De Vondeling Van Ameland Chords by Boudewijn De Groot
Tempo:
109.65 bpm
Chords used:
C
G
F
Em
Am
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[Em]
Op het strand van Ameland was hij als zuigling [C] aangespoeld, overboord gegooid, [D] op een [G] reddingsboei gebonden.
[Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter werd [Em] gevonden.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de jutter, een zonderling die leefde van de wind,
die [D] al de [Dm] raarste dingen had gevonden.
Hoe [E] kwam die jutter nu weer aan [Am] dat kind?
Als hij er daags op uitging om te jutten, moest [C] de vondeling altijd met hem mee.
[F] En toen hij na een jaar begon te praten, [G] was zijn eerste woordje [C] zeer.
[Em]
Op het strand van Ameland speelde de kleuter Janeland, [C] de jutter was zijn [D] meester die hem [G] wijze lessen leerde.
[Em] Hij stond wijtbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang en [C] schreeuwde net zo lang [B] tot de vloed [Em] zich keerde.
[E] [Am] Ameland sprak schande van de kleuter, de vondeling die schreeuwde als de wind.
[D] [Am] [Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind?
Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen, [C] dat was uit te ver te moeilijk te verstaan.
[F] En toen ze het de jutter vroegen, zei die, [G] volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan.
[F] Ik kom eraan, ik kom [G] eraan, [C]
[G] zeem [F] in [C] zon [F]
oceaan, [G] ik [C] kom eraan.
[F#]
[Em]
[B] [Em]
Op het strand van Ameland stond hij als knaap in Davons zon, [C]
hij zei geen woord, [D] begon zich langzaam [G] uit te kleden.
De [Em] vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon, nog [C] eenmaal draaide hij [B] zich om, liep toen [Em] de zee in.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de jongen, die naakte zonderlinge vondeling.
[Dm] Men had zich boven op het tuin verzameld, omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging.
En toen begon hij plotseling te schreeuwen, [C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
Nog [F] even zag men hem op het water lopen, voor hij [G] in de diepte zakte [C] en verdron.
Ik [F] kom eraan, ik kom [G]
eraan, [C] [G] zeem [F] in [C] zon [F] oceaan, [G]
ik [C] kom eraan.
Ik [F] kom eraan, ik kom [G]
eraan, [C] [G] zeem [F] in [C]
zon [F] oceaan, [G] ik [C] kom eraan.
[F]
[F#]
[C] [G]
[C]
Op het strand van Ameland was hij als zuigling [C] aangespoeld, overboord gegooid, [D] op een [G] reddingsboei gebonden.
[Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter werd [Em] gevonden.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de jutter, een zonderling die leefde van de wind,
die [D] al de [Dm] raarste dingen had gevonden.
Hoe [E] kwam die jutter nu weer aan [Am] dat kind?
Als hij er daags op uitging om te jutten, moest [C] de vondeling altijd met hem mee.
[F] En toen hij na een jaar begon te praten, [G] was zijn eerste woordje [C] zeer.
[Em]
Op het strand van Ameland speelde de kleuter Janeland, [C] de jutter was zijn [D] meester die hem [G] wijze lessen leerde.
[Em] Hij stond wijtbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang en [C] schreeuwde net zo lang [B] tot de vloed [Em] zich keerde.
[E] [Am] Ameland sprak schande van de kleuter, de vondeling die schreeuwde als de wind.
[D] [Am] [Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind?
Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen, [C] dat was uit te ver te moeilijk te verstaan.
[F] En toen ze het de jutter vroegen, zei die, [G] volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan.
[F] Ik kom eraan, ik kom [G] eraan, [C]
[G] zeem [F] in [C] zon [F]
oceaan, [G] ik [C] kom eraan.
[F#]
[Em]
[B] [Em]
Op het strand van Ameland stond hij als knaap in Davons zon, [C]
hij zei geen woord, [D] begon zich langzaam [G] uit te kleden.
De [Em] vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon, nog [C] eenmaal draaide hij [B] zich om, liep toen [Em] de zee in.
[E]
[Am] Ameland sprak schande van de jongen, die naakte zonderlinge vondeling.
[Dm] Men had zich boven op het tuin verzameld, omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging.
En toen begon hij plotseling te schreeuwen, [C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
Nog [F] even zag men hem op het water lopen, voor hij [G] in de diepte zakte [C] en verdron.
Ik [F] kom eraan, ik kom [G]
eraan, [C] [G] zeem [F] in [C] zon [F] oceaan, [G]
ik [C] kom eraan.
Ik [F] kom eraan, ik kom [G]
eraan, [C] [G] zeem [F] in [C]
zon [F] oceaan, [G] ik [C] kom eraan.
[F]
[F#]
[C] [G]
[C]
Key:
C
G
F
Em
Am
C
G
F
[Em] _ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _
Op het strand van Ameland was hij als zuigling [C] aangespoeld, overboord gegooid, [D] op een [G] reddingsboei gebonden.
_ _ _ _ _ _ [Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter werd [Em] gevonden.
_ _ _ [E] _
_ _ [Am] _ Ameland sprak schande van de jutter, _ een zonderling die leefde van de wind,
die [D] al de [Dm] raarste dingen had gevonden.
Hoe [E] kwam die jutter nu weer aan [Am] dat kind? _
_ _ _ _ Als hij er daags op uitging om te jutten, moest [C] de vondeling altijd met hem mee.
_ _ [F] En toen hij na een jaar begon te praten, [G] was zijn eerste woordje _ [C] zeer. _ _ _
_ _ _ [Em] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Op het strand van Ameland speelde de kleuter Janeland, [C] de jutter was zijn [D] meester die hem [G] wijze lessen leerde. _ _ _ _
[Em] Hij stond wijtbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang en [C] schreeuwde net zo lang [B] tot de vloed [Em] zich keerde.
