Chords for DE HÛNEKOP: CURSUS "LIT DYN HÛN BIER HELJE!"DIEL 3
Tempo:
131.05 bpm
Chords used:
F
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Dames en heren, we zijn nu op stap 3.
En stap 3 is
je
moet die koelkast maar echt weer dichtdoen.
Hoe in godsnaam krijg je zo'n aardelijk beest
z'n vier om een koelkast dicht te doen? Nou, je zult zeggen, dat is onmogelijk. Omdat je dat niet leert. Maar de realiteit is anders. Het is best makkelijk eigenlijk. Je zult misschien zeggen, dat koelkast dichtdoen dat is eigenlijk stap 4. Dat is de laatste stap. Nou, dat is wel een beetje weer. Maar in mijn beleving is het stap 3. Want stap 4 is de combinatie van alle handelingen. Maar daar komen we zo een deel van. Hoe heb ik die hoen geleerd om die koelkast dicht te doen? Heel simpel. Ik nam een stikkertje. Dit is een stikkervel. Het mag niet uit knekstikjepapier zijn. Wat het ook maar is. Maar ik vind die stikkertjes wel makkelijk. En wat ga ik doen? Die hoen is al heel enthousiast. Wat ga ik doen? Ik plak een stikkertje op mijn haar. Stikjepapier. Waardoor ik Ik plak er stikkers bij. Zit daar ook een beetje verkeerd om. Maar Zit. Oh. Oké. Die hoen is wel een graanbrokje. Je weet het al. Als er zin in is, zie je dat stikkertje al aan de hoek? Dan krijg je er een brokje. Dus toen ik eindelijk in het begin Die hoen is al helemaal gek. Die is al helemaal gek natuurlijk. Maar je weet het al. Als je hoen net weet, dan draag je dat stikkertje zin in. Dan krijg je er een brokje. Goed zo. Als je het haast om het zin in van je neus Dan krijg je er een brokje. Goed zo. Op een gegeven moment draag je het zin in van je neus. Omdat je het haast om het zin in van je neus. Wat doet die hoen dan? Die gaat er niet aan. Goed zo. Dan krijg je er een brokje. Tot op een gegeven moment dat die hoen weet Als ik het zin in van mijn neus naar die hoen ga Dan krijg ik er een brokje. Hoppa. Kijk. Een klein brokje. Oké. Dan komen we bij het volgende gedeelte van stap 3. Dan komen we bij het volgende gedeelte van stap 3. Dan neem ik de brokjes mee. Hier heb ik de koelkast. Laat ik het stikkertje op de koelkast. Laat ik het stikkertje op de koelkast. Dan mogen we dus Maar als het is een hoen Dan zorgen we dat je op een gegeven moment snapt Dat je het stikkertje daar op zet. Dat je het stikkertje daar op zet. En dan Oh, dat komt even niet genoeg. Oh, dat komt even niet genoeg. Oké, nu voor het twaalfdeelte van stap 3. We moeten er even aan denken dat dit We moeten er even aan denken dat dit Dat dit stikkertje verhaal Had een oorkomando als de rest. De rest is bier, bier, bier. Maar als er een stikkertje zat Dan zei ik dat het woord Ticht. Dat het heet van iets dichtdwaan. Dus ik had me al oordwaarm gekeken Doorticht, ticht, ticht. Dat heet het doorticht. Oké, wat we nu doen We pakken het stikkertje. Blijf, blijf. En we plakken dat op de koelkast. En we plakken dat op de koelkast. Ter hechten van de neus van de hoen. Ter hechten van de neus van de hoen. En we mogen dus een verstandje in de putter En we mogen dus een verstandje in de putter Dat er wel een beetje neus in het stikkertje wordt gemaakt. Dus pak ze natuurlijk bijna in. Ik pak er natuurlijk een paar broodjes bij. Ik krijg een plukje. Maar ook een stukje goede ruud hou ik een beetje. Te goed, maar ja. Je gaat het je best. [F] Je zet het erdoor even. Je zet [N] het erdoor even. De hoen weet dus dat het lekker is hartstikke. Dus zij is doorticht. Hoppa! Goed zo! Goed gedaan, jochie! Wat een brave hoen! Die hoen vindt dat schitterend. Hij is grutsig op hemzelf. Hij vindt het baaslijk leuk. En hij krijgt al die brakjes. Het is een harde vetspant. Dit was deel twee alweer.
En stap 3 is
je
moet die koelkast maar echt weer dichtdoen.
Hoe in godsnaam krijg je zo'n aardelijk beest
z'n vier om een koelkast dicht te doen? Nou, je zult zeggen, dat is onmogelijk. Omdat je dat niet leert. Maar de realiteit is anders. Het is best makkelijk eigenlijk. Je zult misschien zeggen, dat koelkast dichtdoen dat is eigenlijk stap 4. Dat is de laatste stap. Nou, dat is wel een beetje weer. Maar in mijn beleving is het stap 3. Want stap 4 is de combinatie van alle handelingen. Maar daar komen we zo een deel van. Hoe heb ik die hoen geleerd om die koelkast dicht te doen? Heel simpel. Ik nam een stikkertje. Dit is een stikkervel. Het mag niet uit knekstikjepapier zijn. Wat het ook maar is. Maar ik vind die stikkertjes wel makkelijk. En wat ga ik doen? Die hoen is al heel enthousiast. Wat ga ik doen? Ik plak een stikkertje op mijn haar. Stikjepapier. Waardoor ik Ik plak er stikkers bij. Zit daar ook een beetje verkeerd om. Maar Zit. Oh. Oké. Die hoen is wel een graanbrokje. Je weet het al. Als er zin in is, zie je dat stikkertje al aan de hoek? Dan krijg je er een brokje. Dus toen ik eindelijk in het begin Die hoen is al helemaal gek. Die is al helemaal gek natuurlijk. Maar je weet het al. Als je hoen net weet, dan draag je dat stikkertje zin in. Dan krijg je er een brokje. Goed zo. Als je het haast om het zin in van je neus Dan krijg je er een brokje. Goed zo. Op een gegeven moment draag je het zin in van je neus. Omdat je het haast om het zin in van je neus. Wat doet die hoen dan? Die gaat er niet aan. Goed zo. Dan krijg je er een brokje. Tot op een gegeven moment dat die hoen weet Als ik het zin in van mijn neus naar die hoen ga Dan krijg ik er een brokje. Hoppa. Kijk. Een klein brokje. Oké. Dan komen we bij het volgende gedeelte van stap 3. Dan komen we bij het volgende gedeelte van stap 3. Dan neem ik de brokjes mee. Hier heb ik de koelkast. Laat ik het stikkertje op de koelkast. Laat ik het stikkertje op de koelkast. Dan mogen we dus Maar als het is een hoen Dan zorgen we dat je op een gegeven moment snapt Dat je het stikkertje daar op zet. Dat je het stikkertje daar op zet. En dan Oh, dat komt even niet genoeg. Oh, dat komt even niet genoeg. Oké, nu voor het twaalfdeelte van stap 3. We moeten er even aan denken dat dit We moeten er even aan denken dat dit Dat dit stikkertje verhaal Had een oorkomando als de rest. De rest is bier, bier, bier. Maar als er een stikkertje zat Dan zei ik dat het woord Ticht. Dat het heet van iets dichtdwaan. Dus ik had me al oordwaarm gekeken Doorticht, ticht, ticht. Dat heet het doorticht. Oké, wat we nu doen We pakken het stikkertje. Blijf, blijf. En we plakken dat op de koelkast. En we plakken dat op de koelkast. Ter hechten van de neus van de hoen. Ter hechten van de neus van de hoen. En we mogen dus een verstandje in de putter En we mogen dus een verstandje in de putter Dat er wel een beetje neus in het stikkertje wordt gemaakt. Dus pak ze natuurlijk bijna in. Ik pak er natuurlijk een paar broodjes bij. Ik krijg een plukje. Maar ook een stukje goede ruud hou ik een beetje. Te goed, maar ja. Je gaat het je best. [F] Je zet het erdoor even. Je zet [N] het erdoor even. De hoen weet dus dat het lekker is hartstikke. Dus zij is doorticht. Hoppa! Goed zo! Goed gedaan, jochie! Wat een brave hoen! Die hoen vindt dat schitterend. Hij is grutsig op hemzelf. Hij vindt het baaslijk leuk. En hij krijgt al die brakjes. Het is een harde vetspant. Dit was deel twee alweer.
Key:
F
F
F
F
F
F
F
F
_ Dames en heren, we zijn nu op stap 3.
En stap 3 is_ _ _ _
_je
moet die koelkast maar echt weer dichtdoen.
Hoe _ in godsnaam krijg je zo'n aardelijk beest_
_z'n vier om een koelkast dicht te doen? Nou, je zult zeggen, dat is onmogelijk. Omdat je dat niet leert. Maar de realiteit is anders. Het is best makkelijk eigenlijk. _ _ _ _ Je zult misschien zeggen, dat koelkast dichtdoen_ _dat is eigenlijk stap 4. Dat is de laatste stap. Nou, dat is wel een beetje weer. Maar _ in mijn beleving is het stap 3. _ Want stap 4 is de combinatie van alle handelingen. Maar daar komen we zo een deel van. Hoe heb ik die hoen geleerd om die koelkast dicht te doen? _ Heel simpel. _ Ik nam een stikkertje. Dit is een stikkervel. _ Het mag niet uit knekstikjepapier zijn. Wat het ook maar is. Maar ik vind die stikkertjes wel makkelijk. _ _ En wat ga ik doen? Die hoen is al heel enthousiast. _ Wat ga ik doen? _ _ _ _ _ _ Ik plak een stikkertje _ op _ mijn haar. _ _ _ _ Stikjepapier. _ _ Waardoor ik_ Ik plak er stikkers bij. _ _ _ _ _ _ _ Zit daar ook een beetje verkeerd om. _ _ _ _ _ _ Maar_ Zit. _ _ Oh. _ _ Oké. Die hoen is wel een graanbrokje. _ _ Je weet het al. _ Als er zin in is, zie je dat stikkertje al aan de hoek? Dan krijg je er een brokje. _ Dus toen ik eindelijk in het begin_ Die hoen is al helemaal gek. Die is al helemaal gek natuurlijk. Maar je weet het al. Als je hoen net weet, dan draag je dat stikkertje zin in. Dan krijg je er een brokje. _ Goed zo. Als je het haast om het zin in van je neus_ Dan krijg je er een brokje. Goed zo. Op een gegeven moment draag je het zin in van je neus. Omdat je het haast om het zin in van je neus. Wat doet die hoen dan? Die gaat er niet aan. _ Goed zo. Dan krijg je er een brokje. Tot op een gegeven moment dat die hoen weet_ Als ik het zin in van mijn neus naar die hoen ga_ Dan krijg ik er een brokje. _ Hoppa. _ _ _ Kijk. Een klein brokje. _ _ _ _ _ _ _ _ Oké. Dan komen we bij het volgende gedeelte van _ _ stap 3. _ _ Dan komen we bij het volgende gedeelte van stap 3. Dan neem ik de brokjes mee. _ _ _ Hier heb ik de koelkast. _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Laat ik het stikkertje op de koelkast. _ _ _ Laat ik het stikkertje op de koelkast. _ Dan mogen we dus_ Maar als het is een _ hoen_ Dan zorgen we dat je op een gegeven moment snapt_ Dat je het stikkertje daar op zet. Dat je het stikkertje daar op zet. _ _ En dan_ _ Oh, _ dat komt even niet genoeg. _ Oh, dat komt even niet genoeg. Oké, nu voor het twaalfdeelte van stap 3. _ _ _ _ _ _ We moeten er even aan denken dat dit_ We moeten er even aan denken dat dit_ Dat dit stikkertje verhaal_ Had een oorkomando als de rest. De rest is bier, bier, bier. _ Maar als er een stikkertje zat_ Dan zei ik dat het woord_ Ticht. _ _ Dat het heet van iets dichtdwaan. Dus ik had me al oordwaarm gekeken_ _ Doorticht, ticht, ticht. Dat heet het doorticht. _ _ Oké, wat we nu doen_ We pakken het stikkertje. Blijf, blijf. _ _ En we plakken dat op de koelkast. En we plakken dat op de koelkast. Ter hechten van de neus van de hoen. Ter hechten van de neus van de hoen. En _ we mogen dus een verstandje in de putter_ En we mogen dus een verstandje in de putter_ Dat er wel een beetje neus in het stikkertje wordt gemaakt. _ _ Dus pak ze natuurlijk bijna in. Ik pak er natuurlijk een paar broodjes bij. _ _ Ik krijg een plukje. Maar ook een stukje goede ruud hou ik een beetje. _ Te goed, maar ja. Je gaat het je best. _ _ _ _ _ _ [F] Je zet het erdoor even. Je zet [N] het erdoor even. De hoen weet dus dat het lekker is hartstikke. Dus zij is doorticht. _ _ _ Hoppa! _ Goed zo! Goed gedaan, jochie! Wat een brave hoen! Die hoen vindt dat schitterend. Hij is grutsig op hemzelf. Hij vindt het baaslijk leuk. En hij krijgt al die brakjes. Het is een harde vetspant. _ _ _ Dit was deel twee alweer. _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
En stap 3 is_ _ _ _
_je
moet die koelkast maar echt weer dichtdoen.
Hoe _ in godsnaam krijg je zo'n aardelijk beest_
_z'n vier om een koelkast dicht te doen? Nou, je zult zeggen, dat is onmogelijk. Omdat je dat niet leert. Maar de realiteit is anders. Het is best makkelijk eigenlijk. _ _ _ _ Je zult misschien zeggen, dat koelkast dichtdoen_ _dat is eigenlijk stap 4. Dat is de laatste stap. Nou, dat is wel een beetje weer. Maar _ in mijn beleving is het stap 3. _ Want stap 4 is de combinatie van alle handelingen. Maar daar komen we zo een deel van. Hoe heb ik die hoen geleerd om die koelkast dicht te doen? _ Heel simpel. _ Ik nam een stikkertje. Dit is een stikkervel. _ Het mag niet uit knekstikjepapier zijn. Wat het ook maar is. Maar ik vind die stikkertjes wel makkelijk. _ _ En wat ga ik doen? Die hoen is al heel enthousiast. _ Wat ga ik doen? _ _ _ _ _ _ Ik plak een stikkertje _ op _ mijn haar. _ _ _ _ Stikjepapier. _ _ Waardoor ik_ Ik plak er stikkers bij. _ _ _ _ _ _ _ Zit daar ook een beetje verkeerd om. _ _ _ _ _ _ Maar_ Zit. _ _ Oh. _ _ Oké. Die hoen is wel een graanbrokje. _ _ Je weet het al. _ Als er zin in is, zie je dat stikkertje al aan de hoek? Dan krijg je er een brokje. _ Dus toen ik eindelijk in het begin_ Die hoen is al helemaal gek. Die is al helemaal gek natuurlijk. Maar je weet het al. Als je hoen net weet, dan draag je dat stikkertje zin in. Dan krijg je er een brokje. _ Goed zo. Als je het haast om het zin in van je neus_ Dan krijg je er een brokje. Goed zo. Op een gegeven moment draag je het zin in van je neus. Omdat je het haast om het zin in van je neus. Wat doet die hoen dan? Die gaat er niet aan. _ Goed zo. Dan krijg je er een brokje. Tot op een gegeven moment dat die hoen weet_ Als ik het zin in van mijn neus naar die hoen ga_ Dan krijg ik er een brokje. _ Hoppa. _ _ _ Kijk. Een klein brokje. _ _ _ _ _ _ _ _ Oké. Dan komen we bij het volgende gedeelte van _ _ stap 3. _ _ Dan komen we bij het volgende gedeelte van stap 3. Dan neem ik de brokjes mee. _ _ _ Hier heb ik de koelkast. _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Laat ik het stikkertje op de koelkast. _ _ _ Laat ik het stikkertje op de koelkast. _ Dan mogen we dus_ Maar als het is een _ hoen_ Dan zorgen we dat je op een gegeven moment snapt_ Dat je het stikkertje daar op zet. Dat je het stikkertje daar op zet. _ _ En dan_ _ Oh, _ dat komt even niet genoeg. _ Oh, dat komt even niet genoeg. Oké, nu voor het twaalfdeelte van stap 3. _ _ _ _ _ _ We moeten er even aan denken dat dit_ We moeten er even aan denken dat dit_ Dat dit stikkertje verhaal_ Had een oorkomando als de rest. De rest is bier, bier, bier. _ Maar als er een stikkertje zat_ Dan zei ik dat het woord_ Ticht. _ _ Dat het heet van iets dichtdwaan. Dus ik had me al oordwaarm gekeken_ _ Doorticht, ticht, ticht. Dat heet het doorticht. _ _ Oké, wat we nu doen_ We pakken het stikkertje. Blijf, blijf. _ _ En we plakken dat op de koelkast. En we plakken dat op de koelkast. Ter hechten van de neus van de hoen. Ter hechten van de neus van de hoen. En _ we mogen dus een verstandje in de putter_ En we mogen dus een verstandje in de putter_ Dat er wel een beetje neus in het stikkertje wordt gemaakt. _ _ Dus pak ze natuurlijk bijna in. Ik pak er natuurlijk een paar broodjes bij. _ _ Ik krijg een plukje. Maar ook een stukje goede ruud hou ik een beetje. _ Te goed, maar ja. Je gaat het je best. _ _ _ _ _ _ [F] Je zet het erdoor even. Je zet [N] het erdoor even. De hoen weet dus dat het lekker is hartstikke. Dus zij is doorticht. _ _ _ Hoppa! _ Goed zo! Goed gedaan, jochie! Wat een brave hoen! Die hoen vindt dat schitterend. Hij is grutsig op hemzelf. Hij vindt het baaslijk leuk. En hij krijgt al die brakjes. Het is een harde vetspant. _ _ _ Dit was deel twee alweer. _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _