Chords for An De Kant
Tempo:
122.2 bpm
Chords used:
D
F
A
G
C
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F#]
[A#] [D]
Stap in m'n wagen, ik heb goeie zin.
Ik laad het lekke spooken, rij overal tegenin.
Het rode stoplicht, dat haal ik nog net.
Ik geef zoveel gas, dat ik het [B] remmen verget.
[G] Alle rotonden, die neem ik niet in.
Dat vind ik zo mooi, ik ben zelf niet warm.
[A] Ik zie een drempel, dat is m'n kans.
Ik spring hem voorbij, die langzame zwans.
[D] Aan de kant, aan de kant.
Ik rem niet voor dieren, want ik rem nooit.
Ik heb al z'n leven al iets aan het verknooien.
Alle politie ziet daar geen goed.
Ik kreeg een kick van een [E] tireur geluid.
[G] Kijk in de spiegel, ze komen me naar.
Ze gaan dezelfde kant op, die ik ook ga.
[A]
Ik sluit de mouwen af, m'n hart in die pomp.
Want ik rem, kom [D] aan de kant, aan de kant.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem [F] door de [D] bodem heen.
Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C]
Ik neem mijn [D] wagens mee.
De eerste vier wagens, die ben ik zo kwijt.
Maar dat kan niet, die wouden nog niet.
[A] Het wordt net mieren, ze blijven maar komen.
Ik schakel terug, godverdomme.
[D]
Aan de kant, aan de kant.
Laat [F] ze maar [D] komen, het gaat op de plank.
[G] Ik draf [F] hem door de [D] bodem heen.
Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C]
Ik neem mijn [A] wagens mee.
[D]
[Dm] [D]
[B] [A]
[D]
Nu kom ik pas, zeg hoe dat gaat.
M'n grote geluk is, ik ben nooit bang.
De ophalbrug geeft net ophoor.
Ze ziet me vliegen [Am] als een pannetubo.
[G] Ik ga wel hoog, maar niet zo vies.
Donder me in de wagen, op de top in het [A] ries.
Ik klim op de bal, met een stuur in de hand.
Lachend zwaai ik naar de, [D] aan de kant, aan de kant.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C]
Ik neem mijn [A] wagens mee.
Hanna,
[D]
[A]
[Dm] ik neem je [D] gegenomlaag, maar ik laat me niet kennen.
Ze haalt me niet in, we plegen te weg rennen.
[A] O meneer Jovink, het is goed uit ons heen.
Heb je misschien een strik akwarium?
[D] Natuurlijk.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
[G] [F] Laat ze maar komen, [D] het gaat op de [C] plank.
Ik neem mijn wagens,
[A#] [D]
Stap in m'n wagen, ik heb goeie zin.
Ik laad het lekke spooken, rij overal tegenin.
Het rode stoplicht, dat haal ik nog net.
Ik geef zoveel gas, dat ik het [B] remmen verget.
[G] Alle rotonden, die neem ik niet in.
Dat vind ik zo mooi, ik ben zelf niet warm.
[A] Ik zie een drempel, dat is m'n kans.
Ik spring hem voorbij, die langzame zwans.
[D] Aan de kant, aan de kant.
Ik rem niet voor dieren, want ik rem nooit.
Ik heb al z'n leven al iets aan het verknooien.
Alle politie ziet daar geen goed.
Ik kreeg een kick van een [E] tireur geluid.
[G] Kijk in de spiegel, ze komen me naar.
Ze gaan dezelfde kant op, die ik ook ga.
[A]
Ik sluit de mouwen af, m'n hart in die pomp.
Want ik rem, kom [D] aan de kant, aan de kant.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem [F] door de [D] bodem heen.
Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C]
Ik neem mijn [D] wagens mee.
De eerste vier wagens, die ben ik zo kwijt.
Maar dat kan niet, die wouden nog niet.
[A] Het wordt net mieren, ze blijven maar komen.
Ik schakel terug, godverdomme.
[D]
Aan de kant, aan de kant.
Laat [F] ze maar [D] komen, het gaat op de plank.
[G] Ik draf [F] hem door de [D] bodem heen.
Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C]
Ik neem mijn [A] wagens mee.
[D]
[Dm] [D]
[B] [A]
[D]
Nu kom ik pas, zeg hoe dat gaat.
M'n grote geluk is, ik ben nooit bang.
De ophalbrug geeft net ophoor.
Ze ziet me vliegen [Am] als een pannetubo.
[G] Ik ga wel hoog, maar niet zo vies.
Donder me in de wagen, op de top in het [A] ries.
Ik klim op de bal, met een stuur in de hand.
Lachend zwaai ik naar de, [D] aan de kant, aan de kant.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C]
Ik neem mijn [A] wagens mee.
Hanna,
[D]
[A]
[Dm] ik neem je [D] gegenomlaag, maar ik laat me niet kennen.
Ze haalt me niet in, we plegen te weg rennen.
[A] O meneer Jovink, het is goed uit ons heen.
Heb je misschien een strik akwarium?
[D] Natuurlijk.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
[G] [F] Laat ze maar komen, [D] het gaat op de [C] plank.
Ik neem mijn wagens,
Key:
D
F
A
G
C
D
F
A
_ _ _ _ _ _ [F#] _ _
_ _ _ _ _ [A#] _ [D] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Stap in m'n wagen, ik heb goeie zin.
Ik laad het lekke spooken, rij overal tegenin.
_ Het rode stoplicht, dat haal ik nog net.
Ik geef zoveel gas, dat ik het [B] remmen verget.
[G] _ Alle rotonden, die neem ik niet in.
Dat vind ik zo mooi, ik ben zelf niet warm.