_ _ [E] _ _ _ _ [Am] Ameland sprak schande van de kleuter, _ de vondeling die schreeuwde als de wind.
[D] _ [Am] [Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind? _ _ _ _
Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen, _ [C] dat was uit te ver te moeilijk te verstaan.
[F] En toen ze het de jutter vroegen, zei die, [G] volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan.
_ _ _ _ [F] Ik kom eraan, ik kom [G] _ _ eraan, [C] _ _
[G] zeem [F] in _ [C] zon [F] _
oceaan, _ [G] _ ik [C] kom eraan.
_ _ _ _ _ [F#] _ _
_ _ _ _ _ _ _ [Em] _
_ _ [B] _ _ _ _ _ [Em] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Op het strand van Ameland stond hij als knaap in Davons zon, [C]
hij zei geen woord, [D] begon zich langzaam [G] uit te kleden.
_ _ _ _ De [Em] vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon, nog [C] eenmaal draaide hij [B] zich om, liep toen [Em] de zee in.
_ [E] _ _
_ _ [Am] Ameland sprak schande van de jongen, _ die naakte zonderlinge vondeling. _
_ [Dm] Men had zich boven op het tuin verzameld, omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging.
_ _ _ _ _ En toen begon hij plotseling te schreeuwen, _ [C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
Nog [F] even zag men hem op het water lopen, voor hij [G] in de diepte zakte [C] en verdron.
_ _ Ik _ [F] kom eraan, ik kom [G] _ _
eraan, [C] _ [G] zeem [F] in [C] zon _ [F] oceaan, _ _ [G] _
ik [C] kom _ _ eraan. _
Ik [F] kom eraan, ik kom [G] _
eraan, [C] _ _ [G] zeem [F] in [C]
zon [F] _ _ oceaan, _ [G] ik _ [C] kom eraan. _ _ _ _
_ _ [F] _ _ _ _ _ _
_ _ [F#] _ _ _ _ _ _
_ _ [C] _ _ _ _ [G] _ _
_ _ [C] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _
Op het strand van Ameland was hij als zuigling [C] aangespoeld, overboord gegooid, [D] op een [G] reddingsboei gebonden.
_ _ _ _ _ _ [Em] Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld en [C] schreeuwde tot hij [B] door een jutter werd [Em] gevonden.
_ _ _ [E] _
_ _ [Am] _ Ameland sprak schande van de jutter, _ een zonderling die leefde van de wind,
die [D] al de [Dm] raarste dingen had gevonden.
Hoe [E] kwam die jutter nu weer aan [Am] dat kind? _
_ _ _ _ Als hij er daags op uitging om te jutten, moest [C] de vondeling altijd met hem mee.
_ _ [F] En toen hij na een jaar begon te praten, [G] was zijn eerste woordje _ [C] zeer. _ _ _
_ _ _ [Em] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ Op het strand van Ameland speelde de kleuter Janeland, [C] de jutter was zijn [D] meester die hem [G] wijze lessen leerde. _ _ _ _
[Em] Hij stond wijtbeens in het zand, was voor de woeste zee niet bang en [C] schreeuwde net zo lang [B] tot de vloed [Em] zich keerde.
_ _ [E] _ _ _ _ [Am] Ameland sprak schande van de kleuter, _ de vondeling die schreeuwde als de wind.
[D] _ [Am] [Dm] Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk dat [E] de zee zich terug trok [Am] voor een kind? _ _ _ _
Wat hij riep, zou niemand kunnen zeggen, _ [C] dat was uit te ver te moeilijk te verstaan.
[F] En toen ze het de jutter vroegen, zei die, [G] volgens mij roept hij, [C] ik kom eraan.
_ _ _ _ [F] Ik kom eraan, ik kom [G] _ _ eraan, [C] _ _
[G] zeem [F] in _ [C] zon [F] _
oceaan, _ [G] _ ik [C] kom eraan.
_ _ _ _ _ [F#] _ _
_ _ _ _ _ _ _ [Em] _
_ _ [B] _ _ _ _ _ [Em] _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Op het strand van Ameland stond hij als knaap in Davons zon, [C]
hij zei geen woord, [D] begon zich langzaam [G] uit te kleden.
_ _ _ _ De [Em] vloed kwam hem tegemoet, hij zag alleen de horizon, nog [C] eenmaal draaide hij [B] zich om, liep toen [Em] de zee in.
_ [E] _ _
_ _ [Am] Ameland sprak schande van de jongen, _ die naakte zonderlinge vondeling. _
_ [Dm] Men had zich boven op het tuin verzameld, omdat [E] men voelde dat er iets [Am] gebeuren ging.
_ _ _ _ _ En toen begon hij plotseling te schreeuwen, _ [C] zo hard dat het tot aan de duinen klonk.
Nog [F] even zag men hem op het water lopen, voor hij [G] in de diepte zakte [C] en verdron.
_ _ Ik _ [F] kom eraan, ik kom [G] _ _
eraan, [C] _ [G] zeem [F] in [C] zon _ [F] oceaan, _ _ [G] _
ik [C] kom _ _ eraan. _
Ik [F] kom eraan, ik kom [G] _
eraan, [C] _ _ [G] zeem [F] in [C]
zon [F] _ _ oceaan, _ [G] ik _ [C] kom eraan. _ _ _ _
_ _ [F] _ _ _ _ _ _
_ _ [F#] _ _ _ _ _ _
_ _ [C] _ _ _ _ [G] _ _
_ _ [C] _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _