] tevreden, [F#m] of hij nam een [B] slaaptablet.
[E] Maar deze maandag ging er iets meeslepends in de lucht.
[G#m] Het kroot bij hem naar binnen en [Bm] het joeg hem op de [C#] vlucht.
Voor [F#m] het geluk en voor de [B] zekerheid en voor een oude dag.
[G#m] Hij wou een [C#m] ander leven dat niet [E] uitgestippeld lag.
[A] En [Bm] hij verdween [G#m]
[C#m] nergens [F#m] heen, [B] het was [E] op een maandag.
[A] Toen [B] hij verdween [G#m]
[C#m] nergens [F#m] heen, [B] de noorder [Em] soms ging.
[C] [F] De hele weg naar Schiphol had hij oven in zijn rug.
Die [Am] negen jaren huwelijk hij [Cm] keek er vreemd [D] op terug.
Hij [Gm] was al half een ander [C] en die ander zou wel zien.
Op [Am] IJsland of in Canada, [Gm]
hij had een miel of [C] tien.
Hij [F] voelde zich zo'n twintig weer opnieuw [Am] alleen van huis.
De plastic beker knoppie [Cm] smaakte half zo [D]'n das thuis.
[Gm] En hij vond een bolle bandje van zijn [C] zoontje in zijn zak.
[Am] Toen scheelde [Dm] het even weinig, [Gm] of hij huilde [Dm] en hij [F] brak.
[A#] [C] Maar hij verdween [Am] [Dm] nergens [Gm] heen, [C] het [F] was op een maandag.
[A#] Toen hij verdween [Am] [Dm] nergens [Gm] heen, [C] de noorder [F] soms ging.
[A#] Maar hij [C] verdween [Am] nergens [Dm]
[Gm] heen, [C] het was op een [F] maandag.
[A#] Toen hij [C] verdween [Am] nergens [Dm]
Toen hij de deur dichtdeed met het paspoort in zijn jas
[G#m] had zij totaal geen weten, [Bm] stond de [C#] snelkoppan op het gas.
[F#m] Ze zouden zo gaan eten, de [B] vier pleesmets lagen klaar.
[G#m] Daar stonden [C#m] oude auto's op, [F#m] maar hij droeg half lang haar.
[E] Ze hadden het zo goed, ze hoefden niets te laten staan.
[G#m] Hij deed iets in computers, [Bm] dus dat was een [C#] prima baan.
[F#m] Plus twee gezonde kinderen [B] en financieel nooit klem.
[G#m] Hun dochter [C#m] leek zo leuk op haar, het jongetje [E] op hem.
[A] Maar hij [B] verdween [G#m] [C#m] nergens [F#m] heen, [B] het [E] was op een maandag.
[A] Toen hij [B]
[G#m] verdween [C#m] nergens heen, [B] de noorder [E] soms ging.
[B]
[E] Hij kreeg die drang wel vaker en dan ging hij onder het [G#m] mond.
Van even met de hond uit, soms [Bm] wel negen [C#] straatjes om.
[F#m] Wanneer hij nuchter thuis kwam, [A] dan lag zij alvast [B] in bed.
Ze vreden zich [C#m] tevreden, [F#m] of hij nam een [B] slaaptablet.
[E] Maar deze maandag ging er iets meeslepends in de lucht.
[G#m] Het kroot bij hem naar binnen en [Bm] het joeg hem op de [C#] vlucht.
Voor [F#m] het geluk en voor de [B] zekerheid en voor een oude dag.
[G#m] Hij wou een [C#m] ander leven dat niet [E] uitgestippeld lag.
[A] En [Bm] hij verdween [G#m]
[C#m] nergens [F#m] heen, [B] het was [E] op een maandag.
[A] Toen [B] hij verdween [G#m]
[C#m] nergens [F#m] heen, [B] de noorder [Em] soms ging.
[C] [F] De hele weg naar Schiphol had hij oven in zijn rug.
Die [Am] negen jaren huwelijk hij [Cm] keek er vreemd [D] op terug.
Hij [Gm] was al half een ander [C] en die ander zou wel zien.
Op [Am] IJsland of in Canada, [Gm]
hij had een miel of [C] tien.
Hij [F] voelde zich zo'n twintig weer opnieuw [Am] alleen van huis.
De plastic beker knoppie [Cm] smaakte half zo [D]'n das thuis.
[Gm] En hij vond een bolle bandje van zijn [C] zoontje in zijn zak.
[Am] Toen scheelde [Dm] het even weinig, [Gm] of hij huilde [Dm] en hij [F] brak.
[A#] [C] Maar hij verdween [Am] [Dm] nergens [Gm] heen, [C] het [F] was op een maandag.
[A#] Toen hij verdween [Am] [Dm] nergens [Gm] heen, [C] de noorder [F] soms ging.
[A#] Maar hij [C] verdween [Am] nergens [Dm]
[Gm] heen, [C] het was op een [F] maandag.
[A#] Toen hij [C] verdween [Am] nergens [Dm]
Key:
B
G#m
C
E
F#m
B
G#m
C
_ _ _ _ _ _ _ _
[E] _ _ _ _ _ _ _ _
Toen hij de deur dichtdeed met het paspoort in zijn jas
[G#m] had zij totaal geen weten, [Bm] stond de [C#] snelkoppan op het gas.
[F#m] Ze zouden zo gaan eten, de [B] vier pleesmets lagen klaar.
[G#m] Daar stonden [C#m] oude auto's op, [F#m] maar hij droeg half lang haar.
[E] Ze hadden het zo goed, ze hoefden niets te laten staan.
[G#m] Hij deed iets in computers, [Bm] dus dat was een [C#] prima baan.
[F#m] Plus twee gezonde kinderen [B] en financieel nooit klem.
[G#m] Hun dochter [C#m] leek zo leuk op haar, het jongetje [E] op hem.
_ _ [A] Maar hij [B] verdween [G#m] _ _ [C#m] nergens [F#m] heen, [B] het [E] was op een maandag.
_ [A] _ Toen hij [B]
[G#m] verdween _ [C#m] nergens heen, _ [B] de noorder [E] soms ging.
_ _ _ _ _ [B] _
[E] Hij kreeg die drang wel vaker en dan ging hij onder het [G#m] mond.
Van even met de hond uit, soms [Bm] wel negen [C#] straatjes om.
_ [F#m] Wanneer hij nuchter thuis kwam, [A] dan lag zij alvast [B] in bed.
Ze vreden zich [C#m] tevreden, [F#m] of hij nam een [B] slaaptablet.
[E] Maar deze maandag ging er iets meeslepends in de lucht.
[G#m] Het kroot bij hem naar binnen en [Bm] het joeg hem op de [C#] vlucht.
Voor [F#m] het geluk en voor de [B] zekerheid en voor een oude dag.
[G#m] Hij wou een [C#m] ander leven dat niet [E] uitgestippeld lag.
_ _ [A] En [Bm] hij verdween [G#m] _
[C#m] nergens [F#m] heen, _ [B] het was [E] op een maandag.
_ [A] Toen [B] hij verdween [G#m] _
_ [C#m] nergens [F#m] heen, [B] de noorder [Em] soms ging.
_ [C] [F] De hele weg naar Schiphol had hij oven in zijn rug.
Die [Am] negen jaren huwelijk hij [Cm] keek er vreemd [D] op terug.
Hij [Gm] was al half een ander [C] en die ander zou wel zien.
Op [Am] IJsland of in Canada, [Gm]
hij had een miel of [C] tien.
Hij [F] voelde zich zo'n twintig weer opnieuw [Am] alleen van huis.
De plastic beker knoppie [Cm] smaakte half zo [D]'n das thuis.
[Gm] En hij vond een bolle bandje van zijn [C] zoontje in zijn zak.
