Chords for Adam Tas - Skilpadtepel
Tempo:
130.1 bpm
Chords used:
A
E
D
F#m
Tuning:Standard Tuning (EADGBE)Capo:+0fret
Start Jamming...
[F#m] [E] [D]
[A]
[E] [D]
[A]
Hij was die baas van een [F#m] dorperplaats met de naam van Scopa [E]
Thepel.
[A] Maar die reen bleef weg, zijn skapel vrek, [F#m] hij vat zijn vrouw [E] naar ander plek.
[A] Hij was die baas van een verlaten plaats [F#m] met de naam van Scopa [E] Thepel.
[A] En die harkie van die boosman laag, [F#m] maar die zon [E] gegrustig in de halen brand.
[A] Hij buk ver reen, [D] maar God [A] omzien in de [E] jaar.
[A] En hij buk ver de heren, maar die hemel in zijn dorpers gemaakt.
En met gebuigde knie [D] voor het droe kruk [E] gaan staan.
[A] Oeh, en hij racht, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [A] zij gaan naar Kiesbrook.
Ja, en hij laag, waar het reen weer op Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
Daar op Scopa [A] Thepel, [E] [D]
[A]
[E] [D]
[A]
hij drinkt zijn ool of berg, noem het rechte kook.
[F#m] Hij breidt zijn schaap [E] op doeren hoog, [A] zijn veldloopgeil van het wielenlaan.
Van onder op zijn plaats staat een [E] boer vol daan.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D]
reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
Daar op [A] Scopa Thepel.
[E] [D] [A]
[E]
[D] [A]
[A]
[E] [D]
[A]
Hij was die baas van een [F#m] dorperplaats met de naam van Scopa [E]
Thepel.
[A] Maar die reen bleef weg, zijn skapel vrek, [F#m] hij vat zijn vrouw [E] naar ander plek.
[A] Hij was die baas van een verlaten plaats [F#m] met de naam van Scopa [E] Thepel.
[A] En die harkie van die boosman laag, [F#m] maar die zon [E] gegrustig in de halen brand.
[A] Hij buk ver reen, [D] maar God [A] omzien in de [E] jaar.
[A] En hij buk ver de heren, maar die hemel in zijn dorpers gemaakt.
En met gebuigde knie [D] voor het droe kruk [E] gaan staan.
[A] Oeh, en hij racht, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [A] zij gaan naar Kiesbrook.
Ja, en hij laag, waar het reen weer op Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
Daar op Scopa [A] Thepel, [E] [D]
[A]
[E] [D]
[A]
hij drinkt zijn ool of berg, noem het rechte kook.
[F#m] Hij breidt zijn schaap [E] op doeren hoog, [A] zijn veldloopgeil van het wielenlaan.
Van onder op zijn plaats staat een [E] boer vol daan.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
[A] Ja, en hij laag, waar het [D]
reen weer op [A] Scopa Thepel.
[E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar Kiesbrook.
Daar op [A] Scopa Thepel.
[E] [D] [A]
[E]
[D] [A]
Key:
A
E
D
F#m
A
E
D
F#m
[F#m] _ [E] _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ [E] _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ Hij was die baas van een _ _ [F#m] dorperplaats met de naam van Scopa [E] _
Thepel.
[A] Maar die reen bleef weg, zijn skapel vrek, [F#m] hij vat zijn vrouw [E] naar ander plek.
[A] Hij was die baas van een verlaten plaats [F#m] met de naam van Scopa [E] Thepel.
_ [A] En die harkie van die boosman laag, [F#m] maar die zon _ [E] gegrustig in de halen brand.
[A] Hij buk ver reen, [D] maar God [A] omzien in de [E] jaar. _ _ _
_ [A] En hij buk ver de heren, maar die hemel in zijn dorpers gemaakt. _ _ _ _
En met gebuigde knie [D] voor het droe kruk [E] gaan staan. _ _ _ _
_ [A] Oeh, en hij racht, _ waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel. _ _ _ _
_ [E] En zij koeren kom, [A] zij gaan naar _ Kiesbrook.
_ _ Ja, en hij laag, waar het reen weer op Scopa Thepel.
_ _ _ _ _ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _
_ _ _ Daar op Scopa [A] Thepel, [E] _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ [E] _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
hij drinkt zijn ool of berg, noem het rechte kook.
[F#m] Hij breidt zijn schaap [E] op doeren hoog, [A] zijn _ veldloopgeil van het wielenlaan.
Van onder op zijn plaats staat een [E] boer vol _ daan.
_ [A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
_ _ _ _ _ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _
_ [A] Ja, en hij laag, _ waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel. _ _ _
_ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook.
_ _ [A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
_ _ _ _ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _
_ [A] Ja, en hij laag, waar het [D]
reen weer op [A] Scopa Thepel. _ _ _
_ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _ _ _
Daar op [A] Scopa Thepel.
_ _ [E] _ _ _ _ [D] _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ [D] _ _ _ _ [A] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ [E] _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ _ Hij was die baas van een _ _ [F#m] dorperplaats met de naam van Scopa [E] _
Thepel.
[A] Maar die reen bleef weg, zijn skapel vrek, [F#m] hij vat zijn vrouw [E] naar ander plek.
[A] Hij was die baas van een verlaten plaats [F#m] met de naam van Scopa [E] Thepel.
_ [A] En die harkie van die boosman laag, [F#m] maar die zon _ [E] gegrustig in de halen brand.
[A] Hij buk ver reen, [D] maar God [A] omzien in de [E] jaar. _ _ _
_ [A] En hij buk ver de heren, maar die hemel in zijn dorpers gemaakt. _ _ _ _
En met gebuigde knie [D] voor het droe kruk [E] gaan staan. _ _ _ _
_ [A] Oeh, en hij racht, _ waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel. _ _ _ _
_ [E] En zij koeren kom, [A] zij gaan naar _ Kiesbrook.
_ _ Ja, en hij laag, waar het reen weer op Scopa Thepel.
_ _ _ _ _ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _
_ _ _ Daar op Scopa [A] Thepel, [E] _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
_ [E] _ _ _ _ _ [D] _ _
_ _ [A] _ _ _ _ _ _
hij drinkt zijn ool of berg, noem het rechte kook.
[F#m] Hij breidt zijn schaap [E] op doeren hoog, [A] zijn _ veldloopgeil van het wielenlaan.
Van onder op zijn plaats staat een [E] boer vol _ daan.
_ [A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
_ _ _ _ _ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _
_ [A] Ja, en hij laag, _ waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel. _ _ _
_ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook.
_ _ [A] Ja, en hij laag, waar het [D] reen weer op [A] Scopa Thepel.
_ _ _ _ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _
_ [A] Ja, en hij laag, waar het [D]
reen weer op [A] Scopa Thepel. _ _ _
_ [E] En zij koeren kom, [D] zij gaan naar _ Kiesbrook. _ _ _
Daar op [A] Scopa Thepel.
_ _ [E] _ _ _ _ [D] _ _ _ [A] _ _ _
_ _ _ _ _ _ [E] _ _
_ _ [D] _ _ _ _ [A] _ _
_ _ _ _ _ _ _ _
_ _ _ _ _ _ _ _