_ [A] Ik zie een drempel, dat is m'n kans.
Ik spring hem voorbij, die langzame zwans.
[D] Aan de kant, _ _ _ _ _ aan de kant. _
_ _ _ _ _ Ik rem niet voor dieren, want ik rem nooit.
Ik heb al z'n leven al iets aan het verknooien.
_ Alle politie ziet daar geen goed.
Ik kreeg een kick van een [E] tireur geluid.
[G] _ Kijk in de spiegel, ze komen me naar.
Ze gaan dezelfde kant op, die ik ook ga.
[A] _ _
Ik sluit de mouwen af, m'n hart in die pomp.
Want ik rem, kom [D] aan de kant, _ _ _ _ _ aan de kant. _
_ _ _ _ _ Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem [F] door de [D] bodem heen.
_ _ Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C] _ _ _
_ Ik neem mijn [D] wagens mee. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ De eerste vier wagens, die ben ik zo kwijt.
Maar dat kan niet, die wouden nog niet.
_ [A] Het wordt net mieren, ze blijven maar komen.
_ Ik schakel terug, _ _ godverdomme.
[D] _ _ _
Aan de kant, _ _ _ _ _ aan de kant.
_ _ Laat [F] ze maar [D] komen, het gaat op de plank.
[G] Ik draf [F] hem door de [D] bodem heen.
_ _ Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C] _ _ _
_ Ik neem mijn [A] wagens mee. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ [Dm] _ _ _ [D] _
_ _ [B] _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ [D] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ Nu kom ik pas, zeg hoe dat gaat.
M'n grote geluk is, ik ben nooit bang.
De ophalbrug geeft net ophoor.
Ze ziet me vliegen [Am] als een pannetubo.
[G] Ik ga wel hoog, maar niet zo vies.
Donder me in de wagen, op de top in het [A] ries.
Ik klim op de bal, met een stuur in de hand.
Lachend zwaai ik naar de, [D] aan de kant, _ _ _ aan de kant. _ _ _
_ Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C] _ _ _
Ik neem mijn [A] wagens mee.
_ Hanna,
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [Dm] ik neem je [D] gegenomlaag, maar ik laat me niet kennen.
Ze haalt me niet in, we plegen te weg rennen.
[A] O meneer Jovink, het is goed uit ons heen.
Heb je misschien een strik akwarium?
[D] _ _ _ _ Natuurlijk.
_ _ _ _ _ _ _
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
_ _ [G] [F] Laat ze maar komen, [D] het gaat op de [C] plank.
Ik neem mijn wagens,
_ _ _ _ _ [A#] _ [D] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ Stap in m'n wagen, ik heb goeie zin.
Ik laad het lekke spooken, rij overal tegenin.
_ Het rode stoplicht, dat haal ik nog net.
Ik geef zoveel gas, dat ik het [B] remmen verget.
[G] _ Alle rotonden, die neem ik niet in.
Dat vind ik zo mooi, ik ben zelf niet warm.
_ [A] Ik zie een drempel, dat is m'n kans.
Ik spring hem voorbij, die langzame zwans.
[D] Aan de kant, _ _ _ _ _ aan de kant. _
_ _ _ _ _ Ik rem niet voor dieren, want ik rem nooit.
Ik heb al z'n leven al iets aan het verknooien.
_ Alle politie ziet daar geen goed.
Ik kreeg een kick van een [E] tireur geluid.
[G] _ Kijk in de spiegel, ze komen me naar.
Ze gaan dezelfde kant op, die ik ook ga.
[A] _ _
Ik sluit de mouwen af, m'n hart in die pomp.
Want ik rem, kom [D] aan de kant, _ _ _ _ _ aan de kant. _
_ _ _ _ _ Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem [F] door de [D] bodem heen.
_ _ Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C] _ _ _
_ Ik neem mijn [D] wagens mee. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ De eerste vier wagens, die ben ik zo kwijt.
Maar dat kan niet, die wouden nog niet.
_ [A] Het wordt net mieren, ze blijven maar komen.
_ Ik schakel terug, _ _ godverdomme.
[D] _ _ _
Aan de kant, _ _ _ _ _ aan de kant.
_ _ Laat [F] ze maar [D] komen, het gaat op de plank.
[G] Ik draf [F] hem door de [D] bodem heen.
_ _ Laat ze [F] maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C] _ _ _
_ Ik neem mijn [A] wagens mee. _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ [Dm] _ _ _ [D] _
_ _ [B] _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ [D] _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ Nu kom ik pas, zeg hoe dat gaat.
M'n grote geluk is, ik ben nooit bang.
De ophalbrug geeft net ophoor.
Ze ziet me vliegen [Am] als een pannetubo.
[G] Ik ga wel hoog, maar niet zo vies.
Donder me in de wagen, op de top in het [A] ries.
Ik klim op de bal, met een stuur in de hand.
Lachend zwaai ik naar de, [D] aan de kant, _ _ _ aan de kant. _ _ _
_ Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[C] _ _ _
Ik neem mijn [A] wagens mee.
_ Hanna,
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ [D] _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ [A] _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ [Dm] ik neem je [D] gegenomlaag, maar ik laat me niet kennen.
Ze haalt me niet in, we plegen te weg rennen.
[A] O meneer Jovink, het is goed uit ons heen.
Heb je misschien een strik akwarium?
[D] _ _ _ _ Natuurlijk.
_ _ _ _ _ _ _
Laat [F] ze maar komen, [D] het gaat op de plank.
[G] Ik draf hem door de [D] bodem heen.
_ _ [G] [F] Laat ze maar komen, [D] het gaat op de [C] plank.
Ik neem mijn wagens,