Chords for Alex Roeka - Maar ik viel (Live in De Avondetappe)
Tempo:
76.9 bpm
Chords used:
Ab
Eb
Db
Bb
F
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
Toen ik vanmorgen [F] wakker werd, [Ab] voelde ik het al meteen.
[Eb] Vandaag [Ab] wordt het mijn dag.
Wie er [Db] ook op kop zou rijden, [Ab] ik, ik ging er [Db] overheen.
[Ab] [Eb] Zonder genade of [Ab] ontzag.
[Bb] Ik zou ze modder laten [Eb] vreten uit mijn hand.
[Bb] Tot ze schelen spooken, [Eb] zouden grijn ze langs de kant.
[Bb] Ik zou ze kreunend [Eb] horen sterven aan mijn wiel.
Ik [Ab] zou de beste zijn, [Eb] de winnaar.
[Ab] Maar ik viel.
De hele winter [Db] lang, heb ik [Ab] getraind voor deze [Db] dag.
[Ab] [Eb] Een monnik [Ab] in zijn kluis.
[Eb] [Ab] Mijn [Db] vrouw eens begeert [Ab] om haar tintelende lach.
[Ab] [Eb]
Verschrompeld [Ab] tot een muis.
Ik [Bb] zou mijn vuisten ballen [Eb] bij het naderen van de meet.
[Bb] Een niet te stille honger [Eb] in mijn uitgelaten kreet.
[Bb] Ik zou de vreude voelen [Eb] in de barsten van mijn ziel.
De [Ab] vergelding, de [Eb] verlossing.
[Ab] Maar ik viel.
Het was een meisje [Db] van de bank, dat [Ab] kwam praten over [Db] geld.
[Ab]
[Eb] Mijn vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
[Eb] [Ab]
Ik heb [Eb] het haar wel duizend [Ab] keer.
Doe ik even opnieuw.
Het was een [Db] meisje van de bank, [Ab] dat kwam praten [Db] over geld.
[Ab] Mijn [Eb] vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
[Eb] [Ab] Ik heb het [Db] haar uiteindelijk [Ab] dan maar gewoon [Db] verteld.
Je [Ab] hebt wel spijt, [Eb] maar eigenlijk [Ab] ook niet.
Ik [Bb] had haar de bloemen willen [Eb] geven als triomf.
[Bb] De champagne willen spuiten [Eb] in haar dronken mond.
[Bb] De schamele vergoeding [Eb] van een dromende slemiel.
[Ab] We hadden [Eb] kunnen winnen, [Ab] maar ik viel.
[Eb] Vandaag [Ab] wordt het mijn dag.
Wie er [Db] ook op kop zou rijden, [Ab] ik, ik ging er [Db] overheen.
[Ab] [Eb] Zonder genade of [Ab] ontzag.
[Bb] Ik zou ze modder laten [Eb] vreten uit mijn hand.
[Bb] Tot ze schelen spooken, [Eb] zouden grijn ze langs de kant.
[Bb] Ik zou ze kreunend [Eb] horen sterven aan mijn wiel.
Ik [Ab] zou de beste zijn, [Eb] de winnaar.
[Ab] Maar ik viel.
De hele winter [Db] lang, heb ik [Ab] getraind voor deze [Db] dag.
[Ab] [Eb] Een monnik [Ab] in zijn kluis.
[Eb] [Ab] Mijn [Db] vrouw eens begeert [Ab] om haar tintelende lach.
[Ab] [Eb]
Verschrompeld [Ab] tot een muis.
Ik [Bb] zou mijn vuisten ballen [Eb] bij het naderen van de meet.
[Bb] Een niet te stille honger [Eb] in mijn uitgelaten kreet.
[Bb] Ik zou de vreude voelen [Eb] in de barsten van mijn ziel.
De [Ab] vergelding, de [Eb] verlossing.
[Ab] Maar ik viel.
Het was een meisje [Db] van de bank, dat [Ab] kwam praten over [Db] geld.
[Ab]
[Eb] Mijn vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
[Eb] [Ab]
Ik heb [Eb] het haar wel duizend [Ab] keer.
Doe ik even opnieuw.
Het was een [Db] meisje van de bank, [Ab] dat kwam praten [Db] over geld.
[Ab] Mijn [Eb] vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
[Eb] [Ab] Ik heb het [Db] haar uiteindelijk [Ab] dan maar gewoon [Db] verteld.
Je [Ab] hebt wel spijt, [Eb] maar eigenlijk [Ab] ook niet.
Ik [Bb] had haar de bloemen willen [Eb] geven als triomf.
[Bb] De champagne willen spuiten [Eb] in haar dronken mond.
[Bb] De schamele vergoeding [Eb] van een dromende slemiel.
[Ab] We hadden [Eb] kunnen winnen, [Ab] maar ik viel.
Key:
Ab
Eb
Db
Bb
F
Ab
Eb
Db
_ _ _ Toen ik vanmorgen [F] wakker werd, [Ab] voelde ik het al meteen.
_ _ [Eb] Vandaag [Ab] wordt het mijn dag.
_ _ Wie er [Db] ook op kop zou rijden, [Ab] ik, ik ging er [Db] overheen.
_ [Ab] _ [Eb] Zonder genade of [Ab] ontzag.
_ _ _ [Bb] Ik zou ze modder laten [Eb] vreten uit mijn hand.
[Bb] Tot ze schelen spooken, [Eb] zouden grijn ze langs de kant.
[Bb] Ik zou ze kreunend [Eb] horen sterven aan mijn wiel.
Ik [Ab] zou de beste zijn, [Eb] de winnaar. _
[Ab] Maar ik viel.
_ _ _ De hele winter [Db] lang, heb ik [Ab] getraind voor deze [Db] dag.
_ [Ab] _ [Eb] Een monnik [Ab] in zijn kluis.
_ [Eb] _ _ [Ab] Mijn [Db] vrouw eens begeert [Ab] om haar tintelende lach.
_ [Ab] _ _ [Eb]
Verschrompeld [Ab] tot een muis.
Ik _ [Bb] _ zou mijn vuisten ballen [Eb] bij het naderen van de meet.
[Bb] Een niet te stille honger [Eb] in mijn uitgelaten kreet.
_ [Bb] Ik zou de vreude voelen [Eb] in de barsten van mijn ziel.
De [Ab] vergelding, de [Eb] verlossing.
_ _ [Ab] Maar ik viel. _ _ _
Het was een meisje [Db] van de bank, dat [Ab] kwam praten over [Db] geld.
_ [Ab] _
[Eb] Mijn vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
_ [Eb] _ _ [Ab]
Ik heb [Eb] het haar wel duizend [Ab] keer. _ _ _
Doe ik even opnieuw.
_ _ Het was een [Db] meisje van de bank, [Ab] dat kwam praten [Db] over geld.
_ [Ab] Mijn [Eb] vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
_ [Eb] _ _ [Ab] Ik heb het [Db] haar uiteindelijk [Ab] dan maar gewoon [Db] verteld.
Je [Ab] hebt wel spijt, [Eb] maar eigenlijk [Ab] ook niet.
Ik _ _ [Bb] had haar de bloemen willen [Eb] geven als triomf.
_ [Bb] De champagne willen spuiten [Eb] in haar dronken mond.
[Bb] De schamele vergoeding [Eb] van een dromende slemiel.
[Ab] We hadden [Eb] kunnen winnen, _ _ [Ab] maar ik viel. _ _ _ _ _ _
_ _ [Eb] Vandaag [Ab] wordt het mijn dag.
_ _ Wie er [Db] ook op kop zou rijden, [Ab] ik, ik ging er [Db] overheen.
_ [Ab] _ [Eb] Zonder genade of [Ab] ontzag.
_ _ _ [Bb] Ik zou ze modder laten [Eb] vreten uit mijn hand.
[Bb] Tot ze schelen spooken, [Eb] zouden grijn ze langs de kant.
[Bb] Ik zou ze kreunend [Eb] horen sterven aan mijn wiel.
Ik [Ab] zou de beste zijn, [Eb] de winnaar. _
[Ab] Maar ik viel.
_ _ _ De hele winter [Db] lang, heb ik [Ab] getraind voor deze [Db] dag.
_ [Ab] _ [Eb] Een monnik [Ab] in zijn kluis.
_ [Eb] _ _ [Ab] Mijn [Db] vrouw eens begeert [Ab] om haar tintelende lach.
_ [Ab] _ _ [Eb]
Verschrompeld [Ab] tot een muis.
Ik _ [Bb] _ zou mijn vuisten ballen [Eb] bij het naderen van de meet.
[Bb] Een niet te stille honger [Eb] in mijn uitgelaten kreet.
_ [Bb] Ik zou de vreude voelen [Eb] in de barsten van mijn ziel.
De [Ab] vergelding, de [Eb] verlossing.
_ _ [Ab] Maar ik viel. _ _ _
Het was een meisje [Db] van de bank, dat [Ab] kwam praten over [Db] geld.
_ [Ab] _
[Eb] Mijn vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
_ [Eb] _ _ [Ab]
Ik heb [Eb] het haar wel duizend [Ab] keer. _ _ _
Doe ik even opnieuw.
_ _ Het was een [Db] meisje van de bank, [Ab] dat kwam praten [Db] over geld.
_ [Ab] Mijn [Eb] vrouw was naar haar [Ab] zuster riet.
_ [Eb] _ _ [Ab] Ik heb het [Db] haar uiteindelijk [Ab] dan maar gewoon [Db] verteld.
Je [Ab] hebt wel spijt, [Eb] maar eigenlijk [Ab] ook niet.
Ik _ _ [Bb] had haar de bloemen willen [Eb] geven als triomf.
_ [Bb] De champagne willen spuiten [Eb] in haar dronken mond.
[Bb] De schamele vergoeding [Eb] van een dromende slemiel.
[Ab] We hadden [Eb] kunnen winnen, _ _ [Ab] maar ik viel. _ _ _ _ _ _