[Am] Toen scheelde [Dm] het even weinig, [Gm] of hij huilde [Dm] en hij [F] brak. _
[A#] _ [C] Maar hij verdween [Am] _ [Dm] nergens [Gm] heen, _ [C] het [F] was op een maandag. _
[A#] Toen hij verdween [Am] _ [Dm] nergens [Gm] heen, [C] de noorder [F] soms ging. _
[A#] _ Maar hij [C] verdween [Am] nergens [Dm]
[Gm] heen, _ [C] _ het was op een _ [F] maandag.
_ [A#] Toen hij [C] verdween [Am] nergens [Dm] _
[E] _ _ _ _ _ _ _ _
Toen hij de deur dichtdeed met het paspoort in zijn jas
[G#m] had zij totaal geen weten, [Bm] stond de [C#] snelkoppan op het gas.
[F#m] Ze zouden zo gaan eten, de [B] vier pleesmets lagen klaar.
[G#m] Daar stonden [C#m] oude auto's op, [F#m] maar hij droeg half lang haar.
[E] Ze hadden het zo goed, ze hoefden niets te laten staan.
[G#m] Hij deed iets in computers, [Bm] dus dat was een [C#] prima baan.
[F#m] Plus twee gezonde kinderen [B] en financieel nooit klem.
[G#m] Hun dochter [C#m] leek zo leuk op haar, het jongetje [E] op hem.
_ _ [A] Maar hij [B] verdween [G#m] _ _ [C#m] nergens [F#m] heen, [B] het [E] was op een maandag.
_ [A] _ Toen hij [B]
[G#m] verdween _ [C#m] nergens heen, _ [B] de noorder [E] soms ging.
_ _ _ _ _ [B] _
[E] Hij kreeg die drang wel vaker en dan ging hij onder het [G#m] mond.
Van even met de hond uit, soms [Bm] wel negen [C#] straatjes om.
_ [F#m] Wanneer hij nuchter thuis kwam, [A] dan lag zij alvast [B] in bed.
Ze vreden zich [C#m] tevreden, [F#m] of hij nam een [B] slaaptablet.
[E] Maar deze maandag ging er iets meeslepends in de lucht.
[G#m] Het kroot bij hem naar binnen en [Bm] het joeg hem op de [C#] vlucht.
Voor [F#m] het geluk en voor de [B] zekerheid en voor een oude dag.
[G#m] Hij wou een [C#m] ander leven dat niet [E] uitgestippeld lag.
_ _ [A] En [Bm] hij verdween [G#m] _
[C#m] nergens [F#m] heen, _ [B] het was [E] op een maandag.
_ [A] Toen [B] hij verdween [G#m] _
_ [C#m] nergens [F#m] heen, [B] de noorder [Em] soms ging.
_ [C] [F] De hele weg naar Schiphol had hij oven in zijn rug.
Die [Am] negen jaren huwelijk hij [Cm] keek er vreemd [D] op terug.
Hij [Gm] was al half een ander [C] en die ander zou wel zien.
Op [Am] IJsland of in Canada, [Gm]
hij had een miel of [C] tien.
Hij [F] voelde zich zo'n twintig weer opnieuw [Am] alleen van huis.
De plastic beker knoppie [Cm] smaakte half zo [D]'n das thuis.
[Gm] En hij vond een bolle bandje van zijn [C] zoontje in zijn zak.
[Am] Toen scheelde [Dm] het even weinig, [Gm] of hij huilde [Dm] en hij [F] brak. _
[A#] _ [C] Maar hij verdween [Am] _ [Dm] nergens [Gm] heen, _ [C] het [F] was op een maandag. _
[A#] Toen hij verdween [Am] _ [Dm] nergens [Gm] heen, [C] de noorder [F] soms ging. _
[A#] _ Maar hij [C] verdween [Am] nergens [Dm]
[Gm] heen, _ [C] _ het was op een _ [F] maandag.
_ [A#] Toen hij [C] verdween [Am] nergens [Dm] _