Beambtezjweet Chords by Carboon

[F] _ _ [C] _ [G] _ _ [C] _ [F] _ _
[C] _ _ [G] _ [C] _ _ _ _ _
_ Ze houden hetzelfde, [F] een [C] kruis wat de moel, [F] maar verschil [C] moet zien, [G] zelfs die begin kon.
[C] Ze zwidden tezamen, [F] [C] derzelfde zweet, [F] en toch [C] woord dat rookste, [Dm] een groot [C] onderzeet. _ _ _ _
[F] Der werkman die zwidden, zie [C] simpele vocht, [D] der vaartiger [G] houhaling bij tereloch,
[C] maar der hoog ingenieur, [F] die wel [C] edel geleerde, [F] die [C] koschaar niet zweete, die [D] heer [C] _ transpireerde. _ _
[F] Zo gaar wen ze naksje in het wesh lokaal zoenge,
_ _ _ tot er binaal een blokke busse liefde [C] ik maar oonge.
_ _ [F] Een houder beante, dat [C] zoogste god, [F] maar [C] het [G] grootste eigen [C] vrod.
[F] _ _ [C] _ [G] _ _
[C] _ _ _ _ _ _ Der schlepper, der heijer, [F] der [Em] koolvondsel dood, [F] worden koel [C] employees van [G] het mindere [C] zwoot.
Die kinden [F] moeskele, maar niks in [C] der kop, [F] daarom de [C] beante, [G] die [C] pasde drop.
_ _ _ _ [F] Ik heek hans geleerd wie het [C] werk moet gedoo, [D] en wen [Am] teget zweetvol, [G] dan zat de zicht dooi.
[C] _ _ _ [F] _ _
[C] _ [F] _ _ [C] _ [G] _ _ [C] _ _
Zo _ _ [F] gaar wen ze naksje in het wesh lokaal zoenge, _ _ _
tot er binaal een blokke busse [C] liefde ik maar oonge.
_ _ [F] Een houder beante, dat zoogste [C] god, [F] maar [C] het grootste [G] [C] eigen vrod.
[F] _ [C] _ _ [G] _ [C] _ _ _ _
_ _ De koolpiet wordt [F] werkpiet, de [C] hezel met kracht, [F] de beante [C] een hergod met [G] himmels gezag.
[C]
Die hou gestudeerd wie [F] ormule [C] op ziemenst, [F] en dat [C] bracht der beante [G] een aandeel in [C] de winst. _ _ _ _
[F] Die woonde ook het beter conform z [C]'n [D] stand, niet in de kolonie, maar [G] in een ruim [C] beantepand.
Het ging nooit casino, [F] niet [C] nooit patronaat, [F] en kreeg ook [C] het meer [G] van het koolen [C] deputaat. _ _ _
_ [F] Zo gaar wen ze naksje in het wesh lokaal zoenge,
_ tot er binaal een blokke busse liefde ik [C] maar oonge.
_ _ [F] Een houder beante, dat [C] zoogste god, [F] maar [C] het [G] grootste [C] eigen vrod.
[F] _ [C] _ _ [G] _ _
[C] _ _ _ _ _ Een stiger kreeg [F] en een dachtie in [C] de mond, [F] een slepper [C] kreeg o [G]'n loon, dat loog aan der bond.
[C] De beante wou duur, [F] z'n [C] pungel goedkoop, [F] ook al was zeet [C] der duivel op de [G] [C] grootste hoop.
_ _ _ [F] De gouden beante, der [C] kopdeks vol zorg, [D] wen die [Am] heemkom woren [G]
ramvedig kenmerg.
[C] A kum de vroege, [F] wat ben ik [C] kapot, doch [F] het slepe [C] van dat extra [G] _ [B] [G] eien [C] mien wort. _ _